| |
| |
| |
Henk Romijn Meijer Lof der rancune: de satire van Alexander Pope
Over Bart Tromps Karl Marx schreef een zekere A.J. Kerkhof ergens een zin als een zinkend schip: ‘Overigens is het een vlot geschreven en misschien best wel leesbaar boek voor ieder die niet valt over de hier door mij gesignaleerde kleinigheden...’ Kleinigheden? En misschien best wel voor ieder die?? Waar houdt deze Kerkhof zich schuil? Is hij zelf bij zijn val over kleinigheden zo gemeen terecht gekomen dat hij geen lol meer beleeft aan het boek en is hij zo humaan dat hij Tromps lezers behoeden wil voor die smak? Of durft hij niet goed te zeggen wat hij met ‘misschien best wel’ bedoelt, of weet hij het zelf niet erg goed? Kerkhof means not, but blunders round about a meaning’, een eigenschap die hij gemeen heeft met alle dunces die Pope in zijn Dunciad naar zijn pijpen laat dansen, de dwazen die de zotskap van hem op hun hoofd kregen gezet vanwege hun slechte schrijven, hun gebrek aan talent of hun misbruik ervan. Het gaat me hier niet om namen en evenmin om ‘de door mij gesignaleerde kleinigheden’, ook al klinken ze hier als een doodsklok. Het gaat me om dat ‘vlot geschreven’ en de gezindheid waaraan het woord is ontsprongen. Kerkhof vertegenwoordigt het type dat de ander toestaat om vlot te schrijven. Het is een type dat onmiskenbaar bestaat. Niet lang geleden diende het zich aan bij zo'n ‘gedachtenwisseling’ van een promotie, een of andere hoogleraar die een spijker op laag water had gevonden en ‘vlot geschreven’ tussen neus en lippen liet vallen naar aanleiding van een proefschrift dat, bij wijze van hoge uitzondering in de wereld van proefschriften, opvallend goed was geschreven. Hij kon het niet
helpen dat het woord ontsproot aan zijn brein. Alexander Pope beschreef de drang in vier woorden: ‘Damn with faint praise...’ De zinsnede is in de taal blijven hangen, zodat bijna niemand meer weet waar hij voorkomt en hoe het verder gaat:
Damn with faint praise, assent with civil leer,
And without sneering, teach the rest to sneer;
Willing to wound, and yet afraid to strike,
Just hint a fault, and hesitate dislike...
De regels komen voor in het portret van ‘Atticus’ in Popes Epistle to Dr. Arbuthnot, een satirische ‘brief’ in ‘heroic couplets’ die Pope in 1735 richtte aan een oude vriend die stervende was. John Arbuthnot, lijfarts van Koningin Anne, was de ziel geweest van de Scriblerus Club waartoe Pope, Swift en Gay hadden behoord en die in 1714 was opgericht om ‘dulness’, alles wat slecht schreef, te hekelen. En al bestond de club minder dan een jaar, de geest ervan leefde voort in een aantal meesterwerken waarvan The Dunciad evenveel bekendheid verdient als Gulliver's Travels.
Het portret van de jaloerse kunstpaus Atticus die middelmatigheid ophemelt ten koste van groot talent omdat hij geen ‘brother near the throne’ verdraagt en die de lakens uitdeelt aan zijn ‘little senate’ in Burton's koffiehuis wordt in de brief getekend nadat een leger van minder verwerpelijke dunces de revue is gepasseerd. Hoewel het deze ploeteraars ontbreekt aan ‘spirit, taste, and sense’, en dat is vrijwel alles, hebben ‘such small critics’ toch een zeker nut:
| |
| |
Each Wight who reads not, and but scans and spells,
Each Word-catcher that lives on syllables...
Atticus is van een ander kaliber en de plaats die hij krijgt toegewezen verhoogt de dramatische kracht van de poëzie waarin hij te kijk is gezet. Atticus bezit ‘true genius’ en derhalve ‘fair fame’ - roem waarop hij recht heeft -, maar hij is ook de mandarijn die zich in zijn ‘faint praise’ een rol toeëigent van importantie, een lafhartig mens, ‘A timorous foe, and a suspicious friend’, van wie Pope de tragiek in twee regels samenvat:
Who but must laugh, if such a man there be?
Who would not weep, if Atticus were he!
In de perfecte symmetrie van de regels krijgt het absurde en onthutsende van de gedachte dat zoiets mogelijk is een uiterste nadruk, in de vier zware accenten aan het begin van elke zin, toenemend in kracht tot een climax op laugh en weep, in de klemtonen van such a man, en dan de hamerslag op Atticus. Het ritme stuwt de betekenis: beestachtig ongeloofwaardig is het en toch waar.
Iedereen die lezen kon in Popes dagen wist dat Pope met zijn Atticus Addison bedoelde die overigens in 1719 al was gestorven. En voor wie deze en dergelijke zaken nu wil weten is er bijvoorbeeld de prachtige Methuen ‘University Paperbacks’ uitgave The Poems of Alexander Pope, bezorgd door John Butt. Maar hoeveel wijzer worden we van dit soort zaken? Van Addison weten de meesten onder ons wel min of meer wie hij was, vooral als je Stede naast hem zet, maar wie kent het werk van de vele, vele mindere goden die Pope in zijn satires, zijn Dunciad vooral, laat opdraven als personae? Wie heeft het werk van Lewis Theobald gelezen (‘Tibbald’), de koning-slaapkop van de eerste versie van The Dunciad, uit 1728-29, in de latere versie ingeruild voor de toneelschrijver Colley Cibber, onder andere omdat hij in 1730 Poet Laureate was geworden en ook omdat hij het had gewaagd om Pope aan te vallen? Veel moderne lezers laten zich waarschijnlijk a priori afschrikken door het feit dat The Dunciad een epos in verzen is, en door al die namen, helaas, want de namen doen er weinig toe en The Dunciad is een boek vol wijsheid en humor, een duizelingwekkend virtuoos weerwoord aan iedereen die Pope voor de voeten had gelopen in wat hij zonder pathetiek beschreef als ‘this long Disease, my Life’. Al zijn Popes criteria en idealen de onze niet meer, The Dunciad is ‘modern’ in de zin dat het wezen ervan springlevend is gebleven. F.R. Leavis heeft gelijk wanneer hij in The Common Pursuit over The Dunciad schrijft dat de ‘fading of its personalities’ voor ons eigenlijk
een voordeel is, omdat we daardoor de poëzie gemakkelijker kunnen waarderen, ongestoord door kwesties van fairheid, van is-dit-wel-oorbaar: de poëzie waarin het fenomeen onvergelijkelijk staat vastgenageld, zijn morele verderfelijkheid, zijn ‘dulness’ en de ‘incorrectness’ van zijn schrijven die nooit wordt losgezien van de moraal.
The Dunciad die in de Epistle genoemd wordt als het boek van een waarheid die doorgaans wordt verhuld (‘Out with it, dunciad! let the secret pass, / the Secret to each Fool, that he's an Ass...’) gaat over schrijven en schrijvers en de wereld die bij ze hoort, het rumoer van de commercie, het schreeuwerig adverteren van boeken aan ‘rubric posts’, liefst in rode letters, een beetje zoals onze Ako-winkels het meesterwerk van de week achter hun ramen afficheren, de schandaal-journalistiek zowel als de serieuze kritiek, de academici en hun besognes. Het gedicht is een grandioze hartversterking en een gebruiksvoorwerp: iedereen kan de eigentijdse namen van zijn keuze invullen voor de haarscherp geschetste figuranten. In Grub Street, verzamelnaam voor alles wat geknoei is, gekonkel, nitwit, derde rangs en lager dan die rang, is nog een druk verkeer gaande. De dunces leven onder ons en gaan Grub Street trouwens verre te buiten. Het zijn ook de zwoegers die van fantasie zijn verstoken: een groot geleerde als Richard Bentley kreeg ook zijn plaats toegewezen. De dunce kent geen wijsheid en zet zich in voor het verrichten van nutteloos onderzoek. (‘Dunce’ is tenslotte afgeleid van Duns Scotus, de grote scholasticus die voor de zestiende-eeuwse humanist het model werd
| |
| |
van de haarklover.)
The Dunciad is een op zijn kop gezette hartstochtelijke verdediging van de literatuur, vanuit de ‘klassieke’ overtuiging dat een maatschappij die slecht schrijven over zijn kant laat gaan, zijn ondergang nabij is. Met zijn mede-‘Augustans’ wilde Pope de Engelse poëzie civiliseren door het model van strenge vormelijkheid van de klassieken na te volgen. De Engelse dichters waren lang genoeg provinciaaltjes geweest in hun kunst: de tijd was rijp voor de ‘correctness’ waarbij Frankrijk het lichtende voobeeld was: ‘Exact Racine, and Corneille's noble fire, / Showes us that France had something to admire...’ John Dryden, door Pope als een meester bewonderd, had zijn verfijnde sporen nagelaten, maar er bleef nog veel werk te verrichten (‘Though still some tracés of our rustic vein / And splayfoot verse remain'd, and will remain.’). Engeland was voor Pope zoals Nederland doorgaans wordt afgeschilderd: ‘Late, very late, correctness grew our care...’ Shakespeare was voor Pope een tomeloos genie dat in betrekkelijke duisternis wandelde, zoals hij schrijft in zijn Epistle to Augustus:
But Otway fail'd to polish or refine,
And fluent Shakespear scarce effac'd a line.
Ev'n copious Dryden, wanted, and forgot,
The last and greatest Art, the Art to blot.
Wie het ‘heroic couplet’ als vorm heeft gekozen moet van de kunst van het weglaten de finesses kennen. De vorm draagt gevaren van grote eentonigheid in zich en wie niet alle ritmische en andere mogelijkheden tot variatie uitbuit baart onherroepelijk een werk dat een knieval doet voor de godin der saaiheid, een aanfluiting in een samenleving die zich beschaafd durft to noemen.
Alsof zijn beheersing van een kunst die hij hoog stelde een hoogstaand karakter garandeerde, presenteerde Pope zichzelf in zijn poëzie, zijn Epistle to Dr. Arbuthnot, vooral als een zeer goed en zeer tolerant mens, de geplaagde grootmeester die alles las war de staartkwispelende shrijvertjes onder zijn neus duwden. ‘I read / With honest anguish, and an aching head...’ zegt hij, beleefd wanhopig, om daarna zijn wanhoop te doorbreken met de vermaarde regels:
Why did I write? What sin to me unknown
Dipt me in Ink, my Parents', or my own?
As yet a Child, nor yet a Fooi to Fame,
I lisp'd in Numbers, for the Numbers came...
Vergat Pope in het beeld dat hij van zichzelf tekende dat hij ook een misleider was die de literaire markt geraffineerd bespeelde, een nijver intrigant, verspreider van valse geruchten die in zijn kraam te pas kwamen, verfraaier van zijn eigen brieven om ze aan te passen aan het beeld van zichzelf en zijn grootmoedigheid dat hij de wereld voorhield en waarover hij waakte als chien méchant? Vergat hij dat hij, een piepklein, misvormd mannetje met een ‘little nightingale’ stem, een overgevoelig en vanwege zijn lichaamsbouw vaak in geschriften bespot wezen, wanneer hij aangevallen werd of een aanval vermoedde, harder terugtrapte dan Christus van de mens verlangt? Hij leefde in een tijd waarin hard trappen schering en inslag was en vergeving vindt nu eenmaal gemakkelijker plaats wanneer een bevredigende wraak is genomen. ‘We are presented with a peculiar blending of the artifact and the real, one of the strangest confusions of life and letters,’ schrijft John Butt over Popes persoon, en: ‘So accustomed had he become to this blend that Pope himself may not have known how precisely to distinguish the historical portrait from the literary one...’ Misschien, ja. En misschien kon hij het onderscheid heel goed maken en offerde hij een strikte eerlijkheid op aan de vereisten van het gedicht, de vorm ervan, het evenwicht dat geen genuanceerd beeld van de satiricus verdraagt. Wie vraagt om een waarheid die zijn eigen ‘dulness’ in zich draagt? De persona van de Epistle voorziet het gedicht van een lichtend voorbeeld, een stralende tegenpool in een portret dat vrienden en goede verstaanders blijkbaar als ‘waarheid’ konden aanvaarden, ook al wisten ze
dat hij, zoals het een satiricus betaamt, zonden bedreef die hij in anderen verfoeide.
Pope was kort na de revolutie in 1688 als enig
| |
| |
kind geboren uit katholieke ouders die bij zijn geboorte al in de veertig waren. Pope hield van zijn ouders, zijn eenvoudige moeder, zijn vader die een gegoede manufacturier was van linnen stoffen en zich al vrij jong uit de zaken kon terugtrekken. Hij was vroegrijp en briljant en leed ook al vroeg aan allerlei kwalen, zoals ruggegraatsverkromming en hevige hoofdpijnen. Tussen 1715 en 1720 publiceerde hij zijn vertaling van de Ilias die, ondanks felle kritiek, zoveel succes had dat de opbrengst hem financieel onafhankelijk maakte, een welgestelde zelfstandige die van tuinieren en wandelen hield. Zijn leven lang was hij trots op het feit dat hij geen beschermheer om gunsten hoefde te vragen. Ook hoefde hij geen vijand te sparen. Of hij dat in een afhankelijker positie wel zou hebben gedaan, staat te bezien, want naast een grote loyaliteit ten opzichte van vrienden, bezat hij een grote morele moed. En zelfs lichamelijk was hij niet bang. Door de woede die om de publicatie van The Dunciad was ontstaan liet hij zich niet van zijn lange wandelingen afhouden. Wel droeg hij een tijdlang pistolen op zak en was hij altijd vergezeld van zijn reusachtige Deen die Bounce heette.
Niemand die enigszins beseft hoe schijterig de mens in de omgang handelt ten opzichte van zijn medemens zal Popes moed in twijfel trekken, maar dat iemand die al zijn verbaal vernuft en zijn verbale energie steekt in een gedicht, zo'n 1750 regels waarin de beledigingen van een heel leven zijn uitgekristalliseerd, zich voorstelt als mild en vergevingsgezind, gaat wat ver. En het was in zijn tijd ook bekend dat de satiricus als de milde begrijper voor een deel is ontleend aan de klassieke traditie.
De tijd knaagt altijd aan satire. Niet alleen de personen en hun associaties kunnen alleen door moeizame academische arbeid worden achterhaald. (Trouwens, Swift, aan wie The Dunciad is opgedragen, klaagde bij het verschijnen ervan al dat het zonder uitvoerige aantekeningen vrijwel niet te begrijpen was. Hetzelfde geldt voor Swifts Gulliver's Travels: wie windt zich nu nog op over de vraag welke personen daarin aan de kaak worden gesteld?) Ook de zin van de vormkeuze wordt door de loop van de tijd onherroepelijk verdoezeld. Zo is Gulliver ook een parodie op het populaire reisverhaal waarin hele vreemde landen worden beschreven en stierlijk vervelende details voorkomen over stormen op zee en ander reisongemak. Dat Popes Dunciad de Aeneide vaak op de voet volgt zullen de meeste mensen wel willen geloven en dat de kennis van Virgilius geen gemeengoed meer is wordt door The Dunciad op een bijtend spottende wijze voorspeld. En Pope, die kon rekenen op de klassieke kennis van zijn lezers, is heel wat minder naïef bij de keuze van zijn model dan James Joyce die met zijn komisch-heroïsche Ulysses een homerische kennis verlangt in een tijd die allang van het klassieke voorbeeld is afgedwaald.
Popes ‘verhaal’, dat wat de zaak min of meer bijeen houdt, is, naar zijn eigen woorden: ‘...the Removal of the imperial seat of Dulness from the City to the polite world; as that of the Aeneid is the removal of the empire of Troy to Latium.’ Het gaat, met andere woorden, om de verloedering van literaire maatstaven: niet het bestaan van Grub Street is onthutsend, maar het feit dat Grub Street schrijfsels voor werk van gehalte worden aangezien. In de beginregels ligt het thema al dadelijk besloten:
The Mighty Mother, and her Son who brings
The Smithfield Muses to the ear of Kings,
regels waaraan Pope, in zijn even vermakelijke als doorwrochte notenapparaat, de komische voetnoot toevoegt: ‘Smithfield is the place where Bartholomew Fair was kept, whose Shews, Machines, and Dramatical Entertainments, formerly agreeable only to the Taste of the Rabble, were, by the Hero of this Poem and others of equal Genius, brought to the Theatres of Covent-Garden, Lincolns-inn-Field, and the Hay-Market, to be the reigning Pleasures of the Court and Town...’ Wie het gedicht overigens leest ‘om het verhaal’ zal al gauw door de bomen het bos niet meer zien.
Hoe somber het thema van de zegenrijke intocht van chaos en eeuwige duisternis ook is, toch is The Dunciad in de eerste plaats een vrolijk en,
| |
| |
voor wie het leest met een beetje ongedwongen fantasie, vrolijkmakend gedicht. Wat Wallace Stevens zo treffend de ‘gaiety of language’ noemt draagt het gedicht vanzelfsprekend, want wie taalmisbruik zo hardnekkig in de schandpaal zet, moet in zijn aanval zijn meesterschap tonen. De held Colley Cibber die in Book i tot koning der dofheid gekroond wordt staat er dadelijk vrolijk op. Zijn geld heeft hij vergokt, zijn toneelstuk heeft weinig opgebracht en
Swearing and supperless the Hero sate,
Blasphem'd his Gods, the Dice, and damn'd his Fate.
Then gnaw'd his pen, then dash'd it on the ground,
Sinking from thought to thought, a vast profound!
Plung'd for his sense, but found no bottom there,
Yet wrote and flounder'd on, in mere despair.
Round him much Embryo, much Abortion lay,
Much future Ode, and abdicated Play;
Nonsense precipitate, like running Lead,
That slip'd thro' Cracks and Zig-zags of the Head...
De held toont zijn ware gedaante in een beeldspraak van modder: de oceaan-diepe leegte van zijn gedachten heeft geen bodem van ‘sense’ - wijsheid, begrip, gezond verstand - en zelfs uit het ontdekken van die leemte kan hij geen lering trekken: hij ‘flounder'd on’, baggerde verder door de modder en schreef de kolder die naar zijn aard onvoltooid moet blijven. Dat deze, zoals de mens naar Gods beeld, naar het beeld van ‘Dulness’ geschapen trouwe zoon een bede opzendt naar zijn godin, de ‘Great Tamer of all human art’, ligt in de aard van zijn gemakzucht. Moge de mens geen licht opgaan, vraagt hij de godin die elk gebed in die trant pijnloos verhoort:
O! ever gracious to perplex'd mankind,
Still spread a healing mist before the mind;
And lest we err by Wit's wild dancing light,
Secure us kindly in our native night...
Wanneer de goede godin Cibber tot koning gekroond heeft, gezalfd met de ‘sacred opium’, barst een gejuich los (‘God save King Log!’) waarin Pope zijn vrees voor vervlakking en nivellering zowel uitdrukt als door de domme massa laat overschreeuwen.
In het tweede boek wordt de kroning op klassieke wijze gevierd met ‘high heroic games’ waaraan dichters, critici, uitgevers/boekverkopers (er was niet veel verschil in die tijd) en beschermheren deelnemen. Hoog op zijn toren gezeten laat Cibber zijn luie blik vallen op de wedloop van de boekverkopers Lintot en Curl om de schim te bemachtigen van de dichter die de godin voor hun ogen geplaatst heeft. Deze schim, ‘a bulk as no twelve bards could raise’, krijgt gestalte in een van de vele uitbarstingen van poëzie waarin The Dunciad moeiteloos aan de beperkingen van het satirische genre ontstijgt:
All as a partridge plump, full-fed, and fair,
She form'd this image of well-body'd air;
With pert flat eyes she window'd well its head;
A brain of feathers, and a heart of lead;
And empty words she gave, and sounding strain,
But senseless, lifeless! idol void and vain!
Never was dash'd out, at one lucky hit,
A fooi, so just a copy of a wit...
De beschrijving van de wedloop is weergaloos gek, evenals die van de andere spelen, hoogpiesen, kietelen, zwetsen (‘the wondrous power of noise’), modderduiken (‘Here strip, my children! here at once leap in, / Here prove who best can dash thro' thick and thin...’) en tenslotte het rustgevende voorlezen van slaapverwekkende werken waarbij de voorlezers in regels staan beschreven die zich in hun zware accenten voorbij hun eigen lengte lijken te rekken:
At ev'ry line they stretch, they yawn, they doze.
As to soft gales top-heavy pines bow low
Their heads, and lift them as they cease to blow:
Thus oft they rear, and oft the head decline...
Als alles in slaap is geraakt legt in Book iii de godin de nieuwbakken koning in haar tempel te
| |
| |
sluimeren in haar schoot en in die sluimer neemt de geest van dunce Settle hem naar de ‘Mount of Vision’ vanwaar hij hem, als Moses op Pisga, een blik vergunt op het Beloofde Land waar alle idiotismen van het moderne leven opgewekt worden bedreven. Wanneer dan, aan het einde van het boek, ‘thro' the Iv'ry Gate the Vision flies’, is de weg bereid tot de grootse viering van het bereikte ideaal in Book iv: kennis gekneveld, de Muze tot zwijgen gebracht.
Dit is niet zozeer een grensverleggend essay - wat is er toch geworden van dat imposante woord? - als een oproep tot lezen, van de Moral Essays, ondanks de strenge titel, de Epistle, The Dunciad, het vierde boek vooral, de vlag en wimpel van Popes rancune, van de man die elke persoonlijke belediging zag als een symptoom. Book iv is een 656-regelige schater om menselijke dwaasheid waarin de dwazen aan flarden worden getrokken. Evenals het vierde boek van Gulliver's Travels, dat ook bijna niemand kent, is Book iv van The Dunciad het meest volledig, het meest virtuoos, het meest geladen. Hier vinden we de poëzie waarvan Byron de verbeeldingskracht prijst: ‘Taking passage for passage, I will undertake to cite more lines teeming with imagination from Pope than from any two living poets, be they who they may.’ Als enige romanticus rekende Byron Pope tot de allergrootsten. Door Pope liet hij zich inspireren tot zijn meesterwerk Don Juan en hij schreef tegen de gangbare opinie: ‘Pope is the moral poet of all civilization; and as such, let us hope that he will one day be the national poet of mankind. He is the only poet who never shocks; the only poet whose faultlessness has been made his reproach...’ Byron was een van de weinige romantici die gevoel had voor de geest van de satire. Satire is niet zonder hart, integendeel, ze heeft hart voor een zaak die aan harteloosheid dreigt onder te gaan.
Kritici neigen, met een enkele uitzondering, tot veroordeling of vergoelijking van de persoonlijke rancune die in het gedicht uiteraard is verwerkt, en wie niet op zijn tellen past veroordeelt of vergoelijkt al gauw. En waarom eigenlijk? Waarom niet eens de kwaliteit geprezen van een rancune die zich verklaart in plaats van zich vermomt als naastenliefde? Een rancune die niet leidt tot concentratiekampen of getrokken pistolen, maar tot proza dat versteld doet staan (Swift) of poëzie die een goede verstaander vrijer doet ademen? De kwaadaardigste schrijver is in zijn daden tenslotte een heilige vergeleken bij de meest onschuldige, huisbakken politicus die bazelt om zijn macht staande te houden. De satiricus hekelt gebazel als misbruik van taal. Hij voert het schrikbeeld op van de bekrompen schoolmeester en laat hem orakelen: ‘Since Man from beast by Words is known, / Words are Man's province, Words we teach alone.’ Als katholiek was Pope aangewezen geweest op privéleraren en van wat hem onthouden was had hij geen hoge dunk:
We ply the Memory, we load the brain,
Bind rebel Wit, and double chain on chain,
Confine the thought, to exercise the breath;
And keep them in the pale of Words till death...
Het huidige idee dat we gevangen zijn in het woord waaraan we onze vrijheid te danken zouden moeten hebben is ook al niet nieuw, al denkt onze Schierbeek misschien van wel, maar voor een directe aanval op een onderwijssysteem dat zich inzet om uit eigen kortzichtigheid zo'n gevangenschap te consolideren is meer moed nodig dan de meeste hedendaagse schrijvers aan de dag leggen. Uit naam van de godin worden de hoofden van studenten volgestampt met onverteerde kennis:
For thee we dim the eyes, and stuff the head
With all such reading as was never read:
For thee explain a thing till all men doubt it,
And write about it, Goddess, and about it...
waarin de ritmische accenten een vernietigende betekenisverschuiving van ‘about it’ veroorzaken.
Ook langs andere wegen wordt het ideaal van wezenloosheid bereikt. De adellijke jongeman die dommer dan ooit van het vaste land teruggekeerd is dient zich aan: ‘Europe he saw, and Europe saw him too,’ het Europa waar hij ‘In- | |
| |
trig'd with Glory, and with spirit whor'd...’ en
Spoil'd his own language, and acquir'd no more;
All Classic learning lost on Classic ground;
And last turn'd Air, the Echo of a Sound!
Dan zijn er de gracieuze ‘virtuosi’ die hun fragile leven wijden aan het najagen van een enkele nutteloze luxe, het cultiveren van een anjer (‘this gay daughter of the spring’) of het bemachtigen van een ‘peerless butterfly’ waarvan de jager het unieke belang triomfantelijk uitkwaakt:
Rose or Carnation was below my care;
I meddle, Goddess! only in my sphere.
De godin ontvangt haar zonen liefderijk en in de wens die Pope haar laat uitspreken toont hij zich, als zoveel satirici, als Evelyn Waugh bijvoorbeeld, een spotter die spot vanuit een onwrikbaar wereldbeeld. In het najagen van die ene bloem, die ene vlinder, is de dunce aan de natuur en de rede voorbijgehold:
‘O! would the Sons of Men once think their Eyes
And Reason giv'n them but to study Flies?
See Nature in some partial narrow shape,
And let the Author of the Whole escape:
Learn but to trifle; or, who most observe,
To wonder at their Maker, not to serve.’
Het duurt maar even, deze ernst: het gedicht laat zich niet van de wijs brengen. Een zekere ‘Silenus’ steekt de loftrompet van de moderne opvoeding die opleidt tot een zinvol burgerschap in het rijk van de godin:
From Priest-craft happily set free,
Lo! ev'ry finish'd Son returns to thee:
First slave to Words, then Vassal to a Name,
Then dupe to Party; child and man the same;
Bounded by Nature, narrow'd still by Art,
A trifling head, and a contracted heart...
Wanneer de godin al haar onderdanen heeft ontvangen zegent ze ze allemaal in eenvoudige woorden:
To Practice now from Theory repair.
All my commands are easy, short and full:
My Sons! be proud, be selfish, and be dull.
Ze besluit haar toespraak met een hartekreet tot haar kinderen: and make one mighty dunciad of the land!
Daarna zakt de hele natie, ontvlamd door de geeuw van de godin, in diepe slaap en gaat de Muze, opgeroepen om het zegenrijke inslapen te bezingen, zelf overmand, vroegtijdig onder zeil:
Resistless falls: The Muse obeys the Pow'r.
She comes! she comes! the sable Throne behold
Of Night Primaeval, and of Chaos old!
Wanneer de orde dusdanig is verstoord dat Art, Truth, Philosophy, Physic, Metaphysic en Sense in het niet zijn verdwenen is het doel van de godin bereikt. Het is volbracht:
Lo! thy dread Empire, chaos! is restor'd;
Light dies before thy uncreating word:
Thy hand, great Anarch! Iets the curtain fall;
And Universal Darkness buries All.
Zag Pope in zijn tijd werkelijk het absolute einde, de lethargie die de barbaren binnenhaalde? Helemaal waarschijnlijk lijkt het niet voor een schrijver die van relativeren wist en die, in zijn Essay on Man, de mens beschreef als ‘The glory, jest, and riddle of the world'c. Er waren in zijn tijd tenslotte ook de vrienden die pal stonden in hun strijd tegen de verleiding van de moeiteloze stupiditeit. The Dunciad is veeleer het scheppingsverhaal op zijn kop gezet en de komst van deze chaos, met zijn ‘uncreating word’, is vooral het onvermijdelijke besluit van een gedicht dat niet de minste concessie doet. Satire verdraagt geen concessie en kan zich niet veroorloven om af en toe mild te zijn. Pope streed zijn strijd hard, onvermoeibaar, vreugdevol, want de vondst van het woord dat dodelijk treft is tegelijk een ontkomen aan de ‘dulness’ die de beschaving ver- | |
| |
lamt. Pope wist het beter dan wie ook en drukte het beter dan wie ook uit in de Epilogue to the Satires waar hij verbaal venijn dat ‘Men not afraid of God, afraid of me’ maakt in een lyrische ontboezeming bezingt:
O sacred Weapon! left for Truth's defence,
Sole Dread of Folly, Vice, and Insolence!
To all but Heav'n-directed hands deny'd,
The Muse may give thee, but the Gods must
Een hogere opvatting van satire is nauwelijks denkbaar en geeft de satiricus het recht om zijn dunces een laatste bemoedigend woord toe te voegen:
Ye tinsel Insects! whom a Court maintains,
That counts your Beauties only by your Stains,
Spin all your Cobwebs o'er the Eye of Day!
The Muse's wing shall brush you all away...
Dit zijn de regels waarvan bewonderaar Bonemy Dobrée treffend zegt: ‘The breath-taking last statement, superb as it is, persists like a little Mozartian tune that you hum as you go about your daily avocations.’
The Dunciad is Popes vereffening. Minder dan een jaar na de verschijning stierf hij, in 1744, een paar dagen nadat hij zevenenvijftig jaar was geworden.
ps. Bij de invloeden die Popes Dunciad heeft uitgeoefend op Byron, Auden en anderen verdient de Dunciad Minor van de zeer goede Australische dichter A.D. Hope een speciale vermelding. In zijn voorwoord tot dit gedicht dat Hope in 1950 schreef en na lange aarzeling in 1970 publiceerde bij de Melbourne University Press schrijft Hope behartigenswaardige woorden over het genre:
I should say a word about the nature of mock epic as a method of satire. It may appear to be holding persons up to ridicule and contempt when in fact it is aiming its laughter at theories and ideas. Because its mode is comic and its form narrative, it must present its critical points through persons and actions. Its method is to bring out intellectual or political and social issues by exaggeration and burlesque. In this it has much in common with the art of the political cartoonist who, in representing political figures in travesty, is concerned not with their actual appearance but with their political views. We take this all for granted because the cartoonist's is a living art. But mock epic is not, and is the more apt to be misunderstood as a personal attack.
In het gedicht van de hoogleraar A.D. Hope moeten vooral de universiteiten het ontgelden en de universitaire industrie
Which turned the Liberal Arts to factories
For grinding poems down to Ph. Ds.
De New Criticism krijgt ervan langs en F.R. Leavis:
Leavis, a critic on the Cambridge hearth,
Leads his young Mohocks on the scalping path;
But what began as a high-souled crusade
Ends in the senseless blood-bath of a raid;
Their Scrutinies on every Muse they turn
And factious in their fury rape and burn...
Het is een aanval die zich toch van het grote voorbeeld onderscheidt in een lichte neiging tot inschikkelijkheid in een zin als: ‘...what began as a high-souled crusade...’ Voor zulke rechtlijnige regels heeft Pope in zijn Dunciad geen plaats ingeruimd!
|
|