Portfolio Frans van Steenhoven
Door Ad Zuiderent
Hij vertelt uitgebreid en amusant over zijn jeugdtrauma's, over zijn vrijage met de burgemeestersdochter van Concarneau toen de plotseling uitgebroken Burgeroorlog een vakantiereis naar Mallorca onmogelijk had gemaakt, over hele en half geslaagde kunstenaars; hij heeft uitgesproken meningen over het slechte overheidsbeleid en het belastingsysteem waardoor in Nederland niemand kunst koopt; maar vraag ik Frans van Steenhoven over het schilderen, dan reageert hij verward als de man met de baard wie gevraagd werd of hij met zijn baard boven of onder de dekens sliep.
Hij zegt: ‘Beweegredenen, die zijn misschien de moeite waard, bedoelingen niet,’ en: ‘Als ik het kon uitleggen, hoefde ik het niet te schilderen.’ Vervolgens laat hij, half gemeend, half spottend, het hele arsenaal van psychoanalytische begrippen op zijn werk los. Hij herinnert zich een uitspraak van een Duits abstract filmer uit de jaren tussen de wereldoorlogen: ‘Man soll sich dabei gar nichts denken,’ en wil die uitspraak ook wel op zijn eigen werk van toepassing laten zijn. Ik moet het maar uitzoeken. En omdat de aard van zijn werk het vrijwel onmogelijk maakt om er niets bij te denken, citeert hij met dubbelzinnige spot een bevriend schilder: ‘Jouw onderwerpen dringen zich zo op, dat niemand kan zien hoe goed of niet goed je schilderijen eigenlijk zijn.’
Ik denk dat dat mij erin aanspreekt: op het doek staan sterke bewegingen en tegenbewegingen, het schilderij zou abstract kunnen zijn, maar als een grootmoedig extra staat er ook nog een lucht, een landschap, een schoolklas, een familie. Het is natuurlijk onzin om te zeggen dat Van Steenhoven zijn familie abstraheert, want op schilderijen als Tegen het duin of In de tuin is elk van de geportretteerden door ingewijden te herkennen. Die schilderijen hebben de misleidende charme van het kiekje, In de tuin zelfs van het slecht gekaderde kiekje, waardoor de hele groep te ver naar rechts is komen te staan. Op de foto zou dit door toeval kunnen zijn ontstaan, op het schilderij is het door een gebogen tante een opzettelijk in de hoek gedrukte familie geworden. Hij zegt dat hij ook vaak voorstellingen schildert die uit een droom komen, zodat hij dan meestal niet weet wat het verhaal van die voorstelling is. Hij laat mij dan een acrylschilderij zien met een man voor een muur, die in zijn broekzak grijpt, alsof hij wat geld zoekt. Rechts, half achter de muur, staan twee naakte vrouwen, van wie de voorste een hand uitsteekt alsof zij geld verwacht. Links kijken wij op de rug van een vrouwenfiguur in een rode jas, met een rode hoed en lang haar. Haar hand houdt zij omlaag, en niet - zoals Frans van Steenhoven bij het schilderen even voor mogelijk hield - met een collectebus omhoog. Het schilderij heet Het een of het ander, een door de omstandigheden afgedwongen titel, ‘omdat ik die acryls altijd oprol, en daardoor van buiten niet kan zien wat erin zit. Zo moet ik ze wel een naam geven. Maar olieverfschilderijen heten de ene keer zus, de andere keer zo. Ik heb nu in Hoorn, op een tentoonstelling van West-friese landschappen, een schilderij hangen dat daar Vanaf viaduct i heet, want dat is een landschap dat ik zo gezien heb, vanaf de snelweg, in die beweging.
Maar ik heb het ook wel Vertigo genoemd. Titels, dat is uitleg, taal, leugens dus. Zoveel heb ik wel uit mijn jeugd overgehouden dat ik weet dat je in taal vooral kunt liegen, om de zaak kunt heendraaien, de zaak kunt verdraaien, noem maar op. En dat intrigeert mij enorm. Nu moet jij mij eens uitleggen... ik ben gefascineerd door dat kunnen draaien met taal, maar van gedichten ben ik bang. Terwijl gedichten misschien de beste plaats zijn om de waarheid te verhullen.’
Ik zeg dat het antwoord net zoveel dubbelzinnigheid zal bevatten als de vraag. Zo komen wij