Maatstaf. Jaargang 30
(1982)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
J. Meyers Mussert in mei veertig‘Nu gaat het gebeuren’Donderdagavond 9 mei 1940 verliet Anton Mussert om even over half elf het nsb-hoofdkwartier aan de Maliebaan in Utrecht. Hij had een spoedvergadering geleid van zijn politieke raad, het in personeel opzicht nogal wisselende adviesorgaan van de leider; op dat ogenblik maakte onder anderen het Tweede-Kamerlid WoudenbergGa naar eind1. er deel van uit. Mussert had zich opvallend nerveus betoond. Hoe dichtbij vermoedde hij de apocalyps? Een dag eerder had hij gezegd: ‘Nu gaat het gebeurenGa naar eind2..’ Hetgeen nog niet wilde zeggen dat hij wist dat uitgerekend de volgende dag de oorlog zou uitbreken. Volgens Woudenberg, die hem dinsdags ook al had gesproken in verband met de arrestatie van zijn medeparlementariër Rost van Tonningen, was dat niet het geval: ‘Hij maakte niet de indruk te weten dat de oorlog de volgende dag een... feit zou zijnGa naar eind3..’ Hoe zou hij ook? Mussert had tot zijn medewerkers gezegd dat binnen een paar dagen de nsb verboden zou worden. Waar hij die wijsheid vandaan had, vertelde hij er niet bij. De beweging moest illegaal worden voortgezet; daartoe diende een maffia-achtige organisatie in het leven te worden geroepen van cellen van telkens vijf personen, waarvan er een in kontakt stond met een andere, hogere cel. Schoolmeesterachtig schetste hij - ontwerper onder alle omstandigheden - zijn bedoeling op een vel papier, alsof het een moeilijk probleem betrof dat slechts door visualisering begrijpelijk kon worden gemaakt... Buiten ontmoette Mussert zijn vrouw die te voet van huis was gekomen, kennelijk onverwacht: zij was eerst naar binnen gegaan, waar zij van Stien van Bilderbeek, de sekretaresse van de leider hoorde dat haar man al vertrokken was. Evenals de voorgaande nachten zou Mussert niet thuis slapen. Het echtpaar wandelde door de mooie lente-avond naar het rooms-katholieke kerkhof. Het was daar donker en stil, meer een lokatie voor een verliefd paartje dan voor een stel dat zijn zilveren bruiloft al ziet aankomen. Even later stopte er een auto naast hen, een huurwagen van de Tromp-garage uit Den Haag, een onopvallende Pontiac. Mussert stapte in, Rie Mussert ging terug naar huis. Zij had er geen notie van waar haar man heenging; sinds enige weken leefde de kleine burgerman die door zijn vrouw ‘Boems’ werd genoemd in een detective-verhaal. In de auto gaf hij de man achter het stuur, die kort tevoren in zijn pension door Van Bilderbeek opgebeld was om zich op deze plaats te vervoegen, opdracht om naar Bilthoven te rijden. Dat bewijst dat hij dag noch uur van het begin van de aanval kende, anders had hij zich naar de schuilplaats laten brengen die al geruime tijd terug voor hem in gereedheid was gebracht. Op 7 mei werden in Nederland de militaire verloven ingetrokken. Op 8 mei meldde United Press uit Berlijn dat de autoriteiten aldaar | |
[pagina 47]
| |
kategorisch ontkenden dat er een aanval op Nederland in de pen zat. Geruchten dienaangaande vloeiden voort uit genoemde maatregel zelf. Maar die dag zei Mussert: ‘Nu gaat het gebeuren.’ Hij wees op een onopvallend kranteberichtje, waarin werd meegedeeld dat de regering haar gezant in Washington, Loudon, had benoemd tot betaalmeester voor al haar ambtenaren in het buitenland ‘ingeval van nood’. Mussert konkludeerde: ‘De heren hebben hun tractement in veiligheid gebracht. De salarissen gaan door, ze worden door meneer Loudon netjes in Amerika uitbetaald.’Ga naar eind4. Met ‘het’ bedoelde hij de Duitse opmars naar de kust door Nederland. In april had hij die al verwacht. Hij behoorde niet tot het leger der utopisten dat niet afliet te beredeneren waarom ons land net als de vorige keer buiten schot zou blijven. Zijn visie ontsproot niet uitsluitend aan een beter duiden van de tekenen der tijden - en zeker was de wens niet de vader van de gedachte! - maar vooral aan bepaalde geheime kontakten; daardoor kon hij eigenlijk op z'n klompen wel aanvoelen dat het ervan moest komen. Deze kontakten zijn hierom zo belangrijk, omdat zij Musserts houding tegenover een Duitse aanval onthullen alsmede zijn opvatting over wat daarna moest gebeuren en ook dat hem van Duitse zijde een zekere betekenis werd toegeschreven. Want het initiatief ging uit van de Duitse contra-spionage, meer bepaald van de afdeling Abwehr ii. | |
Redder in de noodZonder dat de Nederlandse politie of inlichtingendienst er lucht van kreeg vonden er tenminste drie besprekingen plaats met Abwehrvertegenwoordigers - ten huize van de nsb-gemachtigde voor Indische zaken, Harloff, te Den Haag. Dit laatste was geen toeval: Harloffs deelname moet verklaard worden uit het feit dat Mussert Indië hanteerde als middel om zijn eigen waarde op te krikken; voor accès tot die rijke streken zouden de Duitsers immers geheel zijn aangewezen op samenwerking met Nederland - een Nederland onder Mussert wel te verstaan. In april '39 had hij in Berlijn al met de gordel van smaragd lopen adverterenGa naar eind5.. Het eerste onderhoud vond waarschijnlijk plaats in de tweede helft van december '39Ga naar eind6.. Uit Duitsland waren twee Abwehr-funktionarissen overgekomen, onder wie een zekere Neumeister, plus Julius Herdtman, leider van de - overigens los van Utrecht staande - organisatie van in Duitsland wonende nsb-ers; met hem zou Mussert nog het nodige beleven. Bij deze gelegenheid sprak Mussert de hoop uit dat de oorlog in het westen kon worden afgewend, eraan toevoegend dat dit wel een vrome wens zou zijn. Mocht het ervan komen, dan hoopte hij op een Duitse overwinning; zijn volle sympathie stond aan die kant. Begin 1940 was er weer een gesprek, deze keer alleen met Neumeister die zowel op Mussert als op Harloff een ongunstige indruk maakte. ‘Van de eer van het nationaal-socialisme en van de betekenis van Nederland en Indië had genoemde Heer niet het inzicht, dat door mij gewaardeerd kon worden,’ zei hij laterGa naar eind7.. In concreto ging het nu om de vraag wat de nsb-ers die onder de wapenen waren bij een Duitse aanval op Nederland zouden doen. Mussert liet er geen twijfel over bestaan dat zij die wapens zouden gebruiken - wat zij overigens in zijn ogen ook behoorden te doen. Voorts sprak hij de verwachting uit ‘dat de strijd kort zou zijnGa naar eind8..’ Op de vraag wat daarna moest gebeuren, antwoordde hij ‘dat dit in de eerste plaats zou afhangen van de Duitse bezettende macht, wat zij al dan niet zou toestaanGa naar eind9..’ Maar in elk geval zou hij ‘ongeveer zes weken na het beëindigen van de strijd in staat zijn om te beginnen met de wederopbouwGa naar eind10..’ Bij een derde onderhoud - in april met ene Scheuermann - kwam de nieuwe regering ter sprake, dat wil zeggen het nsb-bewind dat Mussert na de Duitse inval zou vormen; dit moest volgens hem het karakter hebben van ‘Retterin aus der NotGa naar eind11.’, vanwege de wervingskracht voor het Nederlandse volk, dat dan zijn gelijk zou erkennen en hem in de armen vallen. | |
[pagina 48]
| |
Geenszins mocht men te werk gaan als in Noorwegen, waar de installatie van de marionettenregering-Quisling op een fiasco was uitgedraaid. En passant maakte hij zich breed door zijn aanhang voor te stellen als ‘eine feste Organisation von 50.000 MannGa naar eind12.’ als een arglistige koopman die zijn kredietwaardigheid aandikt; in werkelijkheid kwam hij niet verder dan ruim de helft van dat aantalGa naar eind13.. Belangrijk is dat nu bleek dat hij om aan de macht te komen - lees: het vaderland te redden - voor het geval de Duitsers werkelijk kwamen een nieuwe strategie, zijn derde dus, had ontwikkeld. Na de weg der verkiezingen en die van een staatsgreep kwam nu het idee van de deus ex machina: het volk zou zijn vrijheid herkrijgen door toedoen van de NSB, die het dan natuurlijk van de weeromstuit zijn hart schonk. Aan collaboratie dacht hij hierbij in de verste verte niet; het ging niet om samenwerking met de bezetter van het land, maar juist om het voorkomen van een bezetting, althans van een blijvende - en om het verwerven van een adekwate plaats in een nieuw Europees bestel. Vaderlandslievender kon het niet. Bij dit alles was medewerking van Duitse kant natuurlijk een eerste vereiste. Maar dat zat wel goed, dacht hij. ‘Als Nederlands nationaal-socialist heb ik de onwankelbare overtuiging dat de nationaal-socialistische Duitse staatsleiding onder alle omstandigheden meer begrip zal tonen voor de Europese noodzakelijkheid van een onafhankelijke Groot-Nederlandse staat dan de democratische heren in Londen en Parijs,’ beleed hij in Volk en VaderlandGa naar eind14.. Tenslotte had Hermann Goering hem bezworen dat het Derde Rijk nog geen snippertje Nederland bliefde. Ondertussen bleef hij hopen dat de drinkbeker van de oorlog aan zijn land voorbij mocht gaan. In maart '40 togen Rost van Tonningen en de kleurrijke Juul Op ten Noort naar Berlijn om bij hun machtige vriend Heinrich Himm1erGa naar eind15. op te komen voor Nederland. Dit was een officiële nsb-démarche: Rost had eerst overlegd met Mussert die een en ander van harte toejuichte. Mogelijk was hij aangestoken door Rosts optimisme: deze was er vast van overtuigd dat het verzoek om Nederland te ontzien gehonoreerd zou wordenGa naar eind16.. In werkelijkheid was de ss-baas zeer ontsticht, toen de deputatie uit Holland hem onverwacht op het dak kwam vallen: de nsb mocht zich niet kompromitteren met de komende agressor. In april besloot Mussert tot nog een poging om het onheil via machtige relaties af te wenden. Door middel van Mussolini hoopte hij tot Hitler door te dringen. ‘Ik wilde Mussolini vragen een onderhoud met Hitler voor te bereiden, opdat ik hem zou kunnen vragen: “Spaar ons land,”’ verklaarde hij later tegenover zijn rechtersGa naar eind17.. Hiertoe zou hij Van Geelkerken, die in 1935 al een missie bij de duce vervuld had, naar Rome sturen. ‘Mijn medewerker zou onmiddellijk na de pinksterdagen vertrekkenGa naar eind18.,’ aldus de leider. Het mocht niet zo zijn; de zevenmijlslaarzen van de wereldgeschiedenis achterhaalden zijn goede bedoelingen... | |
Tachtig kilo leiderMussert geloofde dat de strijd in Nederland in hoogstens vier dagen beslecht zou zijn; tevens dat er in die korte tijd een felle vervolging van nsb-ers zou heersen. Hij verwachtte zelfs doden in zijn gelederen. Uiteraard liep hij zelf het grootste gevaar. Gelijk Uilenspiegel wist hij zich gehaat, al legde hij niet hetzelfde oorzakelijke verband als deze. Maar hij was niet van plan zich als een hond te laten afmaken; hij mocht in feite geen enkel risiko lopen, immers na die vier dagen zou hij broodnodig zijn als redder in de nood! ‘De oorlogen breken altijd om drie uur 's morgens uit,’ zei hij laterGa naar eind19., ‘dat wist ik en hoewel ik niet precies wist of dat nou 10, 11, of 12 mei zou zijn, had ik maatregelen genomen.’ Die waren uitgebroed door zijn secretaresse, de toegewijde Van Bilderbeek, en een andere medewerker op het hoofdkwartier, HeinGa naar eind20.. Hun eerste plan was Mussert vermommen, maar die zag zichzelf niet met aangeplakte baard en pruik rondsluipen en | |
[pagina 49]
| |
besliste: ‘Nee, dat nooit!’Ga naar eind21. Wat uiteindelijk uit de bus kwam was inderdaad heel wat nuchterder, al was het nog avontuurlijk genoeg. Er werd in Den Haag een auto gehuurd om de leider, zodra het uur X sloeg onverwijld naar een van tevoren in gereedheid gebracht onderkomen te transporteren. Musserts eigen wagen - en het nummer L-198 - was te bekend om als vluchtauto te kunnen fungeren. de wagen, een Pontiac cabriolet, werd telkens voor drie weken gehuurd op naam van een Haagse kameraad en gestald in een particuliere garage in de nabijheid zowel van het hoofdkwartier als van Musserts huis, vanwaar vluchtroutes via steegjes en brandgangen werden uitgestippeld. Een speciale chauffeur, Hartke, die volgens Mussert reed ‘als een scheermesGa naar eind22.’, werd vlak bij de garage in een pension gestationeerd met het consigne zijn kamer niet te verlaten dan uitsluitend op bevel van het hoofdkwartier. Mussert had een sleutel van het pension op zak. Nog andere voorzorgsmaatregelen werden getroffen; niet alleen de baas, ook sommige dokumenten moesten onderduiken. In januari al begonnen Hein en Hartke met de huurauto delen van het archief bij betrouwbare kameraden onder te brengen. Musserts duikadres bevond zich in het Gooi, in Huizen - een afgelegen woning aan de oude straatweg naar Naarden, die door een nieuwe verbinding in onbruik was geraakt, van de weg af nauwelijks zichtbaar door dichte bosjes. - Hier woonde kameraad Gooijer, een eenvoudig man, al jaren lang aktief lid van de beweging. Begin april werd hij door zijn groepsleider benaderd met het verzoek of hij voor een klein tijdje dokumenten wilde verbergen. Een paar dagen later kreeg hij Musserts adjudant Kessler aan de deur, een forse man met een indrukwekkende kop met leeuwenmanen, een joviale alkoholist. Of Gooijer tachtig kilo documenten kon verstoppen. Binnen een week was hij er weer en begon grondig huis en omgeving aan een onderzoek te onderwerpen, waarna hij zei: ‘Ik zal het je maar,vertellen: die 80 kilo, die je zult moeten verstoppen, dat is de leider zelfGa naar eind23..’ Op de grote zolder bevond zich een kamertje. Dat werd door Gooijer en zijn vrouw in gereedheid gebracht voor de hoge gast. Vrouw Gooijer maakte zich zorgen over hoe zij zich tegenover hem moest gedragen; bovendien had ze geen zilverbestek en de tafelmanieren van haar zoontje waren ook niet je dat... | |
De arrestaties van de derde meiEind april raakte Mussert onverwacht in grote verlegenheid. Hij stond Marvin Breckenridge, verslaggeefster van de Columbia Broadcasting System, een van de grootste Amerikaanse radio-maatschappijen, een interview toe. Dat heeft hij geweten! 's Anderen daags meldde de Nederlandse pers een uitlating die bergen stof deed opwaaien en voor het sdap-kamerlid Van der Goes van Naters aanleiding was tot het stellen van vragen aan minister-president De Geer. Volgens Breckenridge had Mussert op haar vraag hoe de Nederlandse nazi's ingeval van een Duitse aanval zouden handelen gezegd dat ‘sinds de nazi's niet meer werd toegestaan legerofficier te zijn, zij (de nazi's) absoluut niets anders zouden doen dan zó te gaan zitten, waarop hij zijn armen kruiste over zijn borst en in zijn stoel achteroverleundeGa naar eind24..’ Van der Goes van Naters wilde weten of de regering in deze woorden geen opruiing tot dienstweigering en desertie zag. Dat deed zij niet. Op zaterdag 4 mei zei De Geer in zijn antwoord dat Mussert de afgelopen woensdag een telegram had verzonden aan zijn partijgenoten in Indië, dat ook in het Nationale Dagblad verscheen om de gemoederen in eigen kring tot bedaren te brengen, waarin hij uitlegde dat de gekruiste armen sloegen op het feit dat nsb-officieren uit het leger waren gegooid en deswegen niet konden strijden. De censuur, sinds de afkondiging van de staat van beleg op 19 april van kracht, had de tekst van het telegram gefatsoeneerd, ‘gegooid’ in ‘gezet’ veranderd en een passage over ‘Brits-Joodse propaganda’ die voor de scheve voorstelling van zaken verant- | |
[pagina 50]
| |
woordelijk werd gesteld, geschrapt. Maar ongeschonden bleef de kern die luidde: ‘Soldaten in het leger doen natuurlijk hun plicht, dit valt buiten iedere bespreking, is geen vraagstuk voor behoorlijke mensenGa naar eind25..’ Het was voor de regering voldoende om Mussert ongemoeid te laten - het is zeer de vraag of ze voor iets anders de moed had bezeten - en dat was een dag eerder al tot uiting gekomen. Op vrijdag 3 mei zag de weduwe Rost van Tonningen aan het eind van de middag vanuit de voorkamer van haar woning in Den Haag haar zoon thuiskomen. Rost parkeerde zijn auto langs de stoep en stapte uit op het moment dat er een andere wagen achter de zijne stopte. De bestuurder daarvan stapte ook uit, beide mannen wisselden enkele woorden, waarna zij in de achterste auto wegreden. Later belde een onbekende op om te zeggen dat Rost niet thuis kwam en in Haarlem bleef eten. Toen mevrouw Rost, ongerust geworden, kennissen wilde opbellen, bleek haar telefoon dood. Om kwart voor zeven 's avonds dienden zich twee heren aan - een van hen de hoofdcommissaris van politie - die haar kwamen ‘geruststellen’ met de boodschap dat haar zoon geïnterneerd was. Twintig anderen trof die dag hetzelfde lot. Mussert niet. Waarom niet? Toen op 19 april de staat van beleg werd afgekondigd, was er een lijst van voor 's lands veiligheid gevaarlijk geachte en deswegen eventueel te arresteren personen opgesteld door de procureurs der vijf gerechtshoven, minister van justitie Gerbrandy en generaal Fabius, hoofd van de inlichtingendienst, de gs iii. Opperbevelhebber Winkelman had Fabius bevolen als kriterium te hanteren: bewijs van landsverraderlijk gedrag. De heren werden bij hun taak voornamelijk geleid door angst - zowel voor provocatie als om Duitsland te prikkelen. Na veel vijven en zessen bevielen zij van een lijst van eenentwintig namen, vijf van nsb-ers van wie Rost en Feldmeijer, de kommandant van de Mussert-garde, het bekendst waren. Winkelman keurde de lijst goed, de ministerraad eveneens. Daarna werd wel de vraag gesteld: Waarom staat Mussert niet op de lijstGa naar eind26.? Winkelman antwoordde dat hij geen bewijzen had dat Mussert een verrader was en daarmee was de kous af. Uitgaande van het gestelde kriterium werd Mussert terecht ongemoeid gelaten, maar hadden Rost en Feldmeijer - plus de andere nsb-ers - evenmin gearresteerd mogen worden: zij hadden zich net zo min als de leider aan enige landsverraderlijke aktiviteit schuldig gemaakt. Gelet op de geest waarin de samenstellers van de lijst handelden, kan er maar een verklaring zijn voor het feit dat ze Mussert lieten lopen: vrees voor moeilijkheden in welke vorm dan ook. En zo geschiedde het dat hij maandag 5 mei even frank en vrij als alle voorgaande dagen van zijn huis, waar hij zich in de vroege ochtend had laten afzetten na de nacht op een schuiladres te hebben doorgebracht, naar het hoofdkwartier wandelde. Al een paar weken overnachtte hij bij partijgenoten, nu eens in Hilversum, dan weer in Soest of Bussum. 's Morgens haalde Hartke hem op en bracht hem in de buurt van zijn woning. Omstreeks half negen kon ieder die het wilde de leider van de nsb zoals gewoonlijk via de Burgemeester Reigerslaan naar de Maliebaan zien gaan, een onopvallende, plichtsgetrouwe kantoorman... Op 7 mei meldde Woudenberg zich op het hoofdkwartier om met de leider te overleggen hoe de nsb-fractie in de Tweede Kamer moest ageren tegen de arrestatie van Rost. Dat het niet erg boterde tussen de baas en Rost was hem natuurlijk niet onbekend, maar de reaktie van Mussert was zo fel dat hij met stomheid werd geslagen. Snijdend zei hij: ‘De vraag voor mij is of Rost wel bij de beweging hoort, of hij niet onwaardig is om daartoe te behorenGa naar eind27..’ Geloofde hij half en half dat Rost zich werkelijk met verraad bezoedeld had - bijvoorbeeld ter gelegenheid van zijn maartse reis naar Berlijn? Tenslotte zag hij in dat hij Rost tegenover de buitenwacht niet kon laten vallen en gaf hij toestemming voor een protest; op de laatste dag van de vrede werd het ingediend door Marchant et d'Ansembourg tijdens de be- | |
[pagina 51]
| |
handeling van het justitieel beleid in de Tweede Kamer. En op 8 mei had Mussert zich al gezet tot het schrijven van een - zij het weinig vurige - solidariteitsbetuiging: ‘Heden schrijf ik dit artikel; zal ik morgen ook verdwenen zijn, opgeborgen? Wie kan daarvan iets zeggen? Wie in Nederland, die 's ochtends zijn huis verlaat, kan in de loop van de dag niet gevaarlijk worden geacht voor de rust en de ordeGa naar eind28.?’ Woorden die bestemd waren voor Volk en Vaderland van 10 mei. Ze zouden nimmer hun weg tot de lezers vinden. | |
Nederlands eerste onderduikerAnton Mussen behoorde tot de vele Nederlanders die in de vroege morgen van de tiende mei door oorlogsrumoer uit de slaap werden gehaald. In zijn eigen woorden: ‘Toen het gebeurde zat ik in Bilthoven. Ik werd om drie uur in de morgen wakker. Het was dus zover... Ik overlegde rustig wat ik zou doen. Reed ik midden in de nacht weg, dan zou dat opvallen. Ik wachtte tot half acht - toen gingen er meer mensen, en vooral zakenmensen, uit Bilthoven, op stapGa naar eind29..’ Om tien over zeven werd Hartke in zijn pension opgebeld - door de baas zelf; hij moest onmiddellijk komen. Door echt Hitlerweer reed hij naar Bilthoven. Op de hoek van de laan waar hij Mussert de vorige avond had afgezet wachtte hij. Mussert kwam niet opdagen, wel een soldaat die door omwonenden, die zenuwachtig waren geworden door de aanhoudende radioberichten over parachutisten, op hem af was gestuurd. Terwijl Hartke zijn best deed het wantrouwen bij de soldaat weg te nemen, kwam Mussert er aan. Zonder blijk van herkenning liep hij voorbij. Later pikte Hartke hem in een andere laan op. Uiterlijk was de leider volkomen kalm. ‘We moeten zien er doorheen te komen,’ zei hijGa naar eind30.. Hij beval Hartke de grote weg naar Amsterdam op te rijden. Even buiten Bilthoven werden ze aangehouden door twee militairen met bajonet op het geweer. Ze kontroleerden Hartkes papieren en gaven zonder aandacht aan de man achterin te hebben geschonken toestemming om door te rijden. ‘Dat is een,’ zei Mussert, ‘nu de volgendeGa naar eind31..’ Die was in de buurt van paleis Soestdijk, een stille plek, geen ander verkeer, twee soldaten in oorlogsuitrusting. Geen grondige inspektie, alleen een blik in de papieren en de vraag waarheen de reis ging. Bij de wegkruising Crailo moesten ze voor de derde keer stoppen en het zag er niet naar uit dat ze er deze keer zo gemakkelijk vanaf zouden komen. De passagier trok de belangstelling. ‘Wie bent u?’ werd hem gevraagd. ‘Moet nog voor zaken naar Amsterdam,’ antwoordde hij ontwijkend. ‘Heeft u papieren bij u?’ ‘Neen.’ De soldaten overlegden met elkaar, ogenblikken van intense spanning, plotseling: ‘U kunt doorrijden.’ Toen ze weer reden verzuchtte Mussert: ‘Tot zover is het geluktGa naar eind32..’ Kameraadske Gooijer klopte een kleed in de tuin, meer om haar spanningen af te reageren dan uit noodzaak: haar man zat in verband met zijn werk helemaal in Limburg, haar inwonende broer was Rijks-Duitser, de lucht was vol oorlogssporen in de vorm van witte strepen van vliegtuigen en hoe zat het met de leider? Opeens stond er iemand naast haar: Kessler die kwam zeggen dat haar voorname logé was gearriveerd. Even later kwam hij met zijn adjudant die hem op was gaan halen uit een bosje aan de achterkant van het huis, over het lange tuinpad op haar toe. Mussert, wiens eenvoud haar meteen opviel en geruststelde, nam zijn intrek in een zijkamer, waar hij naar de radio luisterde - de Deutschlandsender. Tegen de middag, voordat het zoontje van de Gooijers uit school kwam, moest hij het schuilhok op de zolder opzoeken. Gooijer zelf, die bij het eerste oorlogsgerucht uit Limburg vertrokken was, kwam onverwacht thuis. Inmiddels kwamen er onheilsberichten binnen over huiszoekingen en arrestaties van nsb-ers. De door Mussert voorspelde vervolging was begonnen. Op aanwijzing van zijn gastvrouw zocht hij een goed heenkomen in de bosjes achter het huis, waar zich een loopgraaf uit de eerste | |
[pagina 52]
| |
wereldoorlog bevond. ‘Als het nodig is, dan slaap ik in die loopgraaf,’ zei hijGa naar eind33.. Niet lang daarna arriveerde er een auto met drie politieagenten; zij doorzochten het huis en namen Gooijer mee, die evenwel in de loop van de dag weer werd vrijgelaten. Toen de schemering viel, gingen de Gooijers samen op zoek in de bosjes naar hun gast; ze vonden hem niet. Nadat het helemaal donker was geworden, ging Gooijer er nog eens alleen op uit. Toen hij zacht de melodie van ‘de zwarte soldaten’, het wa-marslied, floot, dook Mussert op. Zes uur had hij in de loopgraaf doorgebracht en ondanks het mooie weer had hij een flinke verkoudheid opgelopen. Vrouw Gooijer maakte gebakken aardappeltjes met sla en een spiegelei voor hem klaar; daar at hij maar weinig van en meteen daarna ging hij naar bed. 11 Mei, de tweede oorlogsdag en Musserts verjaardag; zesenveertig werd hij. Zijn gastvrouw plukte een bosje meiklokjes om het zolderkamertje een beetje een feestelijk voorkomen te geven. En Gooijer maakte een nog betere schuilplaats in orde: op de vliering boven het zolderkamertje. De volgende nachten sliep Mussert daar op een harde matras. Om er te komen moest hij zich ophijsen aan een touw, dat hij ‘de stijgbeugel’ noemde. Hij droeg een oude werkbroek, een jasje en een alpinopetje van Gooijer, zijn gevangenisplunje. ‘Ik weet nu ook wat gevangenschap betekent,’ zei hijGa naar eind34.. In zorg om het lot van zijn kameraden zat hij op de zolder, af en toe schaak spelend met Gooijer. ‘Ja, nou zit ik hier,’ verzuchtte hijGa naar eind35., ‘en ik heb tienduizenden kameraden en kan niets voor hen doen.’ Er deden zich nog angstige momenten voor. Op de avond van Musserts verjaardag werd er luid op de achterdeur gebonkt. Opnieuw politie! Deze keer echter alleen maar om te waarschuwen dat er licht naar buiten toe uitstraalde. Op eerste pinksterdag wemelde het van de soldaten in de buurt, mogelijk op zoek naar parachutisten. De bosjes en de loopgraaf waar Mussert verscholen had gezeten, werden met bajonetten uitgekamd. Ondertussen kwam Mussert ter ore dat hij was doodgeschoten. En dinsdagmiddag 14 mei hoorde hij net als tallozen zijner landgenoten het nieuws van de capitulatie over de radio - zij het kennelijk in een andere gemoedsgesteldheid dan de meeste van hen: volgens zijn zorgzame gastvrouw met een gelukkig gezicht. Onmiddellijk ruilde hij zijn gevangenisklofje in voor zijn nette kostuumGa naar eind36.. Woensdagmorgen liepen Gooijer en hij om half zes al over de heide naar het huis van Kessler. Deze was opgepakt en zijn vrouw had sindsdien nog niets van hem gehoord. Ze gaf hun de auto van de adjudant en Gooijer reed Mussert naar een kameraad in Hilversum bij wie hij volgens afspraak zijn vrouw zou ontmoeten. Hier vernam hij dat ook zij was weggevoerd; omtrent haar lot was verder niets bekend. Tot Utrecht zat hij stil achter in de auto... Om half negen kwamen zij bij het hoofdkwartier aan. De vlag hing er halfstok. Het was door Nederlandse soldaten overhoop gehaald en geplunderd onder aanrichting van een enorme ravage. Een veertigtal kameraden was al hard aan het redderen. Zij ontvingen de leider met een donderend ‘houzee!’ ‘Zo, daar zijn we dan weer,’ zei deze lakoniekGa naar eind37.. Hij waadde met een emotieloos gezicht door de vernielingen heen met als enige zorg wanneer zijn kamer weer op orde zou zijn. Het eerste wat er moest gebeuren was de telefoondienst berichten dat hij zo gauw mogelijk weer over telefoon moest beschikken. ‘Want,’ zei hijGa naar eind38., ‘we moeten aan de slag.’ De vaak barbaarse wijze waarop gedurende de vijfdaagse oorlog tegen nsb-ers is opgetreden - vijf hunner werden zelfs gedood - stempelt Musserts onderduik tot een daad van gezond verstand. Maar tegenstanders, ook in eigen kring, hebben deze niet zelden aangegrepen om hem belachelijk te maken en van lafheid te betichten; hierbij werd met grote hardnekkigheid een hooiberg genoemd. Mussert was gevoelig voor deze aantijgingenGa naar eind39.. In het begin van de oorlog werd een Nederlandse ss-er door Duitse kameraden gevraagd of Mussert zich werkelijk | |
[pagina 55]
| |
had verstopt in een hooiberg, wat de man bevestigde. En had hij ook zijn tante meegenomen? Het antwoord luidde: ‘Nein! Aber ich hätte auch bestimmt meine Tante nicht mittgenommenGa naar eind40..’ Toen hij zich later als lid van de nsb aanmeldde, werd hij door Mussert, wie een en ander ter ore was gekomen, geweigerd. | |
SterfgevallenOpluchting en vreugde heerste op het verrampokte hoofdkwartier na de dagen van gevangenschap, angst, ontberingen, bedreiging en mishandeling die vele nsb-ers te verduren hadden gehad - van de kant van hun landgenoten, terwijl zij hun redding dankten aan de aanranders van hun land, een traumatische ervaring. ‘Het liep de hele dag door. Iedereen die gevangen had gezeten, kwam met zijn verhalen. Die morgen was onvergetelijk. Tranen vloeiden over het feit dat we elkander zagenGa naar eind41..’ Mussert zelf ging naar huis, toen zijn vrouw opbelde om haar behouden terugkeer te melden; de arrestatiegolf had haar in de Hoornse krententuin doen belanden, waar zij onder mensonwaardige omstandigheden in een kooi opgesloten had gezeten. Het tweede familiebericht dat Mussert die dag ontving behelsde de dood van zijn broer Jo, een hevige schok voor de man die zo sterk aan zijn familie hing. Luitenant-kolonel Mussert was kantonnementskommandant van Dordrecht geweest. Zich bewust van het wantrouwen rondom zijn persoon vanwege zijn verwantschap met de leider van de nsb, was hij er extra op gebrand om de stad te behouden, maar in de nacht van 13 op 14 mei moest hij zich over de Merwede op Sliedrecht terugtrekken. Hier kwamen in de middag van de veertiende twee officieren, Bom en Kruithof - voor een militair duo een kombinatie van namen die men behalve in een stripverhaal alleen in het werkelijke leven kan verwachten - die geïnfekteerd waren door de algehele vijfde-kolonnepsychose, hem arresteren. Het eindigde ermee dat de overste ter plaatse met vier revolverschoten werd geveld. Enkele uren later stierf hij, nadat hij tegen de veldprediker die hem geestelijke bijstand verleende, had gezegd: ‘Ze hebben me neergeschoten, omdat ik Mussert heetGa naar eind42..’ In de namiddag reed Mussert naar Delft, de woonplaats van zijn broer. Familie-eer was voor hem geen archaïsme, maar een wezenlijk begrip - in de dodencel zou hij het er nog over hebben; deze eer eiste nu dat zijn broer gezuiverd werd van verdenking van verraderlijk gedrag. Dit wilde hij bereiken door middel van een bijzondere plechtigheid. Uiteraard zou Jo Mussert met militaire eer begraven worden. Als plaats voor de rouwdienst had Mussert de Nieuwe Kerk gedacht, die vanwege de aldaar rustende Oranjes bijzondere nationale gevoelswaarde had, een waardig dekor om de nagedachtenis van zijn broer te eren en tevens diens vaderlandse gezindheid reliëf te geven. De weduwe beschikte evenwel anders: de begrafenis vond plaats te Gorkum, waar de jongens van meester Mussert eens de hbs hadden bezocht en waar twee kinderen van de overste begraven lagen. Het ziet er naar uit dat Mussert het nuttige met het aangename heeft willen verenigen: door het goede vaderlanderschap van zijn broer te dokumenteren trok hijzelf en indirekt ook zijn beweging gunstig daglicht aan. In een groot aantal dagbladen - niet nationaal-socialistisch dus - verscheen op 20 mei een rouwadvertentie, namens de familie ondertekend met ir. A.A. Mussert, waarin het heette dat J.A. Mussert was ‘gevallen bij de verdediging van zijn vaderlandGa naar eind43..’ In deze dagen was Mussert verwoed in de weer om het verraad-odium dat op de nsb was gaan drukken te bestrijden. Van het welslagen hing af of zijn droom van een nationaal-socialistische volkseenheid onder zijn aanvoering ooit uit kon komen, met andere woorden voor hem hing alles ervan af. Door de Duitse invasie was het water tussen nsb en de rest van het volk evenwel dieper dan ooit tevoren geworden. Zes sterfgevallen waren daarvan het gevolg: dat van zijn broer en die van vijf kameraden die omwille van het lidmaatschap van de nsb gedood waren. Verzoe- | |
[pagina 56]
| |
ning was nu een eerste vereiste. Daarom verbood hij in Volk en Vaderland van 24 mei, het eerste nummer na het begin van de oorlog, iedere persoonlijke wraakneming op hen die zich schuldig hadden gemaakt aan terreur tegenover de beweging of haar leden. De dood van zijn broer noemde hij hier anders dan in de andere kranten weliswaar ronduit moord, echter voornamelijk als argument om zijn volgelingen er naar zijn voorbeeld van te weerhouden eigen rechter te gaan spelen. Wel beloofde hij: ‘De gepleegde misdaden zullen worden berechtGa naar eind44..’ Uiteindelijk werd er geheel volgens zijn wens alleen strafvervolging ingesteld tegen personen door wier toedoen NSBers waren gedood alsmede tegen Bom en Kruithof. Maar er was meer voor nodig om de nsb die de kop van Jut voor de nederlaag-frustratie was geworden te ontlasten van de onrechtvaardige beschuldiging een vijfdekolonnerol te hebben gespeeld. Mussert begreep dat. | |
‘Alles sal reg kom’Mussert zei en geloofde er elk woord van: ‘Nu zijn wij voor ons volk meer dan ooit nodig. Want daar is maar één toekomst voor ons volk: de nationaal-socialistische.’ En: ‘...omdat wij met elkander een roeping te vervullen hebben, de roeping van ons volk te verlossen uit zijn grote noodGa naar eind45..’ Voor hem was het dan ook geen vraag of hij zijn politieke aktiviteiten onder de nieuwe omstandigheden al dan niet moest voortzetten. ‘De beloning is dat wij nu ons volk mogen dienen door het te leiden naar een stralende toekomst. Hebt vertrouwen. Alles sal reg kom,’ schreef hij in het hoofdartikel van Volk en Vaderland van 24 mei. Argumenten om de Duitse overweldiging te beantwoorden met schorsing van de beweging konden dus geen genade vinden in zijn ogen. De zozeer door hem gerespekteerde Van Vessem, lid van de Eerste Kamer voor de nsb, trachtte hem reeds op 15 mei daartoe te bewegen. Twee leden van zijn politieke raad deden dat de volgende dag nog eens dunnetjes overGa naar eind46.. Mussert snoerde hun de mond door te bezweren dat hij de integriteit en onafhankelijkheid van het land zou blijven voorstaan - inderdaad: blijven, want deze had hij in alle voorkomende gevallen konsekwent vooropgesteld. Van Duitse zijde kwamen al gauw de eerste kontakten. Donderdag 16 mei kreeg hij thuis bericht dat er twee officieren op het hoofdkwartier zaten - de hem bekende Abwehr-man Scheuermann en diens chef - die hem wilde 56 spreken. ‘Rie, ik moet even naar de Maliebaan,’ zei hij tegen zijn vrouw, ‘ik neem Elfie maar mee.’ De Duitsers zaten in zijn kamer, allebei met een sigaret. ‘Pardon, heren,’ zei hij, ‘hier wordt niet gerooktGa naar eind47..’ Mussert ten voeten uit: onder alle omstandigheden fel op details. De volgende morgen sprak hij opnieuw met dit tweetal. En 's avonds met een Wehrmachtofficier, luitenant Töpfer, een merkwaardige partikulier, niet zonder relaties, maar voor het overige iemand met aanmerkelijk meer fantasie dan gewicht. Samen spraken Mussert en hij over de verwezenlijking van Musserts droom: Groot-Nederland, zijnde Nederland, Vlaanderen plus de Nederlandse koloniën en de Congo - en over de vorming van een voorlopig bewind met deelname van de nsb. Buitenlandse zaken, defensie en koloniën werden alvast aan de Duitse Militärverwaltung toebedeeld, terwijl binnenlandse zaken en justitie onder Musserts invloed kwamenGa naar eind48.. Tegenover de droom plaatste zich de realiteit. De eerste teleurstelling die de Duitsers hem bereidden was te weigeren dat hij zich via de radio tot het volk richtte. En dat terwijl dit medium zo onmisbaar was voor zijn plannen: zijn aanhangers neigingen tot vuistrecht uit het hoofd praten, de nsb zuiveren van verraad-smetten en zijn landgenoten voor zich winnen door in het vooruitzicht te stellen: ‘Naar mijn onwrikbare overtuiging wordt Nederland weer een onafhankelijk, vrij landGa naar eind49.’ - als hij het voor het zeggen kreeg. Noch graaf d'Ansembourg, noch Töpfer konden het voor elkaar krijgen | |
[pagina 57]
| |
dat hij de ether in mocht. In totaal gingen er achtereenvolgens drie pogingen daartoe de mist in. En op zondag 19 mei kreeg hij de dreun van zijn leven, toen hij uit de krant moest vernemen dat Hitler de dag tevoren Arthur Seyss-Inquart had benoemd tot Reichskommissar voor de bezette Nederlandse gebieden - zonder ook een woord van overleg met hem! Alsof hij lucht was. Hoewel hij naar buiten toe optimisme bleef uitstralen in de trant van ‘alles sal reg kom’, hoopten vanaf deze sombere zondag de teleurstellingen zich op. Nu bleek ook dat zijn beheerstheid, die iedereen altijd zo frappeerde, soms niet meer was dan een oppervlakteverschijnsel. Op 21 mei racede hij naar Laren, waar een dame woonde die in de jaren twintig een goede kennis van Mussolini was geweest en onder het pseudoniem Ellen Forest ophemelend over hem had geschreven. Mussert vroeg haar de duce onverwijld te telefoneren en hem te verzoeken Hitler ertoe te bewegen de nsb-leider te ontvangen. In zijn hoofd had de mening postgevat dat hij de Führer moest spreken, voordat diens zojuist benoemde zetbaas in Nederland aankwam. Hoopte hij nog iets aan die benoeming te kunnen veranderen? Forest gedroeg zich volslagen hysterisch en weigerde hem te helpen. Dit voorval demonstreert iets irrationeels dat herhaaldelijk bij Mussert onder een huid van zakelijkheid en logika manifest was. Want waarom belde hij zelf Rome niet? Hij stond op vriendschappelijke voet met Mussolini, had hem sinds 1934 elk jaar bezocht; bovendien had deze op zijn verzoek al eens een onderhoud voor hem geregeld, namelijk met kardinaal Pacelli... Na bij Forest de kous op de kop te hebben gekregen reed hij met dezelfde vaart naar Alkmaar om een partijgenootGa naar eind50. op te halen om het ministerie van justitie te gaan bezetten. Toen deze, beseffend dat bij de leider de stoppen waren doorgeslagen, weigerde, snelde hij zonder hem naar Den Haag, waar hij door d'Ansembourg gestuit werd. 's Anderen daags had hij een afspraak met generaal Winkelman aan wie het gezag was opgedragen, toen de regering de wijk had genomen naar Engeland. Van de generaal wilde hij een verklaring dat de nsb zich in de vijf oorlogsdagen niet aan verraad had schuldig gemaakt. Van Vessem had al eerder met Winkelman gesproken. Die had toen gezegd dat er een onderzoek gaande was, maar dat het hem bij voorbaat al onwaarschijnlijk voorkwam dat de nsb op grote schaal verraad zou hebben gepleegd. Op die woensdag 22 mei moest Mussert even wachten. Na tien minuten liep hij op hoge benen weg, roepend dat de generaal de volgende keer bij hem kon komen. Niettemin liet hij in het Nationale Dagblad publiceren dat Winkelman geen enkel bewijs van nsb-verraad gevonden hadGa naar eind51.. Nog meer Duitsers dienden zich aan, onder wie een oude bekende, Rudolf Likus van Ribbentrops Auswärtige Amt met wie hij tijdens zijn bezoek aan Berlijn in april '39 zo'n uitvoerige en belangwekkende bespreking had gevoerd. Tegenover hem betoogde hij dat de zuidgrens van Groot-Nederland gevormd zou moeten worden door de lijn Luik-Duinkerken. Hij overlegde kaarten die hij speciaal had laten maken, waarop de historische rechtvaardiging van dit verlangen werd uitgebeeld aan de hand van de ontwikkelingen sinds Karel de Grote - Mussertiaanse grondigheid! Ook beklemtoonde hij de noodzaak om Von Ribbentrop te spreken te krijgen - en Hitler als het even kon! - voordat Seyss er was. Likus zou zijn best doen. Zei hij. Er kwam niets van terecht. Op 29 mei werd de Rijkskommissaris in de Ridderzaal geinstalleerd. Mussert had niet eens een uitnodiging voor de plechtigheid ontvangen! D'Ansembourg wel, maar die mocht er van de baas niet heen. Mussert was verbijsterd. Op 30 mei kreeg hij bezoek van vijf Duitsers, onder hen de ss-ers Lorenz, die hem op het hart drukte om kontakt op te nemen met Himmler, en Osswald die hem in de gordijnen joeg door ronduit te zeggen dat het idee van een onafhankelijk Nederland te gek was om los te lopen; de Nederlandse grens en de Nederlandse taal | |
[pagina 58]
| |
zouden helemaal verdwijnen. Het ss-standpunt - Nederland opgaan in het Rijk - waarmee hij zoveel te stellen zou krijgen, had zich hiermee gepresenteerd. Toen de maand ten einde liep bereikte hem het nieuws dat zijn rivaal Rost van Tonningen die in de oorlogsdagen was weggevoerd en sindsdien spoorloos was, behouden was. Met Feldmeijer kwam hij op huis aan. Op de 26e waren zij door Duitse troepen in Calais bevrijd. Op zaterdag 1 juni belde Rost vanuit Breda Mussert op om zijn terugkeer in patria te melden. Mussert beval hem onmiddellijk over te komen. Daar dacht Rost niet aan. In Den Haag liet hij wijd en zijd bekend maken dat hij daar de volgende dag zou zijn. Die zondag beleefde hij een ‘joyeuse entrée’. Als overwinnaars werden hij en Feldmeijer ingehaald door een leger kameraden, beladen met bloemen, fruit en gelukwensen, doodgewaand voor hun overtuiging, deswegen omgeven door een heroïsch aureool, semi-martelaren. Dat was wel iets anders dan wegkruipen, al dan niet in een hooihoop. Ten huize van een bevriende bankier recipieerde Rost als een vorst, terug van weggeweest, daar kon Mussert op rekenen! | |
BloeimaandHet lot bepaalde dat de meest beslissende gebeurtenissen in Musserts leven plaats grepen in mei, in de tale der beweging ‘bloeimaand’ geheten. Hij aanschouwde het levenslicht in mei en verloor zijn baan in die maand, waardoor hij in het vervolg geheel was aangewezen op het glibberig bedrijf der politiek; in de meidagen van '40 moest hij zijn hachje redden door zijn toevlucht te nemen tot de rol van de eerste onderduiker van Nederland, zoals hij zichzelf later in een poging tot humor noemde ten overstaan van zijn rechters, in mei vijf jaar daarna werd hij gevangen genomen en nog weer een mei later maakte een salvo van een executiepeloton een eind aan zijn aanwezigheid op aarde - het loon van de collaboratie die hij niet had gewild, maar waarvoor hij zijns ondanks | |
[pagina 59]
| |
in mei '40 de basis legde, al kon hij toen nog niet bevroeden waarheen zijn strategie van samenwerken hem stap voor stap zou voeren, noch hoe vuil zijn handen compromis voor compromis zouden worden - meer slachtoffer dan boosdoener. Hoe was het nu mogelijk, dat Mussert kon denken dat de Duitsers met hem in zee zouden willen gaan, waar het Duitse nationalisme, dat gelijk en identiek was aan imperialisme en annexionisme, en zijn Nederlandse nationalisme elkaar wederzijds uitsloten? Het antwoord is dat hij dacht een paar troeven in handen te hebben, waardoor zij niet om hem heen konden: verwantschap in ideologie, een hechte organisatie van 50.000 man, het Nederlandse volk, dat wilde zeggen na het Duitse het grootste germaanse volk op het continent en Indië. Maar de Duitse nazi's vonden hem ideologisch niet zuiver op de graat, een burgerlijke nationalist, meer niet; zijn schare van 50.000 koppen kon geen narekening velen, het Nederlandse volk had hij nog lang niet achter zich en Indië had hij niet in zijn zak. Conclusie: hij had geen troef, slechts een handvol lucht. Niettemin waagde hij het erop zaken te doen met Hitler, hoewel hij van Neville Chamberlain - en die kon het weten! - had kunnen leren dat zulks gelijk stond met ‘playing poker with a gangster’. Om dat in te zien bezat Mussert niet alleen te weinig mensenkennis, ook onvoldoende boosaardigheid. ‘Hij was veel te goed voor politiek,’ aldus zijn zusterGa naar eind52.. Het kon dan ook niet anders of de enige kaart die hem in het komende duivelse spel zou toevallen was de zwarte piet. Alle ingrediënten voor de comédie noire die op het punt stond te beginnen, waren al voor handen: Musserts geloof in zijn messiaanse roeping, waarmee de behandeling als quantité négligeable door de werkelijke machten een pathetisch kontrast vormde - en de verdeeldheid in eigen huis, belichaamd door Rost en Feldmeijer die plotseling weer voor zijn neus stonden. Mei veertig. De offergang van de nsb was begonnen. Zwarte mei. | |
[pagina 60]
| |
|