Maatstaf. Jaargang 31(1983)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] René Beckers Drie gedichten Noodzaak van u schooiers te bekruipen Ik ben het stilste huis van de straat als ik uw chateau, onttroonde, in de nacht intreed als een vorst. Gulzig smaak ik het onthaal voor een heer en wat onbekenden, gekoeld rood rond en vlezig nog wat strak in het pak. Dan rollen zich de stillevens uit u die ik zo liefheb klemt de borstels en de spiegel in de hand met de bleke pols. In de duisternis jeukt het bloed van balsem en smeer en mummiegekus ritselt open bij het ingaan van de kelders. [pagina 22] [p. 22] Rijnsburger archieven kogelrond zie ik je kont gottegot je stinkt als meekrapsteel ik weet het zijn de eeuwen te zamen in het veen van weemoed en wat was toen op jouw eenvoudig ‘ugh’ nog duivels priesters werden in hellevrezende kazuivels ginds voer de trekschuit het jaagpad langs vertel eens van het kindje op je rug dat stilletjes zijn duivelsaars besmette met je staart: geen jaar daarna waren de steden onrustig en de vlammen binnensmuurs kerstmis joeg zwarte sneeuw in het kerkportaal - waarvan akte [pagina 23] [p. 23] Thorndijk De dijk bewandeld de stilte rond het water dat de kom met stilte vult en één keer een begrafenisklok ik was toen al verder dan de dode Na de stilte de verharde weg maar onder plakken leem en iets als weke stemmen in het broek uitlopend ontmoette ik de stoet De nabijheid van het geschuifel versnelde pas en ingezette dooi al lang weer thuis met drank klonken snikken op de gang dat ook haar zoon met kerstmis stierf een slager voor de oorlog 26 december 1981 Vorige Volgende