pen. De man uit Quito was verdwenen. Teresa haalde nog een sigaret bij Antonieta en ging naar haar kamer. M'n was, dacht ze en liep terug en ze haalde haar kleren van de lijn over de parkeerplaats achter het hotel. De zon brandde op haar hoofd en haar schouders. Ze kwam hijgend boven en klam van de hitte. Ze trok haar shirt en jeans uit en draaide de kraan van de wasbak open, maar er was geen water. Ze ging op haar bed liggen en zweette.
Vroeg in de avond werd er geklopt. Teresa stond op, liep naar de wasbak - geen water - en kleedde zich aan.
‘Heb je geen honger?’ vroeg de man uit Quito.
‘Ja,’ zei Teresa.
Er was niemand in de hal. Don Berto was misschien al naar huis, dacht ze, maar waar is Santiago dan? Op straat was het nog steeds heet, hoewel de zon al achter de heuvels was.
‘Ik hoop dat we wat regen krijgen vannacht,’ zei de man.
‘In augustus regent het elke nacht,’ zei Teresa. In de pupusería was het benauwd. De man uit Quito bestelde dubbele porties met kaas en frijoles, en bier.
‘Waar kom je vandaan?’ vroeg hij.
‘Uit het Oosten, Gotera,’ zei Teresa.
‘Maar daar is de oorlog. Ben je daarom hier?’
‘La guerra - no es nada,’ zei Teresa. ‘Het leger zijn lafaards, die durven de stad niet uit.’
‘En jij bent niet bang?’
‘Voor de Muchachos? Dat zijn mijn vrienden.’
‘En Antonieta is je vriendin.’
‘Claro,’ zei Teresa verbaasd.
‘Weet je dat Antonieta Don Berto bij zich laat komen om niet te betalen?’
‘Nou en?’ zei Teresa. ‘Ze doen wat voor elkaar.’ Zodra ze buiten stonden begon het te regenen en terug in het hotel waren ze drijfnat. Santiago zat achter de balie en grijnsde naar de man uit Quito. Teresa liep naar boven voor droge kleren, maar de man kwam achter haar aan. Hij bleef in de deuropening staan en keek naar haar borsten. ‘En wil jij wat voor mij doen?’ vroeg hij.
‘Qué?’ zei Teresa en ze draaide zich om.
De man kwam de kamer in, een hand diep in zijn broekzak en de andere legde hij op Teresa's heup.
‘Wil je niet twintig colón verdienen?’ zei hij.
‘No gracias, ik heb geld,’ zei Teresa en ze stapte opzij.
De man uit Quito schudde zijn hoofd en liep de kamer uit. Teresa deed de deur op slot, trok haar natte kleren uit en waste zich, want er was nu water door de regen.
De man uit Quito liep terug naar de hal.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Santiago.
‘Ja, wat is er aan de hand,’ zei de man. ‘Die uit Gotera is toch een putita, waar?’
‘Maar claro, hombre,’ zei Santiago, ‘'t Zijn allemaal putitas hier.’
Santiago was dronken. Hij was al dronken, elke avond, als hij van Don Berto overnam. Hij woonde in de hal en sliep op de bank. Je moest zeker vijf keer bellen voor hij opendeed 's nachts, maar hij was nooit boos. Dat lukte hem niet meer. Santiago had een broer die in East Brunswick, New Jersey woonde, ‘vlakbij New York’. De broer had geschreven dat hij in een garage werkte, en zelf ook een auto had en een vrouw en dat hij gelukkig was. Dat had Santiago hem nooit vergeven.
De man uit Quito pakte een fles water uit de ijskast en ging naar zijn kamer. Santiago wachtte vijf minuten, deed de voordeur op slot en liep naar boven en klopte bij Teresa.
‘Ik ben 't, Santiago,’ zei hij.
Teresa schoot in haar kleren, die nog nat waren. ‘Wat is er?’ vroeg ze.
Santiago grijnsde en ging op de rand van haar bed zitten. Teresa bleef in de deuropening staan. ‘Don Berto maakt problemen,’ zei hij, ‘omdat je je kamer nog niet betaald hebt.’
‘Maar ik krijg geld, volgende week,’ zei Teresa.
‘En bovendien, er zijn zat kamers vrij.’
‘Don Berto is een man van zaken, zegt hij.’
‘Ik kan ook werken,’ zei Teresa, ‘wassen, en schoonmaken.’
Santiago zweeg en keek naat haar borsten en haar buik. Teresa rilde, van de natte kleren en van de tocht door de deuropening.
‘Ik zal met Don Berto praten,’ zei Santiago,