Hans Werkman Een koffer vol De Mérode
In 1970 was een mavo-leraar uit Krommenie op visite bij een neef van de dichter Willem de Mérode in Castricum. Het gesprek kwam op zolders en waardeloze en waardevolle rommel en de neef zei: ‘Ik heb op zolder nog een koffer vol ouwe boeken en schriften liggen. Ik geloof dat het van mijn vader is, maar 't kan ook wel van grootvader zijn, of van oom Willem, de dichter.’ De leraar toonde zich geïnteresseerd en zat even later met een deel van het verloren gewaande archief van Willem de Mérode op schoot.
Hoe was het ongeveer gegaan? Toen Willem de Mérode onderwijzer was in Uithuizermeeden, van 1906 tot 1925, schreef hij de gedichten die af waren, in dikke zwarte cahiers. De gedichten werden nauwkeurig gedateerd, compleet met het deel van de dag waarop ze ontstaan waren (‘Maandagavond 30 October 1911’).
In 1924 verdween De Mérode (‘meester Keuning’) uit Uithuizermeeden. Te nauwe relaties met jongens bezorgden hem op grond van art. 248-bis acht maanden gevangenisstraf. Tijdens deze afwezigheid werd er, waarschijnlijk door zijn broers, gerommeld in zijn persoonlijk archief. Later schreef hij hierover aan zijn vriend Reind Kuitert: ‘Ja, van mijn archief is een hoop verdwenen door onverstand en opzettelijke onwil. Duizenden brieven, al mijn dagboeken en manuscripten. Het heeft me jarenlang verdriet gedaan.’ (25 okt. 1936).
Na zijn gevangenschap was Willem een klein jaar in huis bij zijn broer Jo in Bergum. Daarna vestigde hij zich in Eerbeek, waar hij in 1939 overleed.
Wat in 1970 op de zolder in Castricum teruggevonden werd, was in 1925 in Bergum achtergebleven, hoogstwaarschijnlijk. Heeft De Mérode zelf zijn gedichtencahiers en recensies daar laten liggen? Ik kan het nauwelijks geloven. Heeft zijn broer Jo de spullen tijdens Willems gevangenschap in beheer genomen en buiten Willems bereik gehouden? Mogelijk. Jo Keuning stierf in 1956, zijn vrouw in 1962. Hun enige zoon nam o.a. een koffer met papieren mee naar zijn woonplaats Castricum, maar hij liet de inhoud voor wat die volgens hem was: oninteressante ouwe paperassen. Totdat de mavo-leraar ervan hoorde. Hij mocht de zaak meteen meenemen en liet er twaalf leerlingen van zijn vierde klas een projectje over maken. Het is achteraf bijna ongelooflijk, maar waar. Gerrit, Daan, Margreet, Astrid en nog acht andere mavo-ers sloegen aan het inventariseren, catalogiseren, zochten met behulp van De Mérodes bundels varianten, alles onder het mentoraat van hun leraar. Ze verschenen er zelfs, in het kader van ‘De jonge onderzoekers’ mee voor de televisie. De presentator vond het wel leuk, maar meesmuilde dat De Mérode wel dubbel en dwars tevreden zou mogen zijn als hij geweten had dat hij nog eens zo duchtig onderzocht zou worden. De man vond het kennelijk te veel eer voor zo'n dichter die hij niet kende. De mavo-leraar belde zijn nieuws door naar Ad den Besten, die het in een radiorubriek vertelde. Zo kwam ik de zaak op het spoor. Enkele telefoontjes en reizen naar de Zaanstreek overtuigden me ervan, dat hier een deel van De Mérodes verdwenen archief teruggevonden was. Maar niet de dagboeken en niet de brieven zaten in de koffer. Die zijn tot op de dag van vandaag spoorloos. Misschien in 1924 vernietigd uit angst dat er belastend materiaal aan ontleend zou worden?