Maatstaf. Jaargang 31
(1983)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 12]Jeannette E. Koch Louis Couperus' koningsromans in Frankrijk en Italië‘Majestueux et calme, amenant avec lui un jour nouveau, le soleil se levait sur la mer immense, grande coupe d'azur, resserrée entre les montagnes s'estompant peu à peu dans la brume.’Ga naar eind1. Zo begint de Proloog van Paix Universelle, de Franse vertaling van Wereldvrede, dat samen met de andere koningsroman Majesteit nog altijd Couperus' meest vertaalde boek isGa naar eind2.. De Franse uitgaven van deze romans zijn van de hand van L.B., achter welke initialen zich Louis Bresson verschuilt, Waals predikant in RotterdamGa naar eind3.. Over deze vertalingen, en met name over de kwaliteit ervan, is nooit veel gezegd. Van Booven beoordeelt ze ondanks enkele bedenkingen niet onvriendelijk: ‘L.B. (...) heeft zich in het algemeen met zorgvuldigheid van zijn taak gekweten. Hier en daar zijn zwakheden. De vertaling is dan slechts een benadering. (...) De vertaling van Wereldvrede ook getuigt wel van begrip en goed verstaan, maar soms is de Fransche overzetting te wijdlopig en niet direct genoeg.’Ga naar eind4. Zijn opmerking ‘Dikwijls moeten Couperus' lange zinnen in het Fransch uit elkander genomen worden’Ga naar eind5. toont begrip voor de problemen waarvoor een vertaler van dit proza van CouperusGa naar eind6. zich geplaatst kan zien. De schrijver zelf moet echter van L.B.'s werk niet veel hebben. We lezen dit in een terugblik op latere leeftijd: ‘Ik herinner me dat Plon en Nourrit te Parijs Majesté en La Paix Universelle in zeer slechte vertaling uitgaven’Ga naar eind7.. Maar zijn oordeel over Paix Universelle wordt al duidelijk uit een klacht die hij ruim een jaar na het verschijnen ervan geuit heeft tegen zijn Italiaanse collega VergaGa naar eind8., en deze deelde kennelijk Couperus' mening: ‘(...) quel traduttore francese non deve aver capito nulla del testo, e certo non lo fa capire agli altri. Se ne lagnava lo stesso autore.’Ga naar eind9. Geen jubeltonen dus. En inderdaad, enkele regels na de toch niet onbevredigende aanzet van Paix Universelle blijkt dat het Nederlands van L.B. te kort schiet, want hij slaat een wel opmerkelijke flater.Ga naar eind10.. In plaats van ‘tinnenrand’ (r. 9)Ga naar eind11. leest hij ‘tinnen rand’, voorziet een kasteel van tinnen bekleding en moet dan een akrobatische toer uithalen - die tinnen platen noemt hij ‘fonkelend’ in plaats van ‘kartelend’Ga naar eind12. - om hier (en in de volgende regel) binnen de onzin een nieuwe logica te scheppen. En wat te denken van L.B.'s vertaling als hij een romantische ‘zwerm van goudgeel onkruid’ (r. 11) platweg omzet in ‘plantes rouges’? Daarnaast zijn er niet zelden typische vertaaldelikten te konstateren, zoals verduidelijkingen en stilistische verbeteringen van passages van het oorspronkelijke werk. In een sintagma als ‘eene oneindigheid van horizonnen van zilveren zee en zilveren lucht’ (r. 6) voegt de vertaler, die naar het schijnt behoefte voelde om Couperus' beelden exakter weer te geven, maar liefst drie plaatsbepalingen in: ‘là bas’, ‘au loin’, ‘entre’, en om de herhaling van het adjektief ‘zilver’ te vermijden voelt hij zich tot een omschrijving gedwongen. In plaats van iets als ‘une infinité d'horizons de mers (argentées) et de lueurs argentées’ vinden wij dan: ‘une infinité d'horizons, là bas, au loin, entre le ciel argenté et la mer reflétant la couleur du ciel.’ Ook laat L.B. wel eens in dit eerste gedeelte van de Proloog een sintagma onvertaald: ‘de forsch gespierde en kantige realiteit’, ‘in den droom van den dag’ (r. 10)Ga naar eind13., ‘de valleiachtige hellingen’ | |
[pagina 2]
| |
(r. 12), of ook wel een deel daarvan: ‘rondere’ (r. 3), ‘eene wulpschheid van’ (r. 11) (maar daarover kan men wellicht van geval tot geval verschillend oordelen). Als Couperus al over zijn toeren was toen een zetter met ‘arrogante eigendunkelijkheid en brutaliteit’ door een heel boek de salon veranderde in het salonGa naar eind14., zal hij ook geen al te grote vrijheden in de vertaling van zijn teksten hebben verdragen; dergelijke fouten, slordigheden en soms nodeloze uitweidingen en verkortingen zullen zijn mening over Majesté en Paix Universelle wel bepaald hebben. Dat juist deze vertalingen zouden moeten dienen als basis voor de Italiaanse uitgaven van de koningsromans kon dan voor Couperus toch nauwelijks een garantie heten. Uitte hij geen bezwaren, verzette hij zich niet ‘tegen het vertalen van een vertaling’ omdat het resultaat daarvan ‘natuurlijk niet zoo goed kan worden als eene direct uit het oorspronkelijke’Ga naar eind15.? Dit is tenminste nog in 1896 zijn mening, als hij en zijn vrouw het voorstel van Veen om een Noorse roman via het Duits te vertalen afwijzenGa naar eind16., een kriterium dat voor Couperus dan toch ook wel geldig kan zijn geweest ten aanzien van vertalingen van zijn eigen werk. Als wij echter een ogenblik stilstaan bij de relatie van Couperus tot het verschijnsel tussenvertaling, dan zien wij dat hij het al gauw - nog geen jaar later - minder nauw neemt: hij zal Veen dan zelf vragen om voor diens fonds Gontscharow via het Duits en, weer later, om Meresjkowski via het Frans te mogen vertalenGa naar eind17.. Natuurlijk waren er destijds in Nederland nog altijd gemakkelijker vertalers uit het Noors dan uit het Russisch te vinden - en misschien zag hij, letterlijk, meer brood in Gontscharow en Meresjkowski dan in de Noorse auteur -, maar misschien deed zich bij Couperus toch ook een verschuiving van standpunt voor, namelijk van een strikt artistiek principe naar een meer realistische houding, en deze veranderde houding zal wellicht ook tussenvertalingen van zijn eigen werk gegolden hebben. Werd immers één van zijn buitenlandse uitgaven de basis van een editie in een anders minder toegankelijk taalgebied, dan kwam dit uiteraard de internationale bekendheid ten goede, wat weer tot andere vertalingen kon leiden en onverwacht financieel voordeel brengen. Wie zou zich hiervoor, zolang het de spuigaten niet uitliep, louter om de luxe van een artistiek principe a priori afsluiten? Couperus leefde immers van de pen. Couperus kan realistischer (opportunistischer) zijn geworden naarmate hij meer thuisraakte in de materie van vertalingen van zijn werk. Hij had in Nederland geen tijdgenoten die anders dan incidenteel werden vertaald, vooral niet in de jaren '90Ga naar eind18.. Hij zou zelf, soms samen met Veen, op basis van eigen ervaringen zijn houding bij de verschillende onderhandelingen moeten bepalen, de literaire konjunktuur in zo'n land leren peilen, inzien of de vraag naar zijn werk een reële appreciatie tot achtergrond had (Engeland, Duitsland) of eerder als modeverschijnsel te klassificeren was met alle tijdelijkheid van dien (Frankrijk, zie hieronder). Dit laatste is hem niet altijd gelukt. Een probleem was dat Nederland, zolang andere vaderlandse auteurs geen hoge ogen gooiden in het buitenland, geen belang had om zich aan te sluiten bij de Berner Conventie die het auteursrecht internationaal regeldeGa naar eind19.. Couperus was hierdoor afhankelijk van gentlemen's agreements, waarbij in het beste geval de vertaler zijn royalties met hem deelde. Wat Couperus nu tot een realistischer houding kan hebben geïnspireerd zal de omstandigheid zijn geweest dat het niet altijd gentlemen waren die zijn pad kruisten: soms ontving hij niets voor een vertaling, werd hem ook niet om de autorisatie ervan gevraagd, werd hij onverwacht met het bestaan van zo'n buitenlandse editie gekonfronteerd. Het valt ons op dat Couperus het in zo'n geval toch belangrijk vond om, hoe dan ook, vertaald te worden en naast redenen van roem en literaire carrière mogen wij ook wijzen op het tegenwicht dat vertalingen hem boden tegenover de moralistische kritieken van zijn landgenoten, ze sterkten zijn zelfrespectGa naar eind20.. Dit behoeft ook daarom nadruk omdat wel gesteld is dat het Couperus niet om ‘de eer’ maar uitsluitend om het slijk der aarde ging, dat hij daarom een Noorse vertaling van | |
[pagina 3]
| |
één van zijn werken, die hem niets opbracht, zou hebben afgewezenGa naar eind21.. In werkelijkheid meen ik dat het in dit geval ging om een Noorse vertaling van Majesteit waarmee Couperus - hierop door Veen opmerkzaam gemaakt - bij verrassing gekonfronteerd werd en waarbij, ondanks onlustgevoelens over een gemiste financiële kans, de eer toch de doorslag lijkt te geven: ‘(...) Het is heel aardig (...) Maar geeft het eenig geldelijk voordeel? Zeker niet. Dan moeten we ons maar troosten met den roem! En dat zoû wel gaan, als de tijden maar wat beter waren, maar die zijn vrij beroerd tegenwoordig.’Ga naar eind22. Wat de financiën betreft heeft Couperus dus - uitzonderingen daargelaten - de realistische koers gevaren van de haalbare kaart. En de omstandigheden gaven hem wel gelijk. Zou bijvoorbeeld, om op de Milanese uitgaven van de koningsromans terug te komen, Wereldvrede ooit in het Italiaans vertaald zijn (en Couperus honderd lire hebben opgebrachtGa naar eind23.), als hij zich niet te voren had neergelegd
Giovanni Verga
bij een niet-gehonoreerde Italiaanse vertaling van Majesteit? Want met die editie - wéér een uitgave louter om de eer! - was het aldus verlopen: ‘(...) de Italiaansche uitgever wou geen geld geven, omdat De Amicis, wiens boeken bij hem uitkomen, ook zonder vergoeding in het Hollandsch vertaald wordt. Ik heb dus maar toegegeven: qu'y faire?’Ga naar eind24..Ga naar eind25.. Juist in een geval als dit, waarbij hij tòch niets voor Maestà ontving, had Couperus zijn toestemming voor de Italiaanse editie gemakkelijk kunnen onthouden op grond van zijn bezwaren tegen de kwaliteit van de Franse versie, maar hij stelde het uiteindelijk nog een trapje hoger om weer een nieuw land met zijn koninklijke hoogheden te veroveren... en dan nog wel zijn geliefde Italië. Zo zal ook de Italiaanse vertaling van Paix Universelle hem hoe dan ook welkom zijn geweestGa naar eind26.. Wel heeft hij zijn mening over de Franse versie niet onder stoelen of banken gestoken. WeComtessa Dina Castellazzi di Sordevolo
| |
[pagina 4]
| |
lazen het reeds in voornoemde brief van Verga die als tussenpersoon voor de vertaalster optreedt; en dan legt hij het hoofd maar in de schoot en wacht af wat het worden zalGa naar eind27.. Achteraf zal het resultaat ervan hem nog meevallen ook. Als hij enkele maanden later, voor de formele autorisatie, het manuscript van Pace Universale onder ogen krijgt, schrijft hij Veen: ‘Ik heb u verteld van mijn Italiaansche gravin: contessa di SordevoleGa naar eind28., die vertaalt (onder toezicht van Verga) Wereldvrede in het Italiaansch, maar... uit het Fransch. Het is toch nogal goed geworden’Ga naar eind29.. Hij stelt de Italiaanse gravin dan nog wel voor - naar wij mogen aannemen om de ergste problemen, type ‘tinnen rand’, op te lossen - om Weltfrieden naast de Franse tekst te leggen. Met een ‘Quanto all'aiutarti della traduzione tedesca, potrai dire che non conosci la lingua’Ga naar eind30. suggereert Verga het antwoord dat zij hierop moet geven, met die wat betuttelende toon die hij nogal eens tegenover de twintig jaar jongere vertaalster aanneemt. Deze contessa, Dina Castellazzi di SordevoloGa naar eind31. die ik hier gemakshalve maar Dina noemen zal, heeft met de Siciliaanse schrijver tot zijn dood een hechte relatie onderhouden, waarin, gezien de afstand die hen scheidt - Verga woont in Catania, Dina achtereenvolgens in Milaan, in Florence en in Rome -, het epistolaire aspekt van groot belang is geweest. De van Verga bewaard gebleven brievenGa naar eind32. gunnen ons een blik in het leven van beiden over een periode van dertig jaar (1893-1922) en van Verga kunnen wij zo onder meer volgen hoe hij aan het begin van deze eeuw doet wat hij kan om Dina, die het financieel niet zo breed heeftGa naar eind33., aan vertalingen te helpen. Wereldvrede is de eerste van deze reeks. Hoe komt het dat de keus juist op Couperus, juist op Wereldvrede gevallen is? Een duidelijk antwoord geven Verga's brieven hier niet op, maar ze maken het ons wel mogelijk om de zaak vanaf het begin te volgen. Zo komen wij bijvoorbeeld te weten dat Verga, een week of vijf voor hij, in september 1900, aan Couperus zijn verzoek richt om autorisatie van de roman, zich te Pallanza bevindt aan het Lago Maggiore in de Villa van zijn uitgever TrevesGa naar eind34., waar hij evenals enkele andere uitverkoren schrijvers perioden van vrijwel onbeperkte gastvrijheid kon genietenGa naar eind35.. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om een goed woordje te doen voor Dina om haar voor de uitgeverij wat literair vertaalwerk uit het Frans te bezorgenGa naar eind36.. Het boek Wereldvrede schijnt Verga zelf geopperd te hebbenGa naar eind37.. Het is mogelijk dat hij op Couperus kwam omdat hij deze in de jaren '90 al eens ontmoet had in Pallanza, waar Couperus ook wel heeft vertoefd, in elk geval in september of oktober van 1893Ga naar eind38.. Daarnaast zal het redelijk sukses van Maestà, dat in de loop van dat zelfde jaar 1900 bij Treves uitkwam - sukses waartoe, zoals wij zullen zien, ook bijkomstige omstandigheden in Italië zullen hebben bijgedragen -, Verga op het idee van juist deze roman gebracht hebben. Kan het zijn dat Treves niet onwelwillend van dit voorstel kennis neemt (en een maand of twee later ook nog belangstellend informeert of er eigenlijk al antwoord is van de auteur van Paix UniverselleGa naar eind39.), maar dat hij misschien wel een afwachtende houding in deze zaak aanneemt vanwege Dina's gebrek aan ervaring op dit terrein? Hij heeft met Verga tenminste geen bindende afspraken gemaakt over de vertaling, want als Pace Universale haar voltooiing nadert blijkt Verga toch onzeker ten aanzien van zijn uitgever. En als bij Verga het vermoeden rijst dat Treves misschien niet zoveel voor de roman zal geven als hij hoopt, stelt hij Dina nog de vraag - en hij is te zeer heer om het breken van een overeenkomst zelfs maar in ovetweging te nemen - of hij soms een andere uitgever zal zoekenGa naar eind40.. Hij zal dit niet doen. Natuurlijk niet. Tenslotte is Casa Editrice Fratelli Treves, bloeiend ook in een periode dat de collega's ‘magere zaken’ doenGa naar eind41., een gerenommeerde uitgeverij met al het prestige van dien. De eerste die altijd publicatiemogelijkheden heeft geboden aan jong talent van eigen bodem, met dus de bekendste eigentijdse Italiaanse auteurs in haar fonds zoals G. d'Annunzio, E. De Amicis, L. Capuana, A. Negri, U. Ojetti en niet te vergeten Verga zelf, vrijwel vanaf het prille be- | |
[pagina 5]
| |
gin van zijn schrijversloopbaanGa naar eind42.. Dat Verga voor deze uitgever werkelijk een alternatief had willen zoeken ligt dus noch om persoonlijke, noch om zakelijke redenen voor de hand. Kan de uitgeverij zich door haar positie een zekere selektiviteit veroorloven, onder meer bij de keuze van haar medewerkersGa naar eind43., wat ons in de eerste plaats interesseert is, dat deze zich ook uitstrekt tot de serie romans van de ‘Biblioteca Amena’, waarin zowel reeds gevestigde auteurs uitkomen als ruime plaats wordt ingeruimd voor veelbelovende jongerenGa naar eind44., en waarin ook Couperus' koningsromans zouden verschijnen. In een van Verga's brieven in een toespeling op de vertaling Pace Universale lezen wij: ‘Treves non prenderebbe a cuore una traduzione se non di un libro famoso.’Ga naar eind45. Opnieuw worden wij zo gekonfronteerd met de vraag die wij ons stelden: waarom juist Couperus? ‘Famoso’...? Het brengt ons een opmerking van Anna Franchi in herinnering. In haar Voorwoord van Maestà stelt zij dat dit boek de schrijver roem heeft gebracht. ‘(...) Lo ha sollevato tra i più grandi’ zegt zij zelfsGa naar eind46.. Hoeveel overdrijving er volgens ons ook in zo'n konstatering mag schuilen, de vraag naar Couperus' bekendheid in Zuid-Europa dringt er zich toch eens te meer door op. Couperus' naam werd in Italië geïntroduceerd via Frankrijk, het land waarop de Italiaanse letterkundige wereld volgens de trend van die dagen haar blik had gerichtGa naar eind47.. Vandaar dat een uitgeverij als Treves een vestiging in Parijs hadGa naar eind48. (Emilio Treves had daar ook persoonlijke kontaktenGa naar eind49.) en dat een hoog percentage van de ‘Biblioteca Amena’ uit Franse schrijvers bestondGa naar eind50.. De destijds in Frankrijk heersende mode van het literair kosmopolitismeGa naar eind51. vinden wij in deze serie romans weerspiegeld in een keur van Engelse, Amerikaanse, Duitse, Russische schrijvers met daarnaast een enkele Pool, Deen of... NederlanderGa naar eind52.. Overbodig te zeggen dat een en ander Italië bereikte via een Franse vertaling. Hoe kon nu een Italiaan die de literatuur van zijn tijd volgde Couperus in Frankrijk, via uitgaven of kritieken, leren kennen? Aan het begin van de periode van het literair kosmopolitisme was dit nog niet mogelijk: in de tweede helft van de jaren '80 (toen Couperus overigens zelf nog maar aan het begin van zijn schrijversloopbaan stond) werd alle aandacht geabsorbeerd door de Russische letterkunde, en dan voornamelijk door werken van Tolstoj, Dostojewski en de in Parijs wonende Toergenjev. Maar in de jaren '90, als de daarop volgende rage voor Scandinavische literatuur wat over haar hoogtepunt heen begint te raken, blijkt er opeens ruimte voor de exotische smaak van onbekende literaturen als, onder meer, de Nederlandse. Van onze landgenoten is het vooral Couperus die hierbij op de voorgrond treedt. Dit niet in het minst dank zij de oprechte waardering voor zijn werk die hem te beurt valt van de zijde van een der sleutelfiguren van deze kosmopolitistische stroming in Frankrijk, de publicist - en Couperus' vriend - Teodor de WyzewaGa naar eind53.. Inderdaad komen wij vanaf 1894 werk van Couperus tegen in verschillende Franse tijdschriften. De vertalingen overlappen elkaar enigszins: er zijn er twee van Een zieltje (Une petite âme)Ga naar eind54., eveneens twee van Kleine Raadsels (Petites énigmes)Ga naar eind55. - waarvan één onvolledig -, terwijl zich ook twee vertalers over fragmenten van Majesteit gebogen hebbenGa naar eind56.. Om op het lot van Couperus' werk in Frankrijk vooruit te lopen: vanaf de publicatie van Majesté van L.B. in de Revue Hebdomadaire in het voorjaar van 1898, mogen wij wel spreken van een explosie van mogelijkheden voor Franse vertalingen van zijn romans en novellen. In zijn brieven aan Veen lezen wij maar liefst over de autorisatie van Eline Vere, Noodlot, Psyche, Fidessa, Langs lijnen van geleidelijkheid en De stille kracht, voornamelijk uit te voeren door betrouwbare vertalers als De Wyzewa en G. Khnopff, die voor eventuele uitgaven weer kontakten hebben met respektievelijk de Echo de Paris en de Parijse uitgever OllendorfGa naar eind57.. Waarom is toch van dit alles niets gekomen? Verkeerde Couperus soms in de veronderstelling, hierop gebracht door de uitgaven van Majesté en Paix Universelle, dat zijn kostje in Frankrijk nu wel gekocht was, en is dit soms de periode dat hij financieel al te veeleisend werd hoewel hij ‘als buitenlander toch zeker geen hogere eisen kon stellen dan Anatole | |
[pagina 6]
| |
France’?Ga naar eind58. In dat geval is deze overschatting van de eigen situatie een gemiste kans geweest. Eind 1901 keert zich in Frankrijk een nationalistische reaktie heftig tegen het ‘invalsleger’ der buitenlandse letterkundigen en ook, met name, tegen onze arme ‘M. Couperus, à la tête d'un détachement hollandais’Ga naar eind59.. Het zal tot 1922, 1923 duren voor we weer een artikel of een vertaling van Couperus in een Frans tijdschrift tegenkomenGa naar eind60.. Misschien had hij het kunnen weten. Majesté en Paix Universelle waren in Frankrijk tenslotte ook pas na veel moeite van de grond gekomen: ‘Ne se trouvera-t-il donc personne en France pour faire connaître Majesté et de découvrir le roman hollandais comme on a découvert le roman russe?’ had iemand al eens verzuchtGa naar eind61.. Aan Couperus zal het aanvankelijk niet gelegen hebben, hij doet wat in zijn mogelijkheden ligt om tot Franse vertalingen van zijn eigen werk te komen. Hij stimuleert VeenGa naar eind62., praat met Maurice Spronck van de Journal des débats,Ga naar eind63. is bereid zich met exemplaren van Engelse vertalingen van Extaze en Majesteit bij Parijse uitgevers te pousserenGa naar eind64.. En tenslotte vestigt hij al zijn hoop op een gunstige uitwerking van een lovend artikel van De Wyzewa over WereldvredeGa naar eind65.. ‘De Wyzewa kan niets in die dingen: hij is er niet practisch genoeg voor,’ zal Couperus ruim een jaar later schrijvenGa naar eind66., maar de vertalingen Majesté en Paix Universelle dankt hij wel degelijk aan deze vriend; diens besprekingen van zijn werk hebben Sproncks aandacht getrokkenGa naar eind67. en dit heeft de bal aan het rollen gebracht. Als deze romans eenmaal op de markt verschenen zijn, hoe is dan de ontvangst? Helaas... ik zal de laatste zijn om te beweren dat iedere Fransman ze op zijn nachtkastje had liggen. De Wyzewa merkt in het voornoemde artikel op, drie jaar vóor Paix Universelle uitkomt, dat dit boek in zijn omslachtigheid - hij doelt met name op de nauwkeurige beschrijvingen erin, de vele verklaringen, voorbereidingen en herhalingen - zó typisch Nederlands is dat hij het onvertaalbaar acht. Geen Fransman zou zoiets slikkenGa naar eind68.. Of het aan voornoemde omslachtigheid gelegen heeft laat ik in het midden. Zeker is dat het sukses niet van dien aard was dat het de uitgever tot een herdruk heeft doen besluiten. Kritieken naar aanleiding van de vertaling zijn mij niet bekendGa naar eind69.. En toch... Couperus trad in Franse ogen op als generaal van een literair invalsleger. Verga en Franchi zinspelen op zijn roem. Treves zag wel degelijk brood in hem. Wie kende Couperus dan wèl, en hoe? Laten wij eens zien wat in Frankrijk in het gunstigste geval de image van Couperus en zijn romans Majesté en Paix Universelle kan zijn geweest. In het kader van het literair kosmopolitisme wordt Couperus' ster onmiskenbaar als rijzend ervaren: ‘la vogue qui l'accompagne’ zegt éen der vertalersGa naar eind70.. De Wyzewa, maar ook anderenGa naar eind71. loven zijn soepele stijl, zijn psychologisch indringingsvermogen, de gave vooral om de roerselen van de kinderziel te treffen, en ook zijn levendige dialoog die de aanleg van een voortreffelijk toneelschrijver verraadt. Hij heeft voor de Fransman een zekere herkenbaarheid. Hij is zonder meer te vereenzelvigen met een in Frankrijk aktueel type schrijver, die van de ‘eigen tijd’: met belangstelling voor het bovennatuurlijke, het mysterieuze, met soms neiging tot klinisch psychologiseren en, vooral, behept met de literaire wisselvalligheid waarmee zo'n ‘moderne jongere’ steeds andere letterkundige richtingen volgt die die jaren in heel Europa als paddestoelen uit de grond zijn geschoten. Scholen die ook Couperus volgt. Niet uit gebrek aan schrijverspersoonlijkheid, maar veeleer uit gebrek aan vertrouwen in de gehanteerde genres. Wat dit laatste betreft, ook in Nederland ging men Couperus, vooral toen Majesteit uitkwam, houden voor iemand ‘die erop uit is te schrijven in de manier en over onderwerpen, die juist in de mode zijn’Ga naar eind72.. En inderdaad, wat waren Majesteit en Wereldvrede anders dan een zich voegen in een Frans romantype - dat der koningsromansGa naar eind73. - dat, reeds in 1879 ingezet door Alphonse Daudet, in de jaren '80 en '90 waardige vertegenwoordigers vond in een aantal nu merendeels vergeten maar destijds gevierde schrijvers als Elémir Bourges, Catulle Mendès, Jules Lemaitre en ook wel Paul Bourget, Paul Adam, P.-H. Rosny, e.a.Ga naar eind74.. | |
[pagina 7]
| |
Dat dit type roman juist in Frankrijk kon bloeien hoeft geen verwondering te wekken. In dit republikeinse land met zo glorieus koninklijk verleden is, met het opnieuw opkomen van de monarchistische beweging - later uitmondend in aktiviteiten van Ch. Maurras of die van Jules Lemaitre en François Coppée binnen ‘La Patrie Française’Ga naar eind75. - de diskussie over dit onderwerp (weer eens) aktueel aan het worden. Dat de toen recente erfelijkheidstheorieën aan deze diskussie nieuw voedsel hebben gegeven, heeft tot gevolg dat ook de romans van dit type niet denkbaar zijn zonder verwijzing naar het verschaalde bloed, de dientengevolge zwakke gezondheid en de symptomen van psychische onevenwichtigheid (variërend van wankelmoedigheid tot bestialiteit) van de koninklijke telgen, die van Couperus niet uitgezonderdGa naar eind76.. Die theorieën kon vooral een Parijzenaar in zijn dagelijks leven bevestigd zien, want in deze periode van wankelende tronen biedt juist die stad menig wonderbaarlijk (exotisch, tragisch) toneel van soms krampachtig opgehouden, soms ook openlijk vervallen grandeur van hier vertoevende, verbannen vorsten, terwijl de Parijse Beau Monde gefrekwenteerd wordt door enkele kroonprinsen in zo'n staat van degradatie dat de herinnering aan koninklijk, respektievelijk kroonprinselijk leed erdoor levend wordt gehouden. De voornoemde schrijvers hoefden inderdaad slechts uit de werkelijkheid te putten. Daudet en Bourges inspireerden zich respektievelijk op de verbannen vorstenhuizen van Napels en van Brunswijk; Mendès schilderde enkele eigenaardigheden van Ludwig ii; Jules Lemaitre reconstrueerde verschillende lezingen van het drama van Mayerling, enz.Ga naar eind77.. Zo is het ook bekend dat Couperus aanvankelijk uitging van de Russische Nicolaas ii. Hij had diens portret op zijn bureau staanGa naar eind78., getroffen als hij was door de blik van de jonge vorst, waarin hij het drama van diens eenzame positie meende te lezen. Het inspireerde hem tot de roman Majesteit die, ondanks de vele her en der geleende koninklijke faits divers, minder een realiteit schilderde dan wel een bespiegeling was over het bestaan van een vorst in die woelige tijden. En dat was nu voor de Franse (en Italiaanse) tijdgenoten het voortreffelijke van deze romanGa naar eind79.. Ondanks hun eigen uitgangspunt passen Couperus’ koningsromans, wat algemene thematiek en deelmotieven betreft, zonder meer in het Franse romantype. De grootste gelijkenis tonen zij echter met het tegelijk met Majesteit verschenen Les Rois van Lemaitre. Iets waar Spronck in zijn voorwoord van Majesté het eerst de aandacht op vestigtGa naar eind80.. Aangezien gebleken is dat schrijvers van koningsromans behalve uit de werkelijkheid ook putten uit de werken van hun voorgangers in het romantype, Couperus niet minder dan Lemaitre (voortbordurend op hun voorgangers Daudet en MendèsGa naar eind81.), is de overeenkomst tussen beide boeken minder raadselachtig dan men wel eens heeft willen konstaterenGa naar eind82.. Literair gezien ‘hoort’ Couperus er in Frankrijk dus gewoon bij. Alleen: de bloei der koningsromans is in de tweede helft van de jaren '90 alweer op haar retour, de betere roman in dat genre maakt plaats voor werk van het tweede planGa naar eind83.. Vermoedelijk zijn Majesté en Paix Universelle in Frankrijk te laat op de markt verschenen om nog als werkelijk aktueel ervaren te worden en dat zal een beduidend aantal potentiële lezers gescheeld hebben. Wie echter de literatuur van zijn tijd van dichtbij volgde kon er zeker, en wel in positieve zin, van gehoord hebben. Zoals bijvoorbeeld de gebroeders M.-A. Leblond die nog in 1912, in een artikel waarin de Franse specimina van het type romans geanalyseerd worden, Couperus - in degelijk gezelschap van Tolstoj en Heidenstam - bestempelen als buitenlands vertegenwoordiger bij uitstek van dit soort boekenGa naar eind84.. Of een uitgever als Emilio Treves... om op Italië terug te komen. Voor deze laatste komt er nog bij, dat er in De Wyzewa's artikel over Wereldvrede nogal wat aandacht wordt besteed aan een parallel tussen Couperus en G.d'Annunzio, wiens ster in Frankrijk in die jaren eveneens rijzend wasGa naar eind85.: zowel hun persoonlijkheid als schrijver als ook de laatste romans van hen beiden (namelijk enerzijds Wereldvrede, anderzijds Trionfo della morte en Le vergini delle rocce) worden onderling vergelekenGa naar eind86.. Tellen wij, last but not least, bij dat alles nog het | |
[pagina 8]
| |
internationale sukses van Majesteit en Wereldvrede, zoals dat blijkt uit de vele vertalingen - en sukses trekt nu eenmaal sukses -, dan is het beeld van Couperus' koningsromans in Zuid-Europa misschien iets duidelijker geworden en dus ook de reden waarom Treves er niet onwelwillend tegenover stond. Maestà zal goed lopen: het lot is zo vriendelijk om niet te lang na het verschijnen ervan een anarchistische aanslag op het leven van de Italiaanse koning Umberto i te bewerkstelligen en aldus een overeenkomst met de lotgevallen in Couperus' roman te scheppen die niet onopgemerkt is geblevenGa naar eind87.. En wat Pace Universale betreft, daarvoor zorgt Verga. Wij mogen inderdaad wel zeggen dat hij al zijn energie in het tot stand komen van deze Italiaanse editie heeft gestoken. Behalve dat hij de eerste kontakten legde, is hij het ook geweest die verschillende kranten benadert om deze roman, naar het gebruik van die dagen, vóór de boekuitgave als feuilleton geplaatst te krijgen, wat hem - na bot te hebben gevangen bij de Corriere della SeraGa naar eind88. - tenslotte lukt, een tot dusver onbekend feit, bij de Siciliaanse krant L'OraGa naar eind89.. Ook regelt hij de financiële aspekten van beide uitgaven. De helft van de editie Treves is voor Couperus, maar deze staat de totale opbrengst van het feuilleton aan Dina afGa naar eind90.. Hierna schrijft Verga nog een Voorwoord in het boekGa naar eind91.. Het wekt wat verbazing dat hij daaraan zo weinig zorg heeft besteed. Hij citeert slechts ‘un critico arguto che primo fece conoscere quel romanzo di Couperus’Ga naar eind92., wat er op neerkomt dat hij drie alinea's uit Anna Franchi's Inleiding van Maestà in omgekeerde volgorde weergeeftGa naar eind93. zonder deze vertaalster met name te noemen. Daarop wekt hij de lezer op, om nu zelf maar eens te gaan zien hoe Othomar in Wereldvrede zijn problemen het hoofd biedt. Dat is al. Is dit voorwoord om wille van de publiciteit geschreven, om Verga's naam aan het boek te verbinden, en wel op verzoek van de uitgever Treves?Ga naar eind94. Hoe dit ook zij, uit deze inleiding lijkt de konklusie gewettigd dat Verga zelf eigenlijk niet zoveel interesse had voor de romanGa naar eind95.. De juistheid van deze veronderstelling kunnen wij misschien uit zijn correspondentie met Dina opmaken. Het valt ons dan meteen op, dat zijn ‘toezicht’ bij de vertaling, waarvan Couperus spreektGa naar eind96., verre van een frase een ernstige zaak is; en met alle eerbied voor Dina's ‘lieve, mooie, met inkt bevlekte handjes’Ga naar eind97. mogen wij het resultaat ervan toch ook voor een belangrijk deel op rekening van de Siciliaanse schrijver zetten. Verga voelt zich kennelijk verantwoordelijk tegenover Couperus en Treves. Het klad dat Dina hem bij gedeelten toestuurt corrigeert hij nauwgezet: ‘Io ho mutato qua e là forse un pò troppo’ verontschuldigt hij zich eensGa naar eind98. (en als Dina de definitieve tekst uiteindelijk in het net gaat schrijven schoolmeestert hij: ‘E bada bene alla punteggiatura, che ha una grande importanza per chiarire il senso dello scritto.’Ga naar eind99.). Hij heeft dus ruimschoots de gelegenheid gehad zich over de roman als geheel en, voor zover de Franse tussenvertaling dat toeliet, over de taal ervan een mening te vormen. Wat dan opvalt is, dat hij er eigenlijk wel heel weinig over zegt. Het is voor Dina dat hij zich dit allemaal, en met alle liefde, heeft aangehaald en als zij er maar geld en voldoening van heeft is hij tevreden: dat is de indruk die men krijgt omdat zijn vaag-welwillende opmerkingen over de roman altijd vergezeld gaan van financiële en morele opwekkingenGa naar eind100.. Oók als hij het boek wel eens tegenover Dina - die het soms te machtig schijnt te worden - verdedigt .Hij uit zich slechts wat positiever over Wereldvrede (hoewel niet minder vaag), als hij het vergelijkt met een ander boekGa naar eind101.: ‘In confronto la Paix è un gioiello’Ga naar eind102. en: ‘Più leggo gli altri, e più ammiro Couperus’Ga naar eind103.. Omdat hij andere schrijversGa naar eind104. die in de korrespondentie ter sprake komen soms wèl, en met grote beslistheid, negatief beoordeelt kun je misschien stellen dat Wereldvrede er in zijn ogen toch nog wel mee door kan. Het kan wel zijn dat Verga een zekere ambivalentie koesterde ten opzichte van de romanGa naar eind105.. Enerzijds moet de fantasiewereld van Wereldvrede nauwelijks in de smaak zijn gevallen bij de verist Verga die allang iedere vorm van romantische abstraktie achter zich heeft gelaten. Ander- | |
[pagina 9]
| |
zijds heeft het lot van de hoofdpersoon hem misschien aangesproken, een figuur die zich met hart en ziel inzet voor een ideaal dat hij niet verwezenlijken kan, omdat machtiger krachten hem tegenwerken. Het is een thema dat wij ook tegenkomen in zijn romans als I Malavoglia of Mastro-don Gesualdo. Gaat Verga soms nog ergens in op de taal of op het vertalen van Wereldvrede? Al wat hij hiervan zegt staat weer in het teken van Dina's goede moreel en is verpakt in loftuitingen. Naast de schriftelijke zoen die hij haar geeft voor ‘la delicatezza con cui hai tradotto il passaggio scabroso a pag. 84’Ga naar eind106., prijst hij vooral de ‘wonderen’ die zij verricht heeft ten aanzien van de Franse tekst, een tekst die hem soms stapeldol maakt, vooral als ‘Couperus de gebaande wegen een beetje verlaat’ - zoals Verga het uitdrukt -; hij beschouwt het als Dina's verdienste dat zij niettemin orde op zaken heeft kunnen stellen, het Nederlandse origineel - voor zover hij dat bekijken kon... - dichter heeft kunnen benaderen dan de Franse vertaler, terwijl zij hiervoor slechts op haar intuïtie af kon gaanGa naar eind107.. Op dit punt gekomen wordt de lezer herinnerd aan Couperus' gunstige eindoordeel over de Italiaanse vertaling. Mogen wij dus nu, met Couperus en Verga, met de konklusie eindigen dat Pace Universale, deskundig aangepakt van Italiaanse zijde, ondanks de handicap van een gebrekkige tussenvertaling nog een aanvaardbaar werk is geworden? Een blik op de Italiaanse vertaling toont ons, aan het begin van de Proloog, zelfs verbeteringen ten aanzien van de Franse tekst: de abusieve tinnen platen zijn van het kasteel gedemonteerd zodat de kartelende tinnenrand weer vrijgekomen is (r. 9)Ga naar eind108.; de ‘zwerm goudgeel onkruid’, in het Frans tot ons ongenoegen tot ‘plantes rouges’ gereduceerd, heeft tenminste haar oorspronkelijke kleur weer aangenomen (r. ii)Ga naar eind109.; hier en daar is een in het Frans onvertaald gebleven woord of sintagma ingevoegdGa naar eind110.; enkele zinnen volgen nauwkeuriger de struktuur van het origineel dan die van de Franse vertalingenGa naar eind111.. Uiteraard is dit niet aan Dina's intuïtie te danken maar aan een ingrijpen van Couperus zelfGa naar eind112.. Hij krijgt het handschrift van Pace Universale onder ogen; het is hem min of meer proforma door Dina ter lezing aangeboden, en tot haar schrik is hij op dat aanbod nog ingegaan óókGa naar eind113.. En daar zij, zoals wij weten, nu eenmaal niet aan de hand van het Duitse Weltfrieden de fouten aan het begin van de Proloog kan verbeteren, heeft Couperus er de moeite voor over om dan maar zelf een gecorrigeerde Franse versie van dit tekstdeel te leverenGa naar eind114.. En dit vindt Verga zo belangrijk dat hij de Italiaanse vertaling hiervan niet aan Dina toevertrouwt maar deze zelf op zich neemtGa naar eind115..Ga naar eind116.. Aan de ene kant zijn, om deze achtergrond, deze twaalf regels natuurlijk geen representatieve steekproef te noemen voor wie het om een uitputtende vertaalanalyse zou gaan. Aan de andere kant is er, afgezien nog van de literair-anekdotische waarde van juist dit stukje tekst, geen bladzijde in het boek waaraan meer aandacht is besteed. Er ligt ten slotte, waarschijnlijk, over een substraat van Dina-Verga's oorspronkelijke vertaling een door de auteur verbeterde, goedgekeurde versie aan ten grondslag, die op haar beurt weer met uiterste zorg in het Italiaans is omgezet. Je zou dus ook kunnen stellen: als híer veel op de vertaling aan te merken is... waar dan níet. Verga heeft de indruk - op grond van Couperus' korrekties neem ik aan - dat de auteur nogal op een letterlijke weergave van zijn tekst gesteld is en hij tracht daarom, zo schrijft hij Dina, de struktuur en uitdrukkingswijze van Couperus' vertaling zo precies mogelijk te volgenGa naar eind117.. Dat is duidelijk te zien aan zijn weergave van het sintagma ‘horizonnen van zilveren zee en zilveren lucht’ (r. 6) waar het Frans drie verduidelijkingen en een stilistische verbetering invoegde, terwijl de Italiaanse tekst, met een chiasme, in simpele eenvoud luidt: ‘orizzonti di mari argentei e di argentei chiarori.’ Maar Couperus' mededeling over de cactussen die groeien ‘in den droom van den dag op met een forsch gespierde en kantige realiteit...’ r. 10) (waar in het Frans, zoals wij zagen, weinig van overbleef), wordt bij Verga ‘nel sogno di quell'aurora, con una realtà vigorosamente ner- | |
[pagina 10]
| |
vosa ed acuta’, een vertolking die in haar letterlijkheid lelijk Italiaans oplevert. Zou Couperus als hij die taal beter gekend had daarmee nu zo blij zijn geweest, had L.B. misschien niet gelijk dat hij in dit tekstdeel drastisch snoeide? Op een andere plaats beoefent Verga toch wel de kunst van het afkappen. In het begin van de Proloog: ‘Calmo e sereno nell'aurora nascente, il sole sorgeva sulla distesa del mare che dava idea d'una coppa gigantesca’ (r. 1) is een belangrijk gedeelte onvertaald gebleven, namelijk: ‘tussen de wegwazende wanden der bergen’, ‘vol blauw’. Het resultaat is efficiënter dan dat van L.B., vlakker misschien, minder ‘Couperus’ om eens een subjectief maar uiteindelijk beslissend kriterium te noemen. Verder is in dit tekstdeel, zonder dat ik er goede reden voor zie, Couperus' niet onaardige beeldspraak van de ‘zilveren linten’ van de eucalyptus (r. 12) (Fr. ‘rubans argentés) niet gehandhaafd:Verga's schrijftafel, met het marmeren handje van zijn vriendin de comtessa
‘le foglie sottili e argentee’; en is de boomsoort ‘olijven’ (r. 12) (Frans ‘oliviers’) nodeloos verzwaard tot ‘piantagioni di olivi’. En voor wie deze bezwaren te licht zijn wil ik er wel van groter gewicht aan toevoegen: ‘cactus’ (r. 10) (Fr. ‘cactus’) wordt in het Italiaans ‘aloe’, terwijl Couperus' ‘paarsche anemonen’ (r. 11) (Fr. ‘anémones violettes’), wegens foutieve interpretatie van het kleuraanduidend adjektief, verandert in twee verschillende bloemsoorten: ‘anemoni, violette’. Die laatste fouten in deze overgecontroleerde tekst begrijp ik niet goed. Mijn indruk over deze twaalf regels ‘Prologo’ van Pace Unïversale is, dat in deze vertaling, evenals in die van Paix Universelle, niet teruggeschrikt is voor - al te dikwijls nodeloze, want niet als uitzondering maar als regel toegepaste - kunstgrepen als stilistische verbeteringen, inhoudelijke verduidelijkingen, hier verkortingen, daar uitweidingen, soms niet handhaven van beeldspraken, parafraseringen tout court. Misschien is de Italiaanse tekst, ondanks Dina's ‘wonderen’, iets minder goed dan Couperus en Verga dachten. Misschien heeft daarentegen de Franse tekst toch nog enkele kwaliteiten die maken dat wij er voorlopig - een eindoordeel over de vertalingen laat ik graag aan anderen over - beter aan doen niet met Couperus', maar met Van Boovens gematigder oordeel erover, rekening te houden. Dat ik de vertalers niet postuum voor de Nijhoffprijs zal voordragen (gesteld dat dit al mogelijk was) is nu wel duidelijk. We moeten ze echter in hun tijd zien; en dan stemt het tot vreugde te kunnen constateren dat de maatstaven van literair vertaalwerk na tachtig jaren (toch!) hoger zijn gaan liggen. Wie het soms bij enkele dubieuze punten in deze vertalingen en gesteund door de vele financiële toespelingen in de brieven van Couperus en Verga even door het hoofd mocht hebben gespeeld, dat het schrijver en vertalers op een koel plekje in hun achterhoofd slechts om het geld gaat en dat de rest bijzaak is, die leze Verga's brieven aan Dina er nog eens op na om zich rekenschap te geven hoeveel ‘imponderabilia’ er in zo'n vertaling geïnvesteerd zijn - hoop, teleurstelling, liefde, literair geweten - en hoe dus het | |
[pagina 11]
| |
vertalen van dergelijke bellettrie voor deze Siciliaanse gentleman en zijn gravin een uiterst serieuze aangelegenheid is geweest. Wij zien dat ze, zonder enig cynisme, met volledige inzet doen wat binnen de spelregels van hun bestaan in hun mogelijkheden ligt. Mogelijkheden die hun capaciteiten en connecties hun bieden en die voor Verga als literaire persoonlijkheid duidelijk groter zijn dan voor de naamloze vrouw Dina di Sordevolo. Maar hij buit ze genereus jegens haar uit. Wij zien ook hoe beiden, kinderen van hun tijd, even profiteren van een toevallig moment binnen een algehele konstellatie van konvergerende grotere lijnen als de nieuwe literaire oriëntatie van Italië op Frankrijk, de welwillendheid in Frankrijk zelf jegens buitenlandse literaire produkten, de kortstondige bloei in Frankrijk van een bepaald type roman. Een konstellatie die op zichzelf weer samenhangt met politieke achtergronden, met momentane raakpunten of verwijdering tussen twee landen, met wankelende tronen en wankelmoedige kroonprinsen elders, terwijl zich tegelijk de invloed laat gelden van fascinerende nieuwe erfelijkheidstheorieën die zoveel lijken te verklaren. Van dit grotere, verwarde lijnenspel weer terug naar Dina's mooie, lieve, met inkt bevlekte handjes is maar een stap. | |
[pagina 15]
| |
|