Maatstaf. Jaargang 31(1983)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 136] [p. 136] Ad Zuiderent Hervormingsdag Het lijkt wel asfalt in de achtertuin: de lucht is niet te harden. Bruin als een nieuwe fietsersroute door de stad het pad. Letterlijk alles stinkt naar teer. Was het maar zwart. Wat staat er helemaal? Een prunus en een oude fiets, muur, ruit en steenbreek, verder niets dan bouwpuin, vuilniszakken. Wat dacht je van een plaatsje van graniet? 't Was zondag. Wij hadden natuurmonumenten bezocht, de auto niet verder gezet dan het Wapen van Amsterdam. Het bospad klonk vrolijk als cornflakes vlak voor het ontbijt. Met zakken vol tamme kastanjes kregen wij greep op de crisis van tijd en seizoen. Wat doen als de bom van de buren op zo'n dag ontploft? Kastanjes gepoft op het gas. Dat deden wij thuis; de barrière van zand voor de deur kwam in laarzen naar binnen. Er was geen beginnen aan zuigen in deze woestijn. Verbouw je het gruis tot een huis, ga je traag met de jaartelling mee. Buiten mengde je zweetlucht met puin tot een tuin in de herfst. Was je net in verwarring van landschap gehard, kreeg je ook nog in asfalt gedompeld papier op je dak. [pagina 137] [p. 137] Communicerende vaten Helder als water komt licht van beneden. Mij slaan de vlammen uit. Wie houdt de elementen uit elkaar? Ik kijk van boven op de zwarte tuinen die zijn opgehoogd, maar in de mijne staat de spiegel van koud water enkelhoog; alsof niet eeuwen eerder aan het donker men een polder gaf. De kachel in de kelder stookt de wateren in buizen op eenhoog mijn kamer in; een droge warmte maakt een meer van schilfers in 't geheugen. Trek ik mij aan mijn haren op, klinkt er geknetter van de angst. Mijn hoofd gaat ernaar staan. Hoe er een kind met een stok in de tuin stond te roeren; het water rondom als een vuur dat bleef klitten wakkerde aan. Winterwind tilde zijn naam uit de vlammen - sporen van stroop in een hap bloemepap. Heeft hij geen wil boven water te zweven? Zeven kuub zand en evenveel aarde om het zwart te bedekken waarin hij stond? Verheven gemodder misschien, maar slecht te behappen - het water beklemt hem al, kluistert in buizen aan vuur, en 't zwart gat van ruimte lokt licht naar zijn ware natuur. Pleister op de wonde Wie hechtte, wie bond mij? Hoe kwam er een korst op ontreddering? Ik keek over tuinen naar een balkon: schrale zon hing in was aan de lijn. Ik had zo'n idee in de kamer daarachter zit iemand in naakte verbazing; met het lostrekken van pleisters leest die de stigmata, gedicht. [pagina 138] [p. 138] René Magritte, le château des Pyrénées Wat rommelt daar in het granieten ei? Als vreemd gebroed van een massief hangt het erbij: het raakt de grond niet, het is eigen grond van een kasteelheer. Die rommelt wat rond, als de dood, en geen kip die hem hindert. Ach, een levende ziel in dit landschap, niet gek zou het zijn, maar uitgekinderd is het geslacht van het slot. His Lordship geniet uit de hoogte van uitzicht op zee, en water dat niemand kan drinken; zijn rots deelt niets mee aan de rotzooi beneden, verbergt in graniet 't hele eieren eten. Vorige Volgende