| |
| |
| |
G.C. Higginson Acht gedichten
Waar het niet zozeer om ging
Het doodste leven bleef versteend bewaard:
botten, tanden, haar en schelpen,
zoek ze terug en hak ze uit -
verzin of denk, het blijft behelpen.
Herstel lukt nooit, richting is het sterven eigen.
Maak replica's uit was, boetseer mallen in het zand,
zet drukwerk op papier, al dat blijft zwijgen;
uitgeleefd is wat was in het verloren land.
Stook vuur uit as, schrijf letters op het water,
lees loze tekens in je levenloze aard.
Vergeet de tijd, er is geen later:
alleen het doodste leven blijft bewaard.
| |
Uur van de wolf
Terwijl Moira dut roep ik Aeschylus aan:
mijn liefs groen hof vangt zon en maan,
de vampieren zeeg'nen haar stad.
Wildschöne's wijnkelk, haar navelmerk
is bodemloos leeg voor mijn slapeloos oog
en de slagers worden geslacht.
Helena's hof staat open, ligt bloot
tussen flessen en uurwerk, smeult vuur van verlangen
maar de bevrijder is waanzinnig-
| |
| |
| |
Walküre
Mijn liefs mond slaapt halfgesloten.
Ik proef van kersen, spuug pitten in het gras.
De merel is na zessen uitgefloten
de witte wijn wacht in het vlakke glas.
Scheef heeft de luxaflex de hemel weggesloten.
Het omwoelde bed wacht zon, het goed moet in de was.
Een grauwe dag heeft deze schrikkelnacht besloten
en kauwen aangezet tot rauw gekras.
Gestadig sluipt de donkerrode naald
over 't bleek cadran naar 't uur van voort;
electrisch wordt de adem ingehaald.
Mijn liefs mond stamelt onverhoord
Völuspá's stafrijm, op berkenbast verhaald
in runenschrift gesteld met bloed van moord.
| |
Kreeftenheul
Blauwgroen leef ik, staar met gesteelde ogen,
verzet tien poten op de tast;
vreet aas, knip vis, knijp kromgebogen
wuif met kieuwen uit mijn schubbenkast.
Rauw lust je me niet, vriendin aan vaste wal:
ik schuifel in een hol, zet mij op stenen schrap
met pokken op mijn pantser en wiergroei overal.
Mijn staart steekt vol met vlees, mijn kop staat vol met drab.
Lakrood en dood, zo siert mijn lijf Uw maal:
't scharlaken pantser kroont welgesteld Uw schaal
maar drab blijft drab, al ging de kook erover.
't Is met mijn vlees alleen dat ik U betover:
hoofd en ingewand zien groen als een kanaal.
U doet ze weg? Geen nasmaak blijft dan over.
| |
| |
| |
Thijmgeur or Airco, That's the Question
Overzie de States, bezet met raten van beton
in hun veelstromenland van asfalt en van power.
Wees gegroet door sirenen, claxons, kasregisters.
Tel dan straten, uren, centen digitaal;
denk nu aan krullen, kussen, blozen
adem warmheid-kortom thijmgeur.
| |
Three Bridges Loop Trail
Het pad is smal, de bruggen zijn breed,
de beek loopt snel het bos door vol schaduw:
Bronwater tintelt, liefs lach klatert
specht hamert elders en nimfenarm wenkt:
Brillen op stenen en handen vol water;
billen beneden op parelmoer schouders -
Het brugdek strekt de rug tot schot.
Nimfelijn lief, wij sommeren het lot,
Bereden wordt ruiter, berijder tot paard -
paardsgewijs paren maakt vrolijk van aard -
De sparren zijn masten, de eiken zijn wieken.
Rechtaan wijst het pad, maar mijn benen ze maaien:
| |
| |
| |
Côte magnétique, Chartierville, Quebec
Arrêtez-vous. Welzeker Wildschöne,
mijn vaart verliezen, me stil te leggen.
Als uw beringde hand dat wil -
Débrayez. Versnellingsloos
en ongeremd op Uw smalle baan,
grootoog koolrand, en gespitste
minzucht doet Uw schaap wel staan.
Observez... Madame, ge trekt me aan,
zij kleedt mij uit, Uw derde persoon.
Een natuurwonder voltrekt zich metterdaad:
op Uw magneet richt zich de naald van mijn kompas.
| |
Vliegschema kolibri
Een draai bijlangs de kamperfoelie: ziedaar X.
Kommerloos ongekleed, goedgemutst bloot,
op kleine voet uit ranke pols onder krullebol haar
met lokken aan de slapen (kaap tante schat)
Verken een tevreden mond met parade van ivoor;
grote heel grote ogen van bruin, opgelet!
strange loop; je ziet ze omdat jij ze ziet; ga voort
côte des côtes, twee welige borsten, voel de warmte
en bereis die pralende buik, vaut le détour. Mars
geen vrilles! vind dat merkje op de nek,
de windroos van de X kaart, het kittig teken.
Daal in langs de sporing van ruggevoren
en land in Midgaard, het godinnedal
aan de tweesprong. Uitzicht links en
uitzicht rechts: twee gespiegelde benen,
bollenkamp ertussen. Proef hier honing.
|
|