Maatstaf. Jaargang 31(1983)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Paul van Capelleveen Rayon Expositie De vazen ogen wonderlijk: van blauw Verschieten ze in rozig wit of rood. Een grillig patroon. Wat fel is, verflauwt. De lijnen draaien zich luxueus dood. Bezoekers stáren, genageld aan de zaal, In trance - als vazen in vitrines. Woorden kaatsen voor de zoveelste maal Tegen het glas. Glas werd cocaïne. Hun commentaar verklaart niet meer dan licht Al toonde, gefiltreerd door het Japans Papier: tinten rouleren, open lijkt dicht, Het spectrum fantaseert. Stilte wordt een dans. [pagina 72] [p. 72] Impuls De jongen prijst mijn slanke taille. Ik ben fragiel en zo'n formaat is handzaam. Zijn lichaam is verblindend. Braille Maakt zijn ledematen tastbaar. Voornaam, Lui, sceptisch en mij observerend, Rust hij bevredigd uit. Een droomfabriek. Hij laat zich niet reproduceren. Scherpe schoonheid is niet fotogeniek. Wat ik zeggen kan, maakt me nerveus. Zijn mauve lippen lijken me haast zwart. Hij zweet. In zijn oksel woelt mijn neus. Ik verzoek hem te zwijgen. We zijn verward. [pagina 73] [p. 73] Ontmoeting Mijn lichaam is geen comfortabel huis. (Hoewel ik niet klaag over ziektekiemen.) Ik voel me in een vreemd lijf beter thuis. Omhelzing. Imitatie. Mime. Dieper kruipt niemand in andermans schulp. Woorden kunnen kil, uitdagend priemen. Maar een gebaar is snel, het is flagrant. Zó streelt een jongen mij nu nonchalant. Mijn glimlach weigert onnodige hulp Van frasen die smeken om hun entree. De bus, waarin wij staan, vanaf het strand, Heeft, chronisch kletsend, hiervan geen idee. [pagina 74] [p. 74] Terras Een sirene fulmineert kwadratisch. De ziekenauto rijdt voorbij het huis. Zijn hoed overwelft me. Aristocratisch Buigt de torso, met haut couture geruis, Over naar mijn ligstoel. Hij glimlacht niet. Ik aarzel niet. Zijn lippen smaken zout. Zand dwarrelt uit het haar. (Verpleging vliet Naarde receptie.) Ik word zelfs naakt niet koud. Hij zwijgt. De kussen zijn equivalent aan Woedende foto's en aan culinaire Idealen. Geen geluid zal me ontgaan. Onze adem verovert ook de serre. [pagina 75] [p. 75] Landhuis Wat rest, is Audley End, na eliminatie Van honderd afstotelijke temperamenten. Ongrijpbaar verwijlt haar fijnzinnige gratie Van galerijen tot in keukenexcrementen. Het huis heeft in gedachten dan ook geen bestaan. Het valt uiteen in trappen, hallen, kelders, zalen. De kamers zèlf zijn in hun delen opgegaan: Impressie van parket, idee van stoelen, schalen. Elk vertrek maakt van voorgangers een herinnering. Zij zwerven rond, noten bij verdwenen etsen. Het landhuis in één oogopslag: zo'n bezichtiging Heet utopie. Het vizioen zal stuurs verfletsen. [pagina 76] [p. 76] Bioscoop Hoofdpijn verpulvert mijn concentratie. Wars explodeert de film in fragmenten. Hersenen voeren administratie Van de scenes. Ze zijn pijn ontwent en Verbinden jongens aan de warboel, fine Fleur uit mijn memoires, zóveel gralen. Aldus herbergt het script een plot of tien, Wil elk thema met zijn chaos pralen. De spelers ruilen teksten onderling. Niets dwingt hen nog tot interrupties en Gelamenteer, daar ook zij een tienling Vormen, hels, om mij en bloc te kwetsen. [pagina 77] [p. 77] Faun Mijn terrein verdampt als hij arriveert. Zijn leden lokken zinnen in de val. Extase murmelt na en parodieert Vergeefse oden die hij mij ontstal. Zijn lieve drukte maakt mijn woorden zoek. Het bloezend hemd verbreekt mijn aandacht speels. Hij contrasteert met zijn gespannen broek. Van mijn scherven laat hij weinig heel. Lacunes vorm ik nu, door zijn gezicht. Zijn lach is grillig en werkt kort als gom. Hij laat me slapen in zijn bed. Hij ligt Elders. Want veel is er wat hij verdomt. Vorige Volgende