vertelde haar in het kort van mijn brief en ze zei na een poos donker staren, En mag ik misschien weten wat het onderwerp is van die brief? Ik legde haar uit dat ik niet lang genoeg in de lucht keek en ze knikte. Wij weten hier van uw geval, zei ze, u boft, want mijnheer Makker is op het ogenblik net op de kamer van mijnheer Dobbel en als u daar even aanklopt, dat is beneden, tegenover de portier, u kunt de lift nemen... Ik nam de lift naar beneden en bij mijn eerste klop op de deur riep de portier opnieuw wat ik moest. Hij trok een geërgerde frons. Mijnheer Makker zit hier, achter de deur van mijnheer Dobbel, riep ik terug. Ik ging naast hem staan. Ik vroeg hoe ik mijn brief over mijnheer Makker kon spelen zonder te kloppen, in dit speciale geval. Toen wees hij naar een deur in de linker hoek van zijn eigen verdieping. Dan is het beste dat u even naar mevrouw Dingdong gaat, zei hij, in die kamer achter die pilaar. Mevrouw Dingdong zal u misschien, zei hij en zijn stem zweefde. Ik liep naar de hoek. De deur van mevrouw Dingdong stond open en ze zat voor zich te staren. Ik vertelde mijn verhaal zo correct als ik kon en ze zei, Ik neem geen post aan. Mijnheer Makker gaat over de post. Dat is op de tweede étage helemaal aan het eind van de gang tegenover de lift. U kunt de lift nemen, zei ze. Maar mijnheer Makker zit bij mijnheer Dobbel, zei ik en de portier heeft me gezegd dat ik mijn brief over u moet spelen. Mevrouw Dingdong knikte misprijzend. Hij heeft me naar u verwezen, zei ik. Maar de post gaat niet over mij, zei mevrouw Dingdong en op dat moment werd ik kwaad. Dit is een groot gebouw, zei ik, en ik ben nu twintig minuten aan de gang om een brief af te geven en nu neemt u die brief van mij aan. En bovendien geeft u mij een bewijs dat u die brief hebt ontvangen, zei ik. En op dat bewijs zet u de datum en het uur waarop u die brief in ontvangst heeft genomen. Toen deed ze als een lam wat ik zei, in omslachtige halen. Op mijn weg
naar de deur zag ik mijnheer Makker uit de kamer van mijnheer Dobbel komen, papier onder zijn arm en een sluw lachje op zijn gezicht.
Zit het daar, achter die deuren, dacht ik buiten, al die vrijheid op al dat oude bevochten, en gaan ze daar door met de strijd, Dingdong en Makker en Dobbel? Zijn dat ze, die nieuwe mensen van toen, of zijn het weer andere nieuwen die weer anderen opzij hebben gedrukt, of loopt het gewoon door elkaar in een tijdversnipperende stormloop van drukdoende en starende mensen, zo druk als bijvoorbeeld Howard en Barbara Kirk, de hoofdpersonen van Malcolm Bradburys uit 1975 stammende roman The History Man die nu ook als paperback is te krijgen.
The History Man is een roman uit het hoogswingende academische milieu van de laat zestiger, begin zeventiger jaren, een tijd van goede bedoelingen en van veel drastisch geschreeuw. Howard Kirk, de geschiedenisman, een zogeheten radicale socioloog, is ‘that conventional product of his circumstances and his time, the fifties’. Hij was in die tijd een middelmatig begaafde, hardwerkende beursstudent die geen eigen idee in zijn hoofd had. Zowel Barbara als Howard kwamen voort uit nette ‘upper working-class cum lower middle-class backgrounds’ in het Noorden van Engeland. In 1960 haalden ze beiden hun graad. Na die mijlpaal vonden ze het moeilijk om uiteen te gaan. Dus trouwden ze, ‘social and emotional infants’ als ze waren. Omstreeks 1963 begonnen ze de kriebel van nieuwe tijden te voelen en Barbara kondigde aan: ‘I was probed’. ‘Probed’ wilde zeggen dat ze zich door een Egyptische student genaamd Hamid had laten nemen, een avontuur dat voor de beide Kirks leidde tot een ongekende sexuele ondernemingsdrift. Daarna volgden de hasj, het leren jasje, de baard en ook gewoon twee kinderen, een jongen en een meisje, zoals het hoort, die, zoals het hoort, volgens de nieuwste pedagogische inzichten op stang werden gejaagd. Howard is dan benoemd aan de nieuwe universiteit van Watermouth, een bourgeois stad ‘built on tourism, property, retirement pensions, French chefs.’ Toen in 1968 alle structuren werden doorbroken was