Maatstaf. Jaargang 27
(1979)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
Lloyd Haft De terugkeer (?) van Ai QingDe (betrekkelijke) liberalisering van de chinese cultuurpolitiek, zoals die de laatste paar jaar steeds duidelijker uit de verf komt, is tegelijkertijd hoopgevend en teleurstellend. Hoopgevend omdat men weet dat er veel moois uit zou kunnen komen; teleurstellend omdat de liberalisering toch nog altijd vrij traag en aarzelend in zijn werk gaat. Dat is, tegen de achtergrond van de recente geschiedenis, op zich niet vreemd. Tot midden in de jaren zeventig mochten er, na de zogenaamde ‘Culturele’ Revolutie, überhaupt geen literaire tijdschriften verschijnen. Sindsdien zijn zo langzamerhand een paar oude getrouwen uit de jaren zestig weer op gang gekomen - Volksliteratuur, Literair Kommentaar, Poëzie, etc. Gezien het officiële, ‘establishment’ karakter van deze tijdschriften is het niet verwonderlijk dat zij nu niet bepaald vol staan met avant-gardistische literatuur. Een belangrijk aspekt van deze ‘nette-heren’-liberalisatie is het in ere herstellen van oudere schrijvers. Veel schrijvers die al voor de tweede wereldoorlog naam hadden gemaakt, maar die sinds de jaren zestig van het toneel waren verdwenen, maken op het ogenblik hun comeback. De romanschrijver Ba Jin, die dit voorjaar een bezoek aan Parijs heeft gebracht, is hier een voorbeeld van; zo ook Lao She, die in 1966 door ‘excessen’ van de Rode Gardisten is overleden, maar die in China nu geregeld wordt herdacht - en herdrukt. (Van Lao She is de beroemde roman De Riksjarenner onlangs in een zeer aardige nederlandse vertaling verschenen.) Onder de dichters hoort Ai Qing (Ai Ch'ing) nu duidelijk bij de in herstel zijnde Oude Garde. Vanaf 1978 is weer een enkel gedicht van hem in Poëzie verschenen. Vanuit een esthetisch oogpunt zijn de meeste van deze gedichten volstrekt waardeloos vergeleken bij het vroegere werk van de dichter. Het zijn kinderlijk aandoende lofzangen op de olievelden van Daqing, clichématige tirades tegen de Bende van Vier, enzovoorts. Maar vorige maand (mei 1979) publiceerde Ai Qing een viertal gedichten onder de titel Groen. Deze nieuwe verzen zijn a-politiek van inhoud - een teken, misschien, dat de dichter eindelijk weer voor de dag durft te komen met iets wat meer lijkt op zijn persoonlijke stijl van vroeger. Ik heb twee van deze gedichten vertaald, niet omdat zij bijzonder mooi zouden zijn, maar omdat ik de publicatie ervan verheugend vind. | |
[pagina 71]
| |
Groen't Is alsof een pot groene inkt was omgevallen,
Overal is het groen...
Waar zou je zoveel groen vandaan moeten halen:
Donkergroen, lichtgroen, heldergroen,
IJsvogelgroen, pastelgroen, wit-groen...
Groen tot het zwart ziet, verrassend groen;
De wind die waait is groen,
De regen die valt is groen,
Het water dat vloeit is groen,
Ook het zonlicht is groen;
Al het groen is bijeengebracht,
Samengeperst,
Opgestapeld,
Luchtig dooréén gevlochten.
Een plotseling briesje
Geeft, als dansmeester, het signaal:
Dan gaat al het groen, netjes
In de maat, aan één stuk wapperen.
| |
[pagina 72]
| |
HoopDe droomvriendin
De fantasiezuster
Is eigenlijk je eigen schaduw
Maar ze gaat je altijd vóór
Vormloos zoals het licht
Onstabiel zoals de wind
De afstand tussen haar en jou
Zal altijd blijven
Als een vogel die voorbij het raam vliegt
Als een wolk die over de hemel drijft
Als een vlinder aan de oever van een beek
Ongrijpbaar - en mooi.
Als je op haar af gaat, vliegt ze weg.
Als je haar geen aandacht geeft, komt ze je plagen.
Zij zal je altijd gezelschap blijven houden
Tot je ophoudt met ademhalen.
Ai Qing (echte naam: Jiang Haicheng) werd in 1910 geboren in een familie van landeigenaren. Hij werd tot zijn 5e jaar opgevoed door een arme, analfabete min; deze ervaring vormde een belangrijke inspiratie voor zijn latere poëzie. Na zijn middelbare schoolopleiding besloot A.Q. kunstenaar te worden; in 1928 ging hij naar Frankrijk, waar hij de moderne Westerse kunst en poëzie leerde kennen. O.a. Whitman, Verhaeren, Mayakovsky en Apollinaire zijn blijvend van invloed geweest. Na zijn terugkomst in China (1932) werd A.Q. geïntroduceerd bij de vermaarde schrijver en criticus Lu Xun. Kort daarop werd hij gearresteerd vanwege zijn (radicale) politieke opvattingen. Tijdens zijn gevangenschap, die meer dan drie jaar duurde, schreef hij zijn eerste dichtbundel, waarvan de ellendige levensloop van zijn voormalige min het hoofdthema vormt. Na het begin van de oorlog tegen Japan werkte A.Q. eerst op verschillende plaatsen als leraar, redacteur en propagandist. In 1941 vestigde hij zich te Yenan, hoofdzetel van de Communistische Partij. Hoewel zijn poëzie vanaf het begin zeer gunstig was ontvangen, hoorde A.Q. bij de groep schrijvers die in Yenan door Mao Zedong werden aangevallen wegens het hanteren van een esthetisch-humanistische (i.t.t. een zuiver politieke) visie op de kunst. Ai Qing wist zich politiek te rehabiliteren, en na de uitroeping van de Volksrepubliek in 1949 kreeg hij een post bij de redactie van Volksliteratuur. Hij publiceerde echter weinig nieuwe gedichten. Tijdens de periode van ‘Laat Honderd Bloemen Bloeien’ (1956) verscheen plotseling weer een aantal niet-politieke gedichten van zijn hand. | |
[pagina 73]
| |
Kort daarna werd A.Q. hevig bekritiseerd en uit zijn functies ontheven. In de volgende twintig jaar heeft hij geen noemenswaardige rol gespeeld in de literatuur van de Chinese Volksrepubliek. Vanaf het begin werd de poëzie van Ai Qing gekenmerkt door een vlotte, levendige stijl die sterk bij het eigentijdse publiek aansloeg. Hoewel hij duidelijk waarde hechtte aan de esthetische, technische aspekten van de literatuur, zei A.Q. herhaaldelijk dat de vorm van de poëzie minder belangrijk was dan de inhoud, die ‘moet beantwoorden aan de behoeften van een nieuw tijdperk.’ In zijn meest geslaagde verzen wordt het menselijk lijden, in een eenvoudig maar zeer bewogen taalgebruik, geplaatst tegen de schilderachtig weergegeven schoonheid van de natuur. Vooral op grond van zijn theoretische geschriften, waarin hij zich duidelijk heeft uitgesproken tegen een zuiver politieke opvatting van de rol van de schrijver, is A.Q. in de Volksrepubliek verscheidene malen in ongenade geraakt - reden te meer, ongetwijfeld, waarom hij bij zijn deelname aan de huidige ‘liberalisering’ nogal voorzichtig van start is gegaan. De uiteindelijke waardering in China van zìjn werk, en van zijn rol in de moderne chinese poëzie, zal afhankelijk zijn van de toekomstige ontwikkelingen van de chinese cultuurpolitiek. Vast staat in ieder geval dat Ai Qing in de periode van vóór en tijdens de tweede wereldoorlog één van de zeer weinige chinese schrijvers is geweest die een acuut sociaal bewustzijn konden kombineren met een aanzienlijke kennis van de moderne wereldliteratuur en met een opvallende kreatieve begaafdheid. Hieronder volgt een vertaling van enkele vroegere gedichten van Ai Qing. Deze zijn oorspronkelijk in verscheidene bundels uit de jaren veertig en vijftig verschenen. | |
WestmeerGa naar voetnoot*De heldere spiegel van het Maanpaleis
Is - Helaas! - onder de mensen gevallen:
Een volmaakte cirkel
Nu over drie vlakken verdeeld
- Door de mensen met goud ingelegd,
De barsten dichtgelakt,
Met smaragd geverfd, met puur goud besmeerd -
Op ware grootte hersteld
En als het mooi weer is
Door witte wolken schoongeveegd.
Dan worden de kleuren van de hemel
Op de heldere bodem weerspiegeld.
De perzikbloesems zijn als mensengezichten:
Herinneringen chaotisch van kleur.
| |
[pagina 74]
| |
OntvolktWaar op de bergen geen boom groeit
Waar op de grond geen gras komt
Waar in de rivier geen water staat
Waar de mensen geen tranen hebben
| |
PlateauWaarom is de dag hier
Heet
Het is te hoog hier
Dicht bij de zon
Waarom is de nacht hier
Koud
Het is te hoog hier
Dicht bij de maan
Waarom is het heet dicht bij de zon
Waarom is het koud dicht bij de maan
Zon is vuur
Maan is ijs
| |
[pagina 75]
| |
BronHet berglied dat jij zingt
Is wijd en zijd bekend
Jouw zang te horen
Is frisser dan bronwater
Hier zijn de bergen hoog
En het water diep
Dit water te drinken
Doet de stem vloeien
Gewone mensen
Komen niet hier
Geen mens heeft het geduld
Zo'n berg te beklimmen
Er zijn twee soorten vogels
Die hier vertoeven
Overdag de leeuwerik
's Nachts de nachtegaal
| |
Op een pakje Chileense sigarettenOp een pakje chileense sigaretten
Staat de Godin van de Vrijheid afgebeeld.
Hoewel ze haar fakkel hoog houdt
Blijft het maar een donker silhouet.
Om als handelsmerk te dienen, of reclame,
Wordt de Godin van de Vrijheid een plekje gegund.
Voor een paar dubbeltjes kun je haar kopen.
Heb je haar opgerookt, dan is ze in rook opgegaan.
Het pakje wordt op straat gegooid.
Een ander trapt erop, jij spuugt erop -
Als feit of als symbool, het doet er niet toe:
De Godin van de Vrijheid is alleen maar
Een pakje sigaretten.
| |
[pagina 76]
| |
Het winterbosIk hou ervan te lopen door het winterbos
Waar de zon niet schijnt, het winterbos
Waar de droge wind waait, het winterbos
Alsof het zou gaan sneeuwen, het winterbos.
Liefelijk: de ongekleurde winter,
Liefelijk: de winter, waar geen vogel kwettert.
't Is een zegen, alléén te lopen
In het winterbos. Ik zal zeer zacht voorbijgaan,
Als een jager. En ik hoef niets te vangen.
|
|