Maatstaf. Jaargang 30(1982)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Jan Kal Vijf stuks Spuit elf Wat valt er in het leven te bereiken? Doorgronden tot de bodem van jezelf, òf staren naar het hemelse gewelf en tijd en ruimte trachten te bestrijken? Ik voel me nietig als ik durf te kijken voorbij de sterren, groots wanneer ik delf in eigen diepte, tot ik denk: ‘Spuit elf geeft ook weer modder.’ Waaraan moet je ijken? Gemeten word je aan het woord van Hem: ‘Wat gij mijn minste broeder hebt gedaan hebt gij aan Mij gedaan’, bij al je daden. Wat knoei je dan met inkt op schone bladen? Mag ik misschien, wat hier ook komt te staan, doormodderen, maar met mijn eigen stem? [pagina 48] [p. 48] Baas boven baas Twaalf slagen klinken van de Westertoren: nu ben ik jarig, deze witte nacht. Voor vijfendertig jaar werd ik geboren; driehonderdvijftig jaar wordt híj herdacht. Ik kan hem op mijn zolderkamer horen, die lange Jan, niet hard, maar ook niet zacht. Wat ik bereik, en waar ik raak verloren, mijn hart zal trekken naar de Prinsengracht. Wat brengt het leven voor Verzameld Werk? Men denkt: die Kal dicht uit de losse pols, maar ik streef ernstig naar iets waardevols. Begraaf me later in de Westerkerk, tussen Rembrandt van Rijn en Lucas Bols, een prachtig schilder, en een prima merk. [pagina 49] [p. 49] Eerste Egelantiersdwarsstraat 5 Opnieuw is de Jordaan mijn aards verblijf. In 't dak van 't hoekhuisje, waar ik dit schrijf, woon ik op grond van 't zingen van mijn lier. O Eerste Egelantiersdwarsstraat 5. 't Is dus de Tweede noch de Derde hier, postbode! Tuíndwarsstraat noch Anjelier! Haaks op een dwarsstraat vindt u buiten kijf een straat met net zo'n naam, maar zonder sier. Ik loop met post m'n poten uit m'n lijf. Men kan niet lezen bij het Staatsbedrijf. Lezer, u wel? Pak dan uw briefpapier. Doe of u mij iets opstuurt. En verstijf. Alweer een envelop met Eglantier; drie lettergrepen dus. Het moet met vier. [pagina 50] [p. 50] Verzen bouwen Het leven blijft je door de vingers glippen, en wekt behoefte aan een vaste vorm. Ik bouw mijn verzen naar de strengste norm; geen stenen woning kan er ooit aan tippen. Een huis moet stevig staan wanneer de storm een mens de kleren van het lijf komt strippen. Stijgt niet het water je tot aan de lippen, dan voel je wel het knagen van de worm. Nee, buitenstaander met je wanbegrippen, het ís niet even met de vingers knippen; ik bouw geen flats voor jullie Benidorm. Mijn ruimtes zijn slechts schijnbaar uniform, met uitzichten waardoor de geest kan trippen en even aan het universum nippen. [pagina 51] [p. 51] Otto e mezzo Hoe kijkt een mens naar andermans exempel, een integratie van een levensreis? Acht vijftig was de toegang tot de tempel, en glimlachend betaalde ik de prijs. Eenmaal aan gene zijde van de drempel, voorbij de tijd, bleek op het plaatsbewijs de 8 gedrúkt, de 5 en 0 een stempel; een grapje van The Movies, maar te grijs. Achteneenhalve regel. Net een lotto lijkt soms het leven, los als zand, een speling van de natuur of God, en zonder motto. De zweep erover helpt, noch wonderzalf. Een mens moet kiezen voor een rolverdeling: een kunstwerk, keer op keer: 8½. Vorige Volgende