Sic!
Amsterdam, 30 september '82
Geachte heer Veenbaas,
Regelmatig constateer ik dat bepaalde personen, in uw opdracht ten behoeve van het schoonmaken van u ramen, zich op mijn dak bevinden c.q. voortbewegen.
Met eerder gemaakte gesprekken refereer ik naar het gesprek dat ondergetekende en u gehad hebben over het gebruik van het dak door de bewoners van de eerste etage.
U meende mij erop te wijzen, dat door de manijr (fout) manier waarop deze mensen van het dak gebruik maakte dit tot lekkage kon leiden.
Dit alles heeft geleid tot een gesprek tussen mij en de bewoners van de eerste etage.
Wat als resultaat heeft gehad dat eerder genoemde personen door mij de toegang tot het dak zijn ontzecht.
Vreemd vind ik het dat u die mij hierop wees wel gebruik maakt van mijn dak zonder mijn toestemming
Ik hoop dat dit schrijven u ervan weerhoud nu en in de toekomst gebruikt te maken van mijn dak
Tenslotte wil ik u erop wijzen dat als aan deze brief geen gehoor wordt gegeven, ik genoodzaak ben verdere stappen te ondernemen
inmiddels verblijf ik
(wg M.P. Klosters)
hoogachtend