Maatstaf. Jaargang 31(1983)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] Gerard Verbart Sonnetten voor een volgzaam meisje I ‘Tanto gentile e tanto onesta pare La donna mia, quand'ella altrui saluta,’ Mijn meisje is zo lief en ongeremd dat elke spons die z'in de kroeg ontmoet vlot zorgeloos een boekje open doet over zijn zorgen. Dan streelt haar zachte stem zijn zere schrammen en raakt ze klem in valse dwang. Mijn tere meisje doet waarvoor ze door haar vaar is opgevoed en houdt zich aan haar kind-zijn vastgeklemd opdat de wereld zijn kan naar haar wens. Mijn meisje komt en gaat met liefdesblijken; van strakke feiten trekt ze zich niets aan. Steeds komt die instelling haar duur te staan. Ze lijdt; het heeft geen invloed op haar kijken: mijn meisje is fantastisch zonder grens. [pagina 76] [p. 76] II Van alle uitvreters, meisje, mijd nog je eigen echte uitvreter het meest: een uitvreter is een eigen-aardig beest dat dolgraag voor een ander doorgaan mocht; een uitvreter is een inhoudsloos gedrocht dat van een anders hersenschimmen leeft en zich voor zielig of geslaagd uitgeeft en altijd streeft naar konsumptief bedrog. Een uitvreter leeft op wat je zijn bek te vreten geeft en kan alleen bestaan omdat je hem tot leven hebt gewekt met zelfbedrog. Jouw uitvreter draagt jouw naam, verwoest jouw eigen leven. Meisje, vrees van alle uitvreters jezelf het meest. Vorige Volgende