Frans van Dooren Literair gesodemieter
In Maatstaf 1982-4 stond een artikel met als voorslagtitel: ‘De homoftlie bij Martialis, subjectievefactoren in vertalingen’. Het bleek de zoveelste aanval van E.B. De Bruyn op mij als Martialis-vertaler te zijn. Omdat ik, toen ik het stuk onder ogen kreeg, dacht dat de lezers wel uit de toon ervan zouden kunnen opmaken dat er een persoonlijke rancune aan ten grondslag lag, besloot ik er aanvankelijk niet op in te gaan. Maar nu ik uit een paar reacties heb gemerkt dat De Bruyns uitlatingen toch hier en daar hun sporen hebben nagelaten, voel ik me genoodzaakt er alsnog op te reageren. Volkomen tegen mijn zin, maar soms kun je niet anders.
De Bruyns aanval heeft twee kanten, een persoonlijke en een zakelijke, twee facetten die hij niet of nauwelijks gescheiden houdt: de persoonlijke betreft mijn houding tegenover homosexuelen, de zakelijke betreft mijn kennis van het Latijn. Om met het eerste te beginnen: De Bruyn schrijft over mij (en ik citeer letterlijk): ‘Zoals ik mij voorneem aan te tonen, is het schriftelijk homo-tje pesten hem niet vreemd, al weet hij, naar eigen zeggen, heel goed te sparen wie en wat hem nuttig kunnen zijn’. Hoezo ‘naar eigen zeggen’? Waar heb ik ooit mondeling of schriftelijk beweerd wat De Bruyn zegt dat ik heb beweerd? Dat zou ik graag van hem vernemen. Hij kan een kist klapsigaren verdienen als hij mij tijd en plaats kan aangeven; anders gezegd: als hij zijn valse stelling in een ware bewering kan omzetten. En als hij dat niet kan (en dat kan hij niet), dan is het dus een insinuatie, een middel dat in de serieuze kritiek niet thuishoort en naar de boulevardpers dient te worden verwezen.
Maar misschien is het eerste gedeelte van zijn uitspraak nog dwazer: ik zou me namelijk bezondigen aan ‘schriftelijk homo-tje pesten’. Hoe komt De Bruyn daar in godsnaam bij? Ik heb alleen maar iemand vertaald, de Latijnse dichter Martialis, die de pijlen van zijn spot nogal eens op homo's richt. So what? Mag dat dan niet, zo iemand vertalen? Nee, dat mag niet, althans niet zoals ik het heb gedaan. Hóe heb ik het dan gedaan? Ik heb met een bepaalde vrolijkheid en scherpte de spot gedreven met homo's. Doet Martialis dat dan niet? Jawel, maar die doet het anders.
En van dit laatste geloof ik nu juist geen snars. Martialis laat van een bepaald soort homo's - en wel van diegenen die zich in zijn ogen absurd, extreem, pervers, hypocriet of ridicuul gedragen - geen spaan heel, hij neemt ze duchtig op de korrel, zet ze in allerlei opzichten te kijk en verplettert ze meestal. Vreemd genoeg blijkt De Bruyn dat ook zo te zien, want hij schrijft: ‘Voor de homofilie van volwassenen weet hij (Martialis dus) nooit enige waardering op te brengen, hij haalt ze in spitse of grove gedichten meedogenloos over de hekel’. Met deze karakterisering stem ik volledig in, en dat is dan ook duidelijk in mijn vertalingen terug te vinden: soms misschien te duidelijk (De Bruyn somt er een paar voorbeelden van op, zoals godvergeten in xi-95 en geile in xii-42) en soms misschien niet duidelijk genoeg (en ook daarvan citeert De Bruyn warempel een plaats, namelijk hokken samen in vii-10, waar aan ik zelf nog wel een paar andere, zoals minnekoost in xi-45, kan toevoegen).
Niettemin geloof ik wel dat ik in mijn Martialis-vertalingen in het algemeen meer aandik dan