Peter Coret De vlucht
Inleiding
Heeft de sonnettenreeks de vlucht door Peter Coret een inleiding nodig? Zijn deze verzen niet rechtstreeks toegankelijk - haast te eenvoudig - omdat ze bij eerste lezing lijken aan te leunen tegen het light verse (een genre dat Drs. P tot volle ontwikkeling heeft gebracht) en anderzijds, tengevolge van hun simpele en zuivere woordkeuze, geheel doorzichtig zijn (alsof Lucebert en de experimentele beweging voorheen nooit hun stempel op de Nederlandse poëzie hadden gezet)?
Misschien, maar dan heeft de lezer veel gemist, want pas na menige herlezing verraden zich de dubbele bodems en wordt de geladenheid voelbaar. Daar zijn - als bij Nijhoff en Achterberg - de verwijzingen naar Christelijke symbolen. De douairière staat voor de Moeder, de verteller is uit op de Zoon. Geblaf van hanen en het kraaien van een hond kan verklaard worden met het oerbegrip ‘verkeerde wereld’. Wanneer de vissen vliegen en de vogels onder water zwemmen, is groot onheil op komst en zal de wereld vergaan. De mond wordt tot acherontisch schuim, een beeld dat in andere bewoordingen wordt teruggevonden in een van de grafsonnetten van Mallarmé. De aanbedene vertoont zich naakt, ontstegen zojuist aan het lustrale nat, een reinigingsritueel dat hoort vooraf te gaan aan de geslachtelijke ontmoeting. Maar de aanblik van de aanbedene is onverdraaglijk, want schoonheid is niets anders voor de stervelingen dan het begin van verschrikking (Rilke). De ik-figuur zoekt bescherming bij de Moeder, en de confrontatie met Hem, die alle dingen nieuw maakt, wordt uitgesteld. Het alsnog aantreden van de Zoon blijkt de vervulling van een droomverlangen op de grens van waken en slapen. De verteller heeft intussen zijn toevlucht gezocht in een oude schuur. De reminiscenties aan het Nieuwe Testament nemen in aantal toe. De verloren schapevacht wijst in de richting van het Lam Gods. Gezinspeeld wordt op de dood in een beroemd vers van Herman Gorter, waarin een mens komt aangetreden die voorbij is aan liefde en lust en de dood zal zoeken in het water. De stoet van bonte beelden welke voorbijtrekt, houdt opnieuw een hoofse herinnering in aan Nijhoff, met Achterberg de grootmeester van het hedendaagse sonnet. Gezocht werd de verlossing, in de droom werd zij gevonden. Nu herneemt het aardse leven zijn rechten en de illusies slaan op de
vlucht...
Blasfemie? Toch niet! Sinds Gerard Reve zijn talloze brieven heeft uitgegeven, weten wij hoezeer religieuze gevoelens zich kunnen openbaren in een rijkdom aan seksuele beelden.
Johan Polak