is van een Nietzsche die zichzelf nog in de hand had, moet ik nog een derde punt noemen: alle uitgaven tot nu toe zijn door en door corrupt. De oorzaak daarvan noemde ik reeds hierboven toen ik sprak over de verschillende lagen van de tekst en de bewerking die Peter Gast ze liet ondergaan.
Slaan we eens op de passage waar we ons al eerder mee bemoeiden, die over de zgn. breuk met Wagner. Dat is het vierde stukje uit het hoofdstuk over Der Fall Wagner dat begint met de woorden ‘- Und warum sollte ich nicht bis an's Ende gehn? Ich liebe es, reinen Tisch zu machen.’
Daarin spuit hij zijn felle haat tegen de Duitsers. Uitgezonderd met Richard Wagner - let wel - ‘habe ich keine gute Stunde mit Deutschen verlebt.’ Daarna volgen in de tekst ... en dan ‘Gesetzt, dass der tiefste Geist aller Jahrtausende (excusez du peu).’
Die drie puntjes roepen geen argwaan op, ze zijn gebruikelijk in Nietzsches stijl. Bovendien, Schlechta heeft toch eindelijk de goede teksten uitgegeven? en ook daar staat het zo, evenals bij Colli en Montinari. Toch betekenen de ... in dit geval wat anders, namelijk dat er wat weggelaten is en wel vijftien woedende zinnen met hysterische aanvallen op Bernhard Förster, Heinrich Köselitz en Franz Overbeck.
Twee zinnen verder op, na al dit volslagen ongenuanceerd gebral, staat dan ‘- wehe mir: ich bin eine nuance’: het zinnetje dat Pam/Sijmons, fout vertaald en even weinig op zijn plaats, als titel gebruiken.
Als ik dan in het artikel lees dat het laatste en negende hoofdstuk van Ecce homo (...) slechts één zin (bevat): ‘Is dat duidelijk? - Dionysos tegen de Gekruisigde’, dan kan ik, behalve opmerken dat hier andermaal een eenvoudig zinnetje fout vertaald wordt - ‘Hat man mich verstanden?’ staat er -, slechts constateren, dat de schrijvers geen flauw benul hebben van wat er met die tekst aan de hand is: in het materiaal volgen daarna nog maar liefst acht bladen.
Men vertrouwt maar klakkeloos, zonder enige verdere studie, op bar slechte edities zoals die vreselijk populaire van Karl Schlechta. Ook de nederlandse vertalingen van de Antichrist en de Ecce homo gaan daardoor vaak de mist in. De Schlechta-editie mist een serie fouten, die in alle andere edities namens het Nietzsche-Archiv voorkomen. Maar anderzijds heeft ook Schlechta aanzienlijke misgrepen gedaan.
Gezien het gezag dat hij buiten de vakkringen heeft is dat misschien des te schadelijker. Om Schlechta namelijk is ook een mythe ontstaan, die hij zelf met graagte verder liet woekeren. Bekend is het zo vaak aangehaalde verzoek van hem aan Elisabeth om nu eens de originelen van bepaalde stukken te tonen, welks verzoek zij beantwoord zou hebben met een blik ‘alsof zij mij wilde vermoorden.’ Dat is een engeltje-duiveltje vertekening van formaat.
Laten we de waarheid maar eens zeggen. Als Elisabeth loog, dan loog ze in commissie, en in die commissie zat de overgrote meerderheid van het duitse wetenschappelijke volkje. En wie er ook in zat was Karl Schlechta. Die heeft jarenlang meegewerkt aan het Nietzsche-Archiv en enkele bijzonder beschamende edities op zijn naam staan. Om maar één voorbeeld te noemen: van de vele publicaties van Elisabeth is haar Nietzsche und die Frauen seiner Zeit wel het absolute dieptepunt. Wat goor wat infaam. Geen valse aantijging wordt ons bespaard. Dat boek kwam uit in München in 1935. Elisabeth was toen 88 en niet meer in staat zonder hulp zoiets te schrijven. Wat lezen we dan voor in het tweede deel?
‘Herr Dr. Karl Schlechta ist so freundlich gewesen, die Herausgabe dieses vorliegenden zweiten Teiles zu übernehmen.’ Jawel, en zo is er meer van dat. Schlechta is vaak even handig en onbetrouwbaar als de editie waarmee hij de markt veroverde.
(Ook de Colli/Montinari is lang niet zo solide als ze lijkt; bespreking hiervan zou weer een hoofdstuk apart worden).
Ik wil geenszins me ontpoppen als verdediger van de zus van Nietzsche, de vrouw van