zo overheersend in zijn werk dat het onwaarschijnlijk zou zijn als hij die niet in zijn leven had ervaren, overeenkomst vertoont met het conflict dat door de geschiedenis heen kleurlingen en, in het algemeen, vervolgde bevolkingsgroepen tot een tragisch maskerspel heeft gedwongen, en dat in veel maatschappijen het leven van bijvoorbeeld homoseksuelen tot aan het punt van waanzin en zelfmoord heeft vernietigd. Alleen: Machado had zijn werk. En het is interessant te vermelden dat, naarmate hij, vanaf 1880, braver werd als burger, hij zijn stijl en zijn werk meer en meer ontdeed van ‘stropdas en bretels’ (Posthume herinneringen, hfdst. 9). Niet voor niets neemt het begrip ‘compensatie’ zo'n belangrijke plaats in in zijn werk. Dat werk gaf hem de gelegenheid om, trouw aan zijn inwendige ziel, de illussie onder het lancet te leggen.
In het voorwoord tot de Posthume herinneringen citeert Machado Stendhal, Sterne en Xavier de Maistre; in het voorwoord tot zijn eerste verhalenbundel van de ‘tweede fase’, Papéis avulsos (Losse bladen; 1882), citeert hij Diderot. Omdat hij de Romantiek ontgroeid was en het Realisme afwees, kon hij over zijn eigen eeuw heen teruggrijpen naar de achttiende eeuw, en nog vroegere. Heel duidelijk is dat in de Posthume herinneringen. De erfenis van het ‘conte philosophique’ van Diderot en enkele van diens tijdgenoten, is voelbaar in ‘De spiegel’, en in andere verhalen, die te lezen zijn als een soort van studie over, variatie op of illustratie van een thema, met filosofische of moralistische inslag.
Maar Machado kon wel teruggrijpen op vroeger eeuwen, hij wist waarschijnlijk niet dat hij, in een ander soort verhalen, bezig was vooruit te grijpen op de literatuur van de twintigste eeuw. Dat zijn de verhalen, gebaseerd op observatie van personen en gebeurtenissen uit het dagelijks leven, korte, anekdotische episoden, die hun diepgang ontlenen aan psychologische analyse. Vele hiervan (elke indeling is hachelijk) vormen, door hun thematische implicaties, een soort combinatie met de eerste soort.
Een verhaal als ‘Admiraalsnacht’, bijvoorbeeld, draait voor een belangrijk deel om het begrip tijd - een twintigste-eeuws thema als weinig andere, waarbij de naam van Proust al gauw valt als bijna verplichte referentie.
‘Pre-proustiaans’ noemen sommige critici de functie, in Machado's werk, van de herinnering, als prisma waardoor mensen en gebeurtenissen worden gezien, en als voertuig tot psychologische vorsing, haast op de wijze van een anamnese. Het grote verschil tussen beide schrijvers is dat Proust de verleden tijd reconstrueert door het terugroepen van gevoelens en gewaarwordingen, terwijl bij Machado de tijd vrijwel altijd onomkeerbaar is. Vandaar Brás Cubas' ‘verbetering’ van Pascal: de mens is een denkende drukfout. ‘Elke levensfase is een editie die de vorige verbetert’ (hfdst. 27). Na jaren ziet Brás Marcela met andere ogen dan die van 1822: dat waren ‘ogen van de eerste editie’ (hfdst. 38). En een liefdesbriefje van Virgília dat hem, na jaren, toevallig in handen valt, komt hem belachelijk voor en wekt zelfs zijn ergernis op (hfdst. 111).
Genoveva, in ‘Admiraalsnacht’, zweert de zeeman Deolindo eeuwige liefde, gaat in zijn afwezigheid met een ander samenwonen, en wanneer Deolindo terugkomt ontvangt ze hem met een ontwapenende argeloosheid. Beschuldigd van meineed, verdedigt ze zich niet, maar is ze alleen maar verbaasd: ‘Toen ik die eed zwoer, meende ik het. (...) Maar er kwamen andere dingen tussen...’ Kennelijk circuleerde hij nog in de eerste editie, terwijl zij intussen was herdrukt. Daarom was er voor haar geen sprake van ontrouw, maar van trouw aan opeenvolgende personen. Haar woorden echoën die van Brás Cubas (hfdst. 27): ‘Geloof mij dat ik even oprecht was toen als nu...’
Veel van Machado's verhalen kenmerken zich door een anticlimax, of door een verloop dat minder spectaculair is dan de lezer aanvankelijk had verwacht. In dit opzicht is ‘Admiraalsnacht’ een kwadratuur van de anticlimax. Wanneer we Genoveva's argeloosheid ontwapenend noemden, was dat geen beeldspraak: nadat Deolindo haar ontrouw heeft ontdekt, worden liefst drie gewelddadige oplossingen gesuggereerd: moord door het mes, moord door wurging, en zelfmoord. Daartegenover staat de hoop die hij koestert op een verzoening. Beide mogelijkhe-