Maatstaf. Jaargang 30
(1982)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Jaap van Ginneken Een onderschatte Franse massabeweging: Het Boulangisme 1886-1889In de buitenlandse geschiedenisboeken treft men de naam van generaal Boulanger niet of nauwelijks aan, en zelfs in de Franse politiek wordt de massabeweging die hij tussen 1886 en 1889 om zich heen verzamelde veelal afgedaan als een randverschijnsel. Toch gaat het in feite om een historische stap in het kollektieve leerproces, dat leidde naar de praktijk en theorie van moderne politieke massabewegingen. Op praktisch nivo vormde het Boulangisme namelijk de ‘missing link’ in de ontwikkeling van bonapartisme naar fascisme. Na de diskreditering van de oude elites door een verloren oorlog en een nieuwe revolutie, na het verder wortelschieten van linkse denkbeelden over demokratische besluitvorming en sociale rechtvaardigheid, werd gezocht naar een rechts antwoord: naar een ‘alternatieve’ massamobilisatie op basis van een nationalistische ideologie en een autoritaire organisatie.Ga naar voetnoot* Op theoretisch nivo gaf het boulangisme daarop mede aanleiding tot het ontstaan van een meer systhematische reflektie op mogelijkheden en beperkingen van massamanipulatie binnen het kader van een gevestigde massademokratie. De neerslag daarvan is onder meer te vinden in de roemruchte Psychologie des Foules van Le Bon, die algemeen (maar niet helemaal terecht) wordt beschouwd als de ‘founding father’ van de zogenoemde massapsychologie.Ga naar voetnoot** Om beide redenen is het dus zeer de moeite waard om zich te verdiepen in het ontstaan en het verloop van deze onderschatte massabeweging. Boulanger kwam voor het eerst in de openbare belangstelling toen hij in 1886 Minister van Oorlog werd. Hij was toen nog geen negenenveertig jaar. Hij had deelgenomen aan veldtochten in Noord Afrika en Zuid Oost Azië, aan oorlogen met Italië en Duitsland, was meermalen onderscheiden en gewond en had daardoor niet deelgenomen aan de repressie van de Commune. In Tunesië was hij door eigenmachtig optreden als militair bevelhebber in conflict gekomen met de civiele gezagsdrager Cambon: een vertrouweling van Ferry - de laatste van de grote grondleggers van de Derde Republiek, aanvoerder van de zogenoemde ‘opportunistische’ republikeinen en premier. Als ambitieus officier had Boulanger al eerder politieke ondersteuning gezocht. Eerst bij de Duc d'Aumale - de oom van de Comte de Paris. De legerleiding bestond immers nog voor het overgrote deel uit koningsgezinde adel. Maar al spoedig begreep hij dat men in die kringen | |
[pagina 62]
| |
op hem neerzag. Daarop had hij zich gewend tot Gambetta, de aanvoerder van de ‘radikale’ republikeinen. Die kontakten met links en rechts kwamen goed van pas toen premier Ferry in 1885 ten val kwam en er parlementsverkiezingen plaatsvonden - volgens het ‘scrutin de liste’ dat landelijk bekende personen en organisaties bevoordeelde boven de plaatselijke notabelen. De ontevredenheid over de republiek was evenwel gegroeid, terwijl de oorspronkelijke kroonpretendenten inmiddels waren overleden, de monarchisten en bonapartisten hun geschillen hadden bijgelegd en een ‘union des droites’ hadden gevormd. Zij wisten zich daardoor zodanig te herstellen, dat de opportunisten toenadering moesten zoeken tot de radikalen om de republiek te versterken. Deze eisten op hun beurt een uitwijzing van de nieuwe kroonpretendenten en een terugdringen van hun invloed in de legerleiding, door de benoeming van een puur republikeinse Minister van Oorlog. Het was in deze omstandigheden, dat Gambetta's opvolger Clémenceau zijn vroegere schoolkameraad Boulanger zou hebben voorgesteld. Op 7 januari 1886 ontstond zo de regering Freycinet. Binnen een maand gingen in de nationale vergadering de eerste stemmen op voor een uitwijzing van de kroonpretendenten. Aanvankelijk probeerde de regering de boot af te houden. Maar toen het huwelijk van zijn dochter met de kroonprins van Portugal enkele maanden later ontaardde in een monarchistische demonstratie, werd besloten de Comte de Paris en de andere pretendenten alsnog uit te wijzen. Hijzelf vertrok met zijn zoon de Duc d'Orléans naar Engeland, de Prince Napoleon ging naar Zwitserland en zijn zoon Victor naar België. De nieuwe Minister van Oorlog maakte onmiddellijk van de gelegenheid gebruik om ook de legerleiding te zuiveren van hun naaste familieleden, waaronder de Duc d'Aumale. Deze beriep zich op zijn langdurige militaire carrière en liet niet na de vleierige brieven bekend te maken welke zijn ondergeschikte Boulanger hem nog maar enkele jaren eerder had geschreven. Na veel gedraai moest die uiteindelijk toegeven dat ze inderdaad van zijn hand waren. Tegelijk probeerde hij de aanvallen van rechts echter te gebruiken om zijn geloofwaardigheid bij links te vergroten. Dat deed hij ook door een wetsvoorstel (dat overigens pas na zijn aftreden zou worden aangenomen) en maar liefst 61 dekreten en besluiten. Enerzijds hadden die betrekking op een aantal sociale hervormingen. De dienstplicht werd teruggebracht tot drie jaar, maar gold nu voor iedereen: rijken konden zich niet langer uitkopen, geestelijken kregen niet langer vrijstelling. De levensomstandigheden van manschappen en officieren werden verbeterd: de kantines, het onderdak, de vrije dagen. Zelfs het dragen van baarden werd toegestaan. Weliswaar werd het leger waar nodig nog steeds ingezet tegen voiksoplopen en stakingen zoals in Decazeville, maar ‘..peut-être, à l'heure qu'il est, chaque soldat partage avec un mineur sa soupe et sa ration de pain.’Ga naar eind1. Anderzijds voerde hij een aantal technische vernieuwingen door. Hij nam het Lebel repeteer-geweer in produktie: binnen een jaar waren er 20.000 in gebruik. Hij vormde een corps van militaire ingenieurs die gerekruteerd werden aan de Ecole Polytechnique. Hij vereenvoudigde de registratie-methoden en vermeerderde het gebruik van telegraaf en telefoon. Maar zijn belangrijkste maatregelen lagen in het massa-psychologische vlak: er werd een nieuw ‘esprit de corps’ gekweekt en het militaire prestige werd verhoogd. De schildwachthuisjes werden in de nationale driekleur geschilderd, de kazernes werden opgeknapt, kregen elk een ‘salie d'honneur’ en werden vernoemd naar een Franse krijgsheld. En tenslotte werden al deze hervormingen steeds opnieuw met zijn eigen naam verbonden door een nieuw ingestelde persafdeling. Al eerder was hij er toe overgegaan zijn doen en laten dagelijks door te laten geven aan de patriottische pers, zijn toespraken te laten verspreiden. ‘Vous allez voir le plus grand metteur en scène qui ait jamais existé. C'est un homme qui ne peut rien faire, si simple que se soit, sans que cela paraisse | |
[pagina 63]
| |
extraordinaire’, zo had een kollega al kort na zijn ministersbenoeming voorspeld. ‘Il a une manière à lui de commander, même de se faire blesser qui attire l'attention.’Ga naar eind2. Zijn voorgangers nodigden veelal enkele honderden gasten voor hun recepties uit, Boulanger enkele duizenden. Hij verscheen op massamanifestaties van patriottische verenigingen, maakte tournées langs provinciesteden. Zijn populariteit overtrof al spoedig die van kollegaministers en van de premier. Hij herstelde de militaire parade op de nationale feestdag in ere, liet duizenden uitgezochte manschappen daarvoor terugroepen uit de koloniën en voor de gelegenheid voor zichzelf een gitzwart paard kopen. Toen hij op de Quatorze Juillet aan het hoofd van zijn troepen optrok, zijn rijzige gestalte hoog in het zadel, zijn knappe gezicht met donkerblonde haren en blauwe ogen trots geheven, kende het enthousiasme van de honderden toeschouwers geen grenzen. Toejuichingen als ‘Vive le Président, vive la République, vive la France’ werden al spoedig overstemd door ‘Vive Boulanger’. De feestelijke gebeurtenis werd door Paulus in het Alcazar samengevat in het chanson En revenant de la revue: ‘Moi j'faisais qu'admirer / not'brave général Boulanger’. In de volgende dagen zwelde de persoonsverering verder aan. Een levensbeschrijving van vier pagina's werd in 100.000 exemplaren verkocht. L'Estafette publiceerde een portret ten voeten uit en zag zijn oplage tot 800.000 stijgen.Ga naar eind3. Toch liet een en ander niet na herinneringen en voorgevoelens op te roepen. Le Figaro schreef: ‘..on ne peut plus ouvrir un journal, ni écouter une conversation, sans être frappé des mots de coups d'état... de dictature militaire, comme à la veine des brusques changements de l'histoire. C'est dans l'air; et on est porté d'autant plus à y croire que la République à bout de voie ne peut vraiment plus marcher... Elle ne peut plus sortir de là que par une secousse violente, et elle cherche elle-même une main capable de la sauver de ses fautes. N'y a-t-il pas là un véritable encouragement adressé aux ambitieex de la trempe du général Boulanger...?’Ga naar eind4.
Er waren nog anderen die zich vragen begonnen te stellen. Had Boulanger niet de bijnaam gekregen van ‘general Revanche’? Hadden de Franse radikalen zich niet steeds verzet tegen de annexatie van Elzas-Lotharingen door Duitsland? De Duitse militaire attaché in Parijs stuurde verontruste rapporten naar Berlijn, de stafchef schreef aan Bismarck dat met de mogelijkheid van een nieuwe oorlog ernstig rekening moest worden gehouden. Toen de zevenjarige legerwet moest worden vernieuwd, stelde de kanselier dan ook voor de legeromvang van 400.000 op 470.000 man te brengen. De Rijksdag aarzelde, maar werd ontbonden. Begin 1887 hernieuwde de Duitse regering het drievoudig bondgenootschap met Oostenrijk en Italië en riep 70.000 reservisten op. Kort daarna gaf de nieuwverkozen Rijksdag zijn goedkeuring aan deze maatregelen. Tegelijkertijd werden de vrijheden in Elzas-Lotharingen verder ingeperkt. Er werden huiszoekingen verricht bij leden van een pro-Franse vereniging, er werden processen tegen de leden aangespannen en de vereniging zelf werd ontbonden. Bezoeken van Franse militairen werden aan speciale toestemming gebonden en later ook bezoeken van burgers. Over en weer beschuldigde men elkaar van spionage. Eind april 1887 zou een Franse politiecommissaris door een Duitse kollega voor overleg zijn uitgenodigd, maar vervolgens aangehouden en in staat van beschuldiging gesteld. In Frankrijk was het kabinet Freycinet inmiddels vervangen door het kabinet Goblet, maar veel ministers waren daarin op dezelfde post teruggekeerd en zo ook die van oorlog. Boulanger had klandestiene wapenvoorraden in Elzas-Lotharingen laten opslaan, maakte een geheime dienstreis langs de grenzen en trok de verloven in. Hij bereidde een mobilisatie voor en wilde een ultimatum stellen. President Grévy zou hem al eerder hebben voorgehouden: ‘Ne savez-vous pas que cela signifie la guerre?’ | |
[pagina 64]
| |
Waarop Boulanger doodkalm zou hebben geantwoord: ‘Mais oui, je suis prêt.’ Uiteindelijk werd toch nog een diplomatieke oplossing gevonden en werd de politiecommissaris vrijgelaten. Een deel van de linkerzijde schreef de verdienste hiervoor toe aan Boulanger. Maar de rechterzijde was vastbesloten zich van hem te ontdoen. Onder het mom van een geschil over het budget werd het kabinet Goblet al enkele weken later ten val gebracht: een aantal radikalen werd uit de regering verwijderd en de ‘opportunistische’ republikeinen vormden kort daarop het kabinet Rouvier, dat voor het eerst gedoogd werd door de monarchisten. Ingewijden wisten evenwel heel goed, wat de ware achtergrond van de regeringswisseling was. De linkse journalist Rochefort had al eerder in L'Intransigeant gedreigd: ‘Le soir même du jour où il serait renversé par une côterie, les meneurs de l'opportunisme et leurs complices de l'Elysée peuvent être sûlrs que vingt mille hommes parcourraient les boulevards en criant: “A bas les traîtres!” et “Vive Boulanger!”’ Natuurlijk: ‘il y a la troupe pour mettre à la raison les réclamants. Seulement, est-il bien établi qu'elle ne passerait pas de leur côté?’Ga naar eind5. Maar nu het zo ver was, had hij een ander voorstel: de naam van Boulanger toevoegen aan die van de radikale kandidaat bij de tussentijdse verkiezingen voor een parlementszetel in Parijs. De kandidaat werd gekozen en maar liefst 39.000 mensen schreven de naam van Boulanger bij. Boulanger was minister af en politikus in spé.
Op dit punt is het nodig, nader in te gaan op de krachten waaruit het Boulangisme ontstond. Boulanger's populariteit werd nu namelijk niet meer alleen ondersteund door het propagandaapparaat van het ministerie, maar ook door de nationalistische agitatie van verenigingen zoals de Ligue des Patriotes. In de voorafgaande jaren was het republikeinse lekenonderwijs steeds meer aandacht gaan besteden aan patriottische thema's zoals de verdrevenen uit de Elzas-Lotharingen: zo bijvoorbeeld in de Tour de France de deux enfants, geschreven door de echtgenote van Fouillée. Verder probeerden sommigen aan de lichamelijke opvoeding een paramilitair karakter te geven. In het verlengde hiervan ontstonden net als in andere landen gymnastiek- en schietverenigingen met een nationalistische inslag. In 1882 was de Ligue des Patriotes opgericht om deze hele beweging verder te bundelen. Aanvankelijk werd zij voorgezeten door de republikein Martin, die volledig aansloot bij de ‘opportunistische’ politiek. Een van de bestuursleden was de ex-militair Déroulède, van wiens nationalistische Chants du Soldat Ferry in datzelfde jaar 20.000 exemplaren op de scholen liet verspreiden. Maar al spoedig beschuldigde Deroulède diezelfde Ferry ervan met zijn koloniale politiek de militaire aandacht af te leiden van de noodzakelijke ‘revanche’ in Europa zélf. In 1885 werd Deroulède voorzitter van de beweging en vanaf 1886 zag hij in Boulanger de leidersfiguur die het parlement en de partijen opzij kon schuiven, een sterk gezag kon vestigen en de militaire konfrontatie kon voorbereiden. Onder zijn aanvoering werd de Ligue de ruggegraat van het Boulangisme: zij groeide uit van 82.000 tot 187.000 leden in 1889Ga naar eind6.; zijn Chants du Soldat beleefde in dat laatste jaar al zijn 129e editie. Het is nuttig er opnieuw aan te herinneren, dat een dergelijke massa-organisatie voor die tijd iets zeer uitzonderlijks was. De specialist Weber schrijft: ‘Schooled in the popular agitation of the eighties, the Ligue des Patriotes was the first of many movements organized not for electoral and parliamentary action, but for the mobilization and manipulation of crowds outside the established structure of parties and parliament, even against them.’Ga naar eind7. En Sternhell zegt: ‘La Ligue des patriotes est le premier parti de masse structure en France autour d'une idéologie nationaliste et autoritaire, à la fois militariste, populiste et antimarxiste, le premier aussi à mettre en oeuvre des méthodes modemes d'en- | |
[pagina 65]
| |
cadrement, de propagande et d'action dans la rue.’Ga naar eind8. Het was deze Ligue des Patriotes die Deroulède inzette ten dienste van Boulanger. Zodat deze ook na zijn aftreden over een aanzienlijk apparaat beschikte. In de dagen na de tussentijdse verkiezing in Parijs, waarbij tienduizenden zijn naam op het stembiljet hadden bijgeschreven, vonden in de buurt van de Opéra de eerste ‘spontane’ demonstraties plaats waarbij het ‘Vive Boulanger’ nog luider opklonk dan voorheen. Op de dag na de vorming van het kabinet zónder hem leidden verscheidene optochten naar de Cercle Militaire in de Faubourg St. Honoré. Ditmaal werd ook de kreet ‘À l'Elysée’ gehoord. Alleen al in de Rue d'Antin zou de politie een menigte van 1500 man hebben verspreid. Diezelfde avond werd de bewaking van het presidentieel paleis versterkt en cavalerie opgesteld voor het parlements-gebouw.Ga naar eind9. Ook in de volgende weken bleef het onrustig. Op 21 juni liep een nieuwe demonstratie uit op relletjes. Op 27 juni organiseerde de Ligue des Patriotes een massamanifestatie voor Boulanger en tegen Duitsland in het Cirque d'Hiver. Bij het naderen van de nationale feestdag vreesde de nieuwe regering dan ook voor een ‘journée révolutionnaire’. Vandaar dat zij de generaal 48 uur later benoemde tot koormandant van het legerkorps in het afgelegen Clermont-Ferrand en hem opdracht gaf zich daar zo snel mogelijk te vervoegen. Onmiddellijk lichtte de journalist Rochefort de 200.000 lezers van L'Intransigeant in over de dag en het uur van het vertrek, en riep ze op om Boulanger uitgeleide te doen. Op 8 juli vormde zich al om zes uur 's avonds een menigte van 1500 man voor het Hotel du Louvre. Een uur later verliet hij dit in een open rijtuig dat zich soms slechts met moeite een weg kon banen. Langs de route stonden rijen mensen die riepen: ‘Vive Boulanger, À bas Grevy!’ Bij het Gare de Lyon waren volgens het politierapport om acht uur 8000 mensen verzameld. Ze blokkeerden de hal, het perron; honderden legden zich op de rails om het vertrek te beletten. ‘Il ne partira pas! À l'Elysée!’, zo werd er geschreeuwd. Elders trok al een groep op in de richting van het presidentieel paleis. Op een gegeven ogenblik zou spoorwegpersoneel erin zijn geslaagd de weg vrij te maken en zou een teken van Boulanger voldoende zijn geweest. Maar hij aarzelde en pas na twee volle uren zette de trein zich in beweging. Daarop zou de menigte opnieuw het lied hebben aangeheven: ‘Il reviendra quand le tambour battra / Quand l'étranger m'naç'ra notre frontière / Il sera là et chacun le suivra / Pour cortège, il aura la Franc'entière’. Met als refrein: ‘C'est Boulanger, lange, lange / C'est Boulanger qu'il nous faut / Oh, oh! oh!’. Tot diep in de nacht bleef het onrustig op de naburige Place de la Bastille en op andere plaatsen in de stad en opnieuw moest de bewaking van het Elysée worden versterkt. Rochefort's L'Intransigeant schreef de volgende morgen enthousiast: ‘150.000 citoyens ont protesté contre la politique actuelle, ont affirmé leur patriotisme dans le seul général qui ait osé se déclarer nettement republicain’. Maar Clémenceau's la Justice toonde reserves: ‘les républicains ont pour premier devoir de ne jamais exalter à ce point un individu. C'est à l'idee, à l'idée seule, qu'ils doivent leurs hommages’. Clémenceau zelf verweet Boulanger dat hij niets had gedaan om dit alles te voorkomen. En voelde intuïtief de transformatie die bezig was zich te voltrekken: ‘...cette popularité, c'est la nôtre, c'est celle que nous aurions dû avoir, que le Parlement républicain a toujours refusée, depuis que nous sommes maîtres du pouvoir. On nous l'a volée, cette popularité’.Ga naar eind10. Maar waar de radikalen nu pas het gevaar zagen, hadden de opportunisten dat al veel eerder gezien. De Reinach had het over césarisme: ‘Si l'ancien courtisan du Duc d'Aumale est rallié avec quelque sincerité, comme il l'affirme, à l'idée républicaine, il n'a pu assister sans confusion et sans honte à une manifestation... indigne’. En later schreef hij: ‘L'état d'esprit boulangiste est celui des masses flottantes qui... demandent au gouvernement de | |
[pagina 66]
| |
gouverner, et qui lorsque le pouvoir civil manque à cette mission - acclament la première botte éperonnée qui passe’. Ferry zelf veroordeelde degenen die ‘(voulant) substituer l'impulsion des foules irresponsables à l'action libre et réfléchie des pouvoirs publics... se ruent derrière le char d'un saint Arnaud de café-concert’. En bij een andere gelegenheid zei hij: ‘Entre un homme et une assemblée, c'est touj ours pour l'homme que la France se pro-nonce. Elle vent des mâles, et quoi qu'elles fassent, les assemblées sont des femelles’.Ga naar eind11. Op de eerste pogingen tot moderne massa-manipulatie volgden dus al meteen de eerste aanzetten tot de moderne massapsychologie...
De zomer van 1887 verliep betrekkelijk rustig, maar in het najaar nam de hele zaak een nieuwe wending, door de eerste van een lange reeks korruptieschandalen die de republiek in de volgende jaren zouden teisteren. De ontevredenheid onder grote delen van de bevolking was toch al aanzienlijk. De economische krisis die aan het begin van de jaren tachtig was begonnen en die onder meer had geleid tot het geruchtmakende bankroet van de grote bank l'Union Générale, begon nu na de boeren en de arbeiders ook de middenstand te treffen. Velen weten de binnen- en buitenlandse moeilijkheden aan het beleid van de ‘opportunisten’ en Ferry: eerst hun aanvoerder vóór, daarna achter de schermen. De latente politieke krisis werd nu manifest. Als gevolg van een alledaagse ruzie,Ga naar eind12. werd namelijk de aandacht gevestigd op een vrouw die mensen na forse betaling aan hoge onderscheidingen wist te helpen. Als tussenpersoon fungeerde een generaal op het Ministerie van Oorlog, die de onderscheidingen volgens haar los had gekregen door middel van zijn voormalige chef Boulanger en het parlementslid Wilson - de schoonzoon van president Grévy zelf. Om de aandacht van het laatste spoor af te leiden, legde de ‘opportunistische’ pers vooral de nadruk op het eerste, dat evenwel al spoedig vals leek. Boulanger verklaarde tegenover een krant ‘que le ministère dirige l'enquête avec la pensée de m'atteindre’.Ga naar eind13. Hij kreeg daarop 30 dagen arrest van zijn opvolger, die hij overigens goeddeels zou doorbrengen met zijn nieuwe maîtresse - degene die hem later fataal zou worden. Geleidelijkaan werd echter duidelijk, dat Wilson voor deze en andere omkopingen verantwoordelijk was. Voor het Elysée stroomden menigten samen, die honend riepen: ‘Ah, quel malheur d'avoir un gendre!’ Begin november werd een parlementaire onderzoekskommissie ingesteld, medio november trad de regering Rouvier af, en eind november nam ook de druk toe op president Grévy om het veld te ruim.Ga naar eind14. De moeilijkheden werden nog verergerd, doordat uitgerekend Ferry zelf meende als opvolger in aanmerking te komen, waardoor grote onenigheid ontstond onder de republikeinen, terwijl ondertussen in de Kamer toch al stemmen opgingen voor een nieuwe herziening van de grondwet. Boulanger was vastbesloten de verkiezing van zijn aartsvijand Ferry te voorkomen. Hij verzoende zich met de radikaal Clémenceau die eveneens de weg wilde versperren aan ‘Ferry-Famine, abhorré depuis la Commune et ‘Ferry-Tonkin, qui a oublié la Revanche’.Ga naar eind15. Hij was dan ook druk bezig alle andere kombinaties van presidenten, premiers en ministers uit te proberen. Maar na al het voorafgaande toonde die geen belangstelling meer voor een terugkeer van de generaal naar het Ministerie van Oorlog. Daarop begon Boulanger een dubbel spel, dat hij tot het einde zou volhouden. Toen Grévy zijn aftreden steeds langer uitstelde, bood hij hem eerst via een tussenpersoon aan om zelf een regering te vormen. Maar toen dat aanbod werd afgeslagen, arrangeerde hij in het diepste geheim een ontmoeting met de monarchistische voorman baron Mackau. In ruil voor hun steun beloofde hij binnen twee weken na zijn terugkeer op het ministerie een staatsgreep uit te voeren, gevolgd door herziening van de grondwet en een volksraadpleging. De Comte de Paris betuigde zijn in- | |
[pagina 67]
| |
stemming, overtuigd dat dit zou leiden tot zijn troonherstel.Ga naar eind16. Op het laatste ogenblik liep alles echter anders dan voorzien. Clémenceau slaagde erin in Kamer en Senaat een stemmenmeerderheid bij elkaar te krijgen voor de betrekkelijke buitenstaander Sadi Carnot. ‘Il n'est pas fort, et c'est un parfait réactionaire, mais il porte un norm republicain, et d'ailleurs, nous n'avons pas mieux’, zo zei hij. En volgens sommigen zou hij daaraan hebben toegevoegd: ‘Je vote pour le plus bête’.Ga naar eind17. Na enkele mislukte pogingen werd Tirard premier en Boulanger opnieuw géén minister.
Als hij wilde dat men rekening met hem hield, en hem aanvaardde als een ‘redder des vaderlands’, moest Boulanger zich dus over het hoofd van de politici rechtstreeks tot het publiek richten. Eind februari vonden in zeven departementen tussentijdse verkiezingen plaats en werden in elk gemiddeld 8000 stemmen op hem uitgebracht. Vrienden hadden hem kandidaat gesteld, hoewel hij als militair niet verkozen kon worden. Tegenover de minister verklaarde de generaal dat hij van niets wist, maar later bleek dit wel degelijk het geval. Hij werd daarop geschorst wegens veelvuldige afwezigheid van zijn post. Toen hij in zijn houding volhardde, werd hij tenslotte zelfs uit de dienst ontslagen. Dat had overigens een averechtse uitwerking: hij kon van nu af aan wel verkozen worden en zijn populariteit was alleen maar groter geworden door deze represailles. Zijn vrienden vormden onmiddellijk een verkiezingskomitee ‘de Protestation Nationale’, dat later uitgroeide tot een soort partijbestuur, het Comité National Républicain. President werd uiteraard Boulanger; vice-president de radikale senator Nacquet, ‘obsédé par la révision de la constitution’ en een van de vroegste kritici van het parlementarisme.Ga naar eind18. Penningmeester werd zakenman Dillon: hij was van Ierse oorsprong, was later mede-eigenaar geworden van juist-opgerichte telefoon- en telegraafmaatschappijen, had in Amerika ervaring opgedaan met moderne campagnes, had in Frankrijk de titel van ‘Comte’ aangenomen en was oorspronkelijk monarchist. Maar dat belette hem niet opportunistische en radikale kranten te helpen financieren en vervolgens te gokken op zijn vroegere kameraad van de hogere krijgsschool St. Cyr. ‘J'ai trouvé huit millions pour les jeter à l'eau’, zo zou hij hebben gezegd. ‘J'en trouverai bien cinq pour miser sur la popularité du général.’Ga naar eind19. Een andere figuur in de entourage van Boulanger was de bonapartistische journalist Thiébaud. Maar de meeste leden van het Comité waren radical of zelfs socialisant, député of journalist: zoals de Marquis de Rochefort van L'Intransigeant, Mayer van La Lanterne en Lalou van La France. Verder was er natuurlijk Déroulède, die zijn Ligue des Patriotes gebruikte als een soort partij-apparaat. Daarnaast werden overigens ook andere boulangistische Komitees en liga's opgericht en bladen zoals La Cocarde van Terrail, waarvan in de eerste dagen 400.000 exemplaren werden verkocht en La Presse van Laguerre - dat enkele maanden later een oplage van 150.000 exemplaren had. In korte tijd werd dus de hele infrastruktuur van een moderne politieke massabeweging op poten gezet. De vraag is hoe dat mogelijk was. Enerzijds was er natuurlijk de goodwill van de generaal en de organisatie van de Ligue, maar anderzijds voegde zich daarbij nu de politieke en vooral financiële steun van de rechterzijde. Het programma van het Comité National werd namelijk samengevat in drie woorden: Dissolution (de l'Assemblée), Révision (de la Constitution), Constituante (pour un autre régime). Weliswaar hield het vast aan het etiket ‘Républicain’, maar de ervaring leerde dat wanneer de revisie eenmaal op gang was ook een monarchistische of bonapartistische restauratie weer volop tot de mogelijkheden ging behoren. De vooruitzichten van deze beide stromingen werden namelijk steeds somberder, naarmate de republiek van ‘opportunisten’ en radikalen voortbestond: hun nieuwe kroonpretendenten waren onbekend en uitgewezen en hun aanhang | |
[pagina 68]
| |
schrompelde ineen naarmate de tijd verstreek. Zij hadden dus alle belang bij Boulanger als stille bondgenoot. Deze laatste had inmiddels opnieuw de monarchistische baron Mackau en Comte de Martimprey ontmoet. De Comte de Paris zélf zou hij pas veel later in Engeland leren kennen, maar wel bracht hij al een bezoek aan de bonapartistische prins Jérôme Napoléon in Zwitserland. Deze geheime kontakten werden ook in de volgende periode onderhouden. Toen hij nog niet verkozen kon worden, was zijn kandidatuur gefinancierd door de voormalige monarchist Dillon en georganiseerd door de voormalige bonapartist Thiébaud. Maar nu hij wél verkozen kon worden, moest men de zaken groter aanpakken. Bij het naderen van de tussentijdse verkiezingen van eind maart in de departementen van les Bouches du Rhône en van l'Aisne, vond men een nieuwe geldschieter in de monarchistische Duchesse d'Uzès die om te beginnen 25.000 francs bijdroeg - voor die tijd al een flink bedrag. Er werd propagandamateriaal gemaakt en verspreid door speciaal geëngageerde ‘camelots’. In de Bouches du Rhône haalde hij het niet, maar in l'Aisne wél: met 45.000 stemmen had hij een flinke voorsprong op zijn verdeelde linkse en rechtse tegenstanders. Daarop werd besloten er nog een schepje bovenop te doen. Men vroeg en kreeg 200.000 francs van de Duchesse d'Uzès voor de tussentijdse verkiezingen van april in de departementen van Dordogne en Nord. In beide gevallen haalde hij een ruime voorsprong: in de Dordogne werd hij gekozen met 59.000 stemmen, in het Noorden zelfs met 173.000 stemmen - waaronder zeer veel uit mijn- en industriecentra. Er was overigens 100.000 francs meer uitgegeven dan voorzien, maar dat werd onmiddellijk aangevuld. De Duchesse toonde zich zelfs bereid bij verdere tussentijdse verkiezingen soortgelijke bijdragen te blijven geven. Deze zouden aan Dillon worden uitgekeerd door de monarchist Meyer, na goedkeuring door een monarchistisch komitee van 7, waarin o.a. de markiezen de Beauvoir en Breteuil zitting hadden en de katholieke voorman de Mun. Naast dit geheime, vormden zij ook een publiek komitee dat zich inzette voor dezelfde dissolutionn/revision en een Ligue die zich inzette voor een ‘consultation nationale’, d.w.z. een plebisciet. De ‘opportunistische’ regering Tirard was inmiddels ten val gebracht omdat zij weigerde een revisie zelfs maar te overwegen; zij werd afgewisseld door een radikale regering Floquet. Maar de generaal was niet meer te stuiten: bij zijn intrede in de Kamer was hij toegejuicht door tienduizenden mensen en in de maanden daarna voerde hij voortdurend campagne voor een dissolution en révision. Bij een groot parlementair debat kon Floquet echter niet nalaten hem voor de voeten te werpen: ‘...vous qui avez passé des sacristies dans les antichambres des princes...’. Er volgde een grote opwinding, Boulanger kondigde daarop demonstratief aan uit protest af te treden als député en daagde hem uit voor een duel, dat al de volgende avond plaatsvond. De meer dan 60-jarige politikus had geen ervaring en wist niets te doen dan zich met volle kracht op zijn tegenstander te werpen. Hij had geluk en wist hem meteen behoorlijk te verwonden. De volgende dag was Quatorze Juillet en de premier werd luid door de menigte toegejuicht. Het prestige van de generaal had daarentegen een gevoelige knauw gekregen: een week later verloor hij de tussentijdse verkiezingen in de Ardèche, nadat Déroulède al eerder in de Charante (supérieure) was verslagen. De regering zag haar kans en schreef onmiddellijk drie andere tussentijdse verkiezingen uit voor 19 augustus. Inmiddels draaide de boulangistische machinerie echter op volle toeren. Het komitee ontwikkelde een koortsachtige aktiviteit. Alleen al aan postzegels werd meer dan 100.000 franc per jaar uitgegeven. In de loop van het jaar zouden 3.000.000 stuks drukwerk zijn vervaardigd. Dillon ontving persoonlijk tekenaars (er waren meer dan 100 verschillende portretten in omloop), liedjes- | |
[pagina 69]
| |
schrijvers (er werden 370 verschillende chansons geteld) en handelsreizigers. Men liet op grote schaal het symbool van de beweging verspreiden: een rode anjer - echt of van papier. Bij massamanifestaties prikte men ook vaak een broodje aan een stok, als verwijzing naar de naam van Boulanger, of een generaals-steek. Onder diezelfde naam werden voeding en dranken verkocht: van camembert tot likeur (‘ne contenant aucun produit allemand’). Alsmede zeep, sjaals, speldjes, horloge-kettingen, pijpen, munten, kaartspelen en kinderspeelgoed (zoals een duikelend tinnen soldaatje: ‘cette statuette se relève avec énergie, de quelque manière qu'on cherche à le renverser’). Er werden ‘camelots’ ingehuurd voor 1,5 tot 2 francs per dag in Parijs en 5 tot 6 in de provincie - met vrij reizen, eten en drinken. Bij sommige gelegenheden werden er wel too tegelijk ingezet: niet alleen om de genoemde voorwerpen uit te venten, maar ook om de toejuichingen aan te voeren en tegenstanders tot zwijgen te brengen - zonodig met geweld. Dit alles werd betaald met zwart geld: voor deze drievoudige verkiezing was de bijdrage van de Duchesse alleen al 670.000 franc. Het Noorden was al eerder bewerkt, in de Charente Inférieure werden ditmaal 140.000 stuks drukwerk verspreid, in de Somme zouden zelfs miljoenen voorwerpen zijn uitgedeeld en verkocht.Ga naar eind20. De generaal haalde dan ook moeiteloos een ruime voorsprong op zijn tegenstanders: in het Noorden werd hij herkozen met 130.000 stemmen, in de Somme werd hij gekozen met 77.000 stemmen en in de Charente Inférieure met 57.000 stemmen. Het was een waar plebisciet. Maar de kampagne had vooral gesteund op geheime bijdragen. Later is gebleken, dat er een handvol grote geldschieters waren. Mackay van Dillon's Cable Company gaf eenmaal 800.000 francs, bij een andere gelegenheid zei Dillon dat hij bereid was 5.000.000 op de populariteit van de generaal te zetten. Prins Napoleon gaf 300.000 francs, bij een andere gelegenheid was er sprake van 500.000 tot 1.000.000 francs en bij weer een andere zelfs van 4.000.000. De eveneens bonapartistische prins Victor gaf 90.000 francs. De Duchesse d'Uzès gaf na het begin van 25.000 francs nog eens 3.000.000. De monarchisten gaven later nog eens 1.300.000 uit hun eigen verkiezingsfonds van 4.000.000. Blijkens notities van Dillon waren er daarnaast grote bijdragen van anderen. Maar als we alleen de grote bedragen uit de vijf voorgenoemde bronnen nemen waarvan we op de een of andere manier weten dat ze feitelijk zijn uitgekeerd, komen we voor een tijdsbestek van nog geen twee jaar op een totaal van 5.515.000 francs.Ga naar eind21. Deze bedragen worden in de geciteerde monografieën genoemd, maar zijn weinigzeggend zonder vergelijking. In francs van 1981 zou het meer dan 40 miljoen zijn. Dat is aanzienlijk meer dan de Franse presidentskandidaat die dat jaar werd gekozen voor zijn kampagne uitgaf - die toch volgens alle waarnemers volledig in Amerikaanse stijl gevoerd was.Ga naar eind22. Boulanger was zijn tijd dus meer dan een eeuw vooruit in het gebruik van politieke marketing-technieken. Het is dáárom dat de hele episode van zo uitzonderlijk belang is voor het ontstaan van de massapsychologie bij Le Bon.
In de zomer en het najaar van 1888 was er ernstige sociale onrust. Begin december waren er tussentijdse verkiezingen in de Ardennen, waarbij de boulangisten uiteindelijk geen kandidaat stelden en er enige moeilijkheden waren over het al dan niet geven van steun aan de monarchisten, die er wél een stelden. Maar bij het naderen van tussentijdse verkiezingen in het departement van de Seine met de hoofdstad Parijs eind januari 1889, sloten zich de gelederen weer. De bijdrage van de Duchesse d'Uzès werd opnieuw verder opgevoerd: de twee eerste verkiezingen hadden haar gemiddeld elk 12.500 francs gekost, de twee volgende gemiddeld 150.000, de drie daaropvolgende gemiddeld 225.000. Maar nu werd voor een departement zelfs 450.000 francs uitgetrokken. Op de dag zelf waren maar liefst 1800 man ingezet om toezicht te houden op de gang van | |
[pagina 70]
| |
zaken in de stemlokalen en de uitslagen over te brengen zodra deze bekend werden. Om tien uur 's avonds was het stadscentrum overvol, vooral in het 8e arrondissement en op de Place de la Madeleine waar de generaal met zijn entourage dineerde. Even na elf uur werd de volledige uitslag bekend: Boulanger had opnieuw gewonnen met een ruime voorsprong en 245.000 stemmen. Uit de menigte gingen kreten op als: ‘À bas Floquet, Vive Boulanger, À l'Elysée!’ Déroulède had 20.000 Ligueurs bij de hand, die gemakkelijk 200.000 mensen hadden kunnen meekrijgen. De regering had de politie en het leger in alle stilte op het ergste voorbereid, maar was er zich maar ten dele van bewust hoeveel boulangistische sympathisanten daarin voorkwamen - tot in de presidentiële lijfwacht toe. Volgens de weergave van de feiten, zoals later gegeven door boulangisten als Barrès, zou de bonapartist Thiébaud hebben aangedrongen op een mars op het Elysée. Toen na een uur nog geen besluit was genomen, zou hij hebben gewaarschuwd: ‘Minuit cinq, messieurs! Depuis cinq minutes, le boulangisme est en baisse...’Ga naar eind23. De generaal zou echter hebben geantwoord dat hij geen staatsgreep nodig had, omdat zij na de ontbinding van het parlement tóch de meerderheid zouden halen, de grondwet zouden wijzigen en een plebisciet uitschrijven - dat hij moeiteloos zou winnen, wie ook de andere kandidaten zouden zijn. Hij kondigde aan zélf de grote wereldtentoonstelling te zullen openen en schreef kort daarop een nieuwe brief aan de Russische tsaar: ‘Sire,... ayez les yeux sur moi quand le moment sera venu, pour moi, d'agir... je détruirai le fléau du parlementarisme... J'élèverai une barrière infranchissable devant les doctrines pernicieuses du socialisme...’
In de loop van 1888 had overigens ook het verzet nader gestalte gekregen. Parijse studenten hadden een antiboulangistisch centraal komitee opgericht en in de arrondissementen verschenen anti-plebiscitaire liga's, anti-cesaristische clubs en republikeinse federaties, die bijeenkomsten en banketten organiseerden met 4 tot 500 deelnemers. Eind mei had Clémenceau met enkele radikalen en socialisten in het Grand Orient van de vrijmetselaars de Ligue des Droits de l'Homme opgericht, die een tegenwicht moest bieden tegen de Ligue des Patriotes. Begin juni hadden de vrijmetselaars daarop een massameeting georganiseerd in het Cirque d'Hiver. En op de verjaardag van Louis Napoléon's coup d'état op 2 december namen 20.000 mensen deel aan een defilé ter herdenking van de afgevaardigde Baudin, die op de barricaden was omgekomen. De radikalen namen zo steeds openlijker afstand van hun vroegere held en besloten hem de pas af te snijden voor het te laat was. Boulangers verkiezing van eind januari 1889 en de vrees voor een plebisciet of een putsch gaven de doorslag. Al in diezelfde nacht kwam de regering bijeen om noodmaatregelen te bespreken. Enkele weken later werd het scrutin de liste dat nationaal bekende personen en organisaties hun kans gaf weer vervangen door het scrutin d'arrondissement dat daarentegen plaatselijke notabelen begunstigde. De radikalen stelden zich welwillender op tegenover de opportunisten: een dag later werd de regering Floquet ten val gebracht, een week later werd weer een regering Tirard gevormd. De republikeinen probeerden bovendien een gebaar te maken naar Boulangers tegenstanders onder de monarchisten: de volgende maand werden diens omstreden maatregelen tegen de Duc d'Aumale dan ook ingetrokken. De generaal begon zich ondertussen steeds meer bewust te worden van de betrekkelijke uitzichtloosheid van zijn dubbel spel met de kroonpretendenten. Hij moest zijn eigen verkiezing niet ten dienste stellen van de rechtse leiders, maar de rechtse kiezers ten dienste stellen van zijn eigen leiding. Niet een restauratie, maar het klerikalisme was daartoe het geschikte thema. Vandaar dat hij toenadering zocht tot de katholieken. Midden maart hield hij een toespraak in Tours, die hij eerst had voorgelegd | |
[pagina 71]
| |
aan de bisschop van Angers. ‘Les conservateurs qui me suivent...’, zo zei hij ‘voient clairement qu'une restauration impériale ou royale, à supposer qu'elle put se réaliser, laisserait la nation aussi divisée... Mais en acceptant la République, ils veulent que celle-ci soit libérale et tolérante... elle doit apporter au pays la pacification réligieuse...’ Zijn stellingname tegen het anti-klerikalisme werd goed ontvangen; eerder op de dag had een menigte van 100.000 mensen hem toegejuicht.Ga naar eind24. Maar terwijl Boulanger aan zijn beslissende doorbraak werkte, werd door anderen zijn volledige uitschakeling voorbereid. Zij werden aangevoerd door de nieuwe Minister van Binnenlandse Zaken Constans, die in de loop van zijn zakelijke en politieke carrière al veelvuldig van malversaties en korruptie was beschuldigd. Maar - zo zou president Carnot bij zijn benoeming hebben gezegd -: ‘met dieven vangt men dieven’.Ga naar eind25. Hij was begonnen naar aanleiding van een diplomatiek incident een vervolging in te stellen tegen Déroulède en de Ligue des Patriotes.Ga naar eind26. Vervolgens had hij Boulanger en zijn entourage dag en nacht laten schaduwen, hun telefoons af laten luisteren, hun post laten openen. Kortom: belastende feiten laten verzamelen over zijn private en publieke leven. Men zorgde er tevens voor dat hij zich hiervan bewust werd en zorgde voor ‘lekken’ naar zijn omgeving: er zou van alles bekend worden, er zou een vervolging tegen hem worden ingesteld, hij zou worden aangehouden en zelfs in de gevangenis uit de weg worden geruimd. Dat werkte. Boulanger besloot zich zolang met zijn maîtresse in veiligheid te brengen. Hij week uit: eerst voor een enkele dag, maar vanaf 1 april blijvend; eerst naar Brussel, later naar Londen en Jersey. Dit ondanks de aandrang van zijn vrienden, die aanvankelijk tegenover de buitenwereld ontkenden dat hun held gevlucht was, maar zich tenslotte gewonnen moesten geven. De radikalen en ‘opportunisten’ konden tevreden zijn. Overigens hadden zij voorlopig nog maar weinig strafbare feiten ontdekt en nauwelijks meer dan een vaag vermoeden van de kontakten met de kroonpretendenten en de plannen voor een staatsgreep. Vandaar dat in plaats van een justitiële een politieke procedure werd gekozen. Zijn parlementaire onschendbaarheid werd opgeheven en de senaat zetelde bij uitzondering als opperste gerechtshof. In augustus 1889 werden Boulanger, zijn rechterhand Dillon en zijn linkerhand Rochefort wegens samenzwering bij verstek veroordeeld tot deportatie. Vanuit zijn ballingschap probeerde de generaal de zwakke bewijsvoering te ontkrachten, maar het mocht niet baten: de betovering was verbroken. Na de kantonale verkiezingen van juli bleek dat vooral bij de parlementaire verkiezingen van september. De prefekten deden alles wat in hun vermogen lag om de kandidatuur van boulangisten te bemoeilijken. Deze lieten daarop een aantal haalbare zetels over aan de monarchisten, in ruil voor een nieuwe bijdrage van 1.300.000 francs - want van het geld van de Duchesse d'Uzès was nog maar 350.000 francs over. Er werd wederom een massale kampagne opgezet: volgens politierapporten werden 100.000 borstbeelden verspreid, 1.000.000 foto's, 1.000.000 affiches en 1.000.000 biografieën. Boulanger zelf werd inderdaad gekozen in het 18e arrondissement van Parijs, ook al kon hij de zetel niet innemen en werd deze daarop toegewezen aan de socialist Joffrin. Maar in totaal behaalden de boulangisten maar 44 zetels: verre van de aardverschuiving waarop ze hadden gerekend. In ruil voor de validering van hun eigen resultaat, zouden de monarchisten daarop bovendien een geldsom hebben betaald aan minister Constans, en geen verdere moeilijkheden hebben gemaakt over zijn manipulatieinspanning. De afwezigheid van Boulanger leidde tot het wegkwijnen van het boulangisme. ‘Paraître ou disparaître, mon Général, tel est le dilemme’, zo zou Déroulède hem hebben gezegd. Het werd het laatste. In het voorjaar van 1890 werd een nieuwe nederlaag bij de gemeentelijke | |
[pagina 72]
| |
verkiezingen gevolgd door het aftreden van het Comité National Républicain. De meest vooraanstaande boulangisten vervolgden overigens hun politieke karrière ter rechter of ter linkerzijde en keerden later in andere massabewegingen terug. Maar Boulanger zelf was vrijwel uitgeschakeld. Vooral nadat hij naar aanleiding van een onbeduidend meningsverschil brak met de Duchesse d'UzèsGa naar eind27. en zij zijn geheime onderhandelingen met de monarchisten daarop onthulde aan de vroegere hoofdredakteur van zijn eigen blad La Cocarde - die daarop onder het pseudoniem Mermeix in de zomer een onthullende serie artikelen schreef in Le Figaro, welke tevens in boekvorm uitkwamen onder de titel Les coulisses du boulangisme. Het dubbel spel was uit. Bovendien was ondertussen de maîtresse ernstig ziek geworden, waarvoor Boulanger eerder steeds ieder gevaar ontweken had. Ze stierf in juli 1891. Twee maanden later pleegde de generaal in Brussel zelfmoord op haar graf. Zijn eigen uitvaart in Parijs werd bijgewoond door veel voormannen van de beweging en een menigte van 150.000 mensen. Toch was mét hem ook de mythe gestorven. Zijn vroegere vriend en latere vijand Clémenceau stelde voor op zijn grafsteen te schrijven: ‘Ci-gît le général Boulanger, qui mourut comme il vécut: en sous-lieutenant’. Drie auteurs hebben zich recentelijk met het Boulangisme beziggehouden. Allereerst de katholieke historicus Adrien Dansette, die verschillende monografieën publiceerde over de bekendste episoden van de 19e-eeuwse geschiedenis, waaronder ook Le Boulangisme (oorspr. 1938, heruitg. Fayard Paris 1946). Ten tweede Fresnette Pisani-Ferry die naast monografieën over haar familielid Jules Ferry ook een studie publiceerde over diens grote tegenspeler Le Général Boulanger (Flammarion, Paris 1969). Ten derde is er Jacques Néré, die een boekje publiceerde over Le Boulangisme et la Presse (Colin, Paris, 1964) na een eerdere ongepubliceerde Thèse over ‘La Crise économique de 1882 et le mouvement boulangiste’ (1959). |
|