ting van de politieke theorie van het communisme, was een oorverdovende stilte gevolgd. Wilhelm Liebknecht, zijn trouwste aanhanger, had het gelezen en was in tranen van teleurstelling uitgebarsten. Dit, gevoegd bij geldzorgen en ziekten van zijn vrouw en hemzelf, bracht Marx in een staat van woedende frustratie, die hij begin 1860 ontlaadde op de obscure Karl Vogt, een Duits publicist met politieke aspiraties die in Genève doceerde. In 1859 hadden Duitse kranten in Londen en Leipzig berichten gepubliceerd waarin Vogt werd afgeschilderd als een betaalde agent van Napoleon iii. Marx ondersteunde die beschuldiging, ook toen degene die ze oorspronkelijk geuit had, alle betrokkenheid met de zaak loochende. Vogt bracht daarop een pamflet uit, Mein Prozess gegen die ‘Allgemeine Zeitung’, waarin hij Marx uitmaakte voor een heimelijke politieman, iemand die leefde op kosten van de werkende klasse, en die een terroristisch genootschap, de Schwefelbande of Bürstenheimers aanvoerde. (In werkelijkheid was de Schwefelbande de naam van een drinkclub in Genève, terwijl de Bürstenheimers een scholingsvereniging van arbeiders in dezelfde stad vormden.)
Zulke aanvallen en tegenaanvallen waren in deze tijden aan de orde van de dag, en een verstandiger man dan Marx zou Vogt genegeerd hebben, met al zijn stukken en pamfletten. In plaats daarvan begon hij een complete campagne tegen Vogt, spande rechtszaken aan tegen kranten die stukken van Vogt hadden gepubliceerd, of dreigden dat te doen, en slaagde er daarbij in een aantal van zijn schaarse vriendschappen - onder andere die met Freiligrath - in het verloop van de strijd te doen sneuvelen. Geen enkele uitgever in Duitsland wilde Herr Vogt publiceren; Marx deed het in Londen op eigen kosten. Het werd genegeerd; blijkbaar wist Marx ook nog een vertaling in het Frans voor elkaar te krijgen; deze werd door de keizerlijke censuur getroffen. Herr Vogt is een woeste, onsamenhangende scheldpartij, niet alleen tegen Vogt maar ook tegen tientallen grotere en kleinere echte of vermeende bijfiguren. Dit gebeurt met een grofheid die echter slechts ontstellend is voor wie met dit aspect van de polemicus Marx nog niet eerder te maken heeft gehad. Ik geef één, en ook niet meer dan één, representatief voorbeeld: een passage uit de bladzijdenlange aanval van Marx op de uitgever van de Daily Telegraph (waarin stukken van Vogt waren gepubliceerd) Joseph Levy. ‘Wie Edouard Simon mit aller Gewalt zur romanischen, will Levy durchaus zur angelsächsischen Race zählen. Wenigstens einmal jeden Monat greift er daher die unenglische Politik des Hernn Disraeli an, denn Disraeli, “das asiatische Rätsel” (the Asiatic mystery) stamme nicht, wie der “Telegraph”, von der angelsächsischen Race. Aber was nützt es dem Levy, den Herrn D'Israeli anzugreifen und ein Y für
ein I zu machen, da Mutter Natur seinen Stammbaum in tollster Frakturschrift ihm mitten ins Gesicht geschrieben hat. Die Nase des geheimnisvollen Fremden des Slakebergius (s. Tristram Shandy), der sich die finest nose geholt hatte von promontory of noses, bildete doch nur das wochengespräch von Strassburg, während Levys Nase das Jahresgespräch der City von London bildet. Ein griechischer Epigrammatiker beschreibt die Nase eines gewissen Kastor, die ihm zu allen Dingen gedient habe, als Schaufel, Trompete, Sichel, Anker usw. Er schliesst die Beschreibung mit den Worten:
“Und so besitzt Kastor ein vielanstelliges Rüstzeug,
Tragend die Nase einher fügsam zu jeglichem Werk.”,
aber dennoch riet Kastor nicht, wozu Levy seine Nase braucht. Der englische Dichter kommt näher in den Zeilen:
“And 't is no miracle we may suppose,
No nastiness offends his skilful nose.”
Die grosse Kunst von Levys Nase besteht in der Tat darin, mit Faulgeruch zu kosen, ihn auf hundert Meilen herauszuschnüffeln und heranzuziehn. So dient Levys Nase dem “Daily Telegraph” als Elefantenrüssel, Fühlhorn, Leuchtturm und Telegraph. Man kann daher ohne Übertreibung sagen, dass Levy seine Zeitung mit seiner Nase schreibt.’ (Karl Marx: Herr Vogt, in. Marx Engels Werke, Band 14, 601-602.)
Het polemisch repertoire van de polemicus Marx is uiterst beperkt, zoals de bovenstaande