Maatstaf. Jaargang 31

[p. 60]

H.G. Liebentrau Twee overlevenden buiten de Vrijstaat^*

I

aanwezigheid.

Voor X.

Eerste object:

een foto in de onbevangen kleur
van ons verblijf te IJ., naar mijn idee.

Blauwte komt aangewaaid. Onder dat raam
vergleden stemming en betekenis.
Het liefste ging ik met een zucht te niet.

En achteraf, nu ik erover denk,
geloof ik - ja wat wil je eigenlijk?
Maar weer een regel wit voor het gemak.

In dat voltooid azuur is weinig plaats.
Met moeite onderscheid je de détails.
Voorlopig ben ik er nog niet mee klaar.

Weer uitgepraat ging ik terug naar bed.
Juist werd R. wakker uit een bange droom.
In stilte overwoog ik zijn bestaan.

* Vrijstaat: gedrukt febr. '82 sub signo libelli

[p. 61]

II

allesverloren in het lege dal
Van wensen en verwachtingen ontving
Eén ogenblik het oude hemelvuur.

Nu wist ik niet meer waar het over ging.
Onweer van zeven kanten tegelijk.
Natuurlijk was dit het voorziene uur.

Eer we de klaarheid van het eigen rijk
Verlieten, sloeg de regen op ons neer.
Of dat begreep ik even later al.

Een harde wijn moet nog wat open staan.

Eerst nu ken ik mijn desolaat verweer.

Een laatste glas om weer naar Af te gaan.