Jan de Rooy John Goudie Lynch
Op oudejaarsdag van het afgelopen jaar picknickte ik in een verwaarloosde wijngaard in de Pyreneeën. Het was warm en windstil; het kleine gezelschap waarvan ik deel uitmaakte zat half in de zon, half onder het lommer van een olijfboom. Men zei niet veel en deed zich te goed aan quiches, taarten, wijn, bier en fruit. Krekelgeluiden en zo nu en dan een tikje van een fles tegen een glas; het leek een Nederlandse zondagmiddag in de zomer. Het bier was zwaar en de wijn was vol. Loom staarde men langs de kale wijnstokken naar het meer van Vinça of naar de besneeuwde top van de Canigou. Ik bestudeerde afwisselend het landschap en het getuur van mijn vrienden.
Een mengeling van verwondering en lichte angst straalde uit de ogen van de vriend die de wijn geperst en het bier gebrouwen had en soms verried een twinkeling een binnenpretje. Maar die blik hoef ik niet te beschrijven, want die treft u op de volgende pagina's waar u wordt aangestaard door de ogen van John Goudie Lynch. Al zijn het geen zelfportretten - de schilder is jonger en magerder dan zijn meeste modellen - het zijn steeds de ogen van de schilder.
Hij werd in 1946 in Glasgow geboren waar hij ook de kunstacademie bezocht. De grijze deken boven Schotland drukte zwaar op hem en tijdens zijn studiejaren greep hij iedere kans om zomercursussen in onder andere Frankrijk, Italië en Marokko te volgen. Na zijn studie wilde hij Schotland héél ver achter zich laten; hij besloot naar India te gaan.
Op weg daarheen bezocht hij een Nederlands meisje dat hij op een zomerkamp in Frankrijk had ontmoet. Hij bleef bij haar, de reis naar India hield op in Amsterdam. Hij werd leraar op de International School en woonde enkele jaren in de Pijp.
In 1974 vestigde hij zich in de Pyreneeën om zich volledig aan het schilderen te wijden. Hij woont er in Rodes, tussen Andorra en Perpignan, in een prachtig huis, iets hoger gelegen dan de wijngaard waar gepicknickt werd. Nog steeds wordt er veel tijd besteed aan het opknappen van dat huis; ook gaat de nodige tijd zitten in het maken van de wijn en het bier - niettemin is Goudie Lynch dagelijks vijf à zes uur in zijn atelier te vinden.
In dat atelier zou men naast de ezel een spiegel verwachten vanwege des schilders blik op alle doeken. Maar dat is niet het geval.
‘Meestal zit ik een hele tijd met verf op het doek te spelen en heb ik er geen idee van wat ik ga doen, hoogstens een vaag gevoel. Eerst iets opzetten, dan weer afvegen, dan op zijn kop zetten, dan op zijn zij. In een halve droomtoestand krijg ik vaak mijn inspiratie, er kunnen dan uren van onbewust gemijmer zijn voorbijgegaan. Het gebeurt wel dat ik tijdens mijn werk opsta om de deur te openen voor bezoekers. Steevast verontschuldigen die zich omdat zij denken mij uit mijn siësta te hebben gehaald. Ik ben dan blijkbaar een soort slaapwandelaar.’
Het is natuurlijk niet vreemd dat de situaties waarin de figuren geplaatst zijn ook afkomstig