Hanneke Wijgh Drie soorten stervelingen
Er zijn drie soorten stervelingen, die niets van Lou Andreas-Salomé hebben begrepen: haar biografen, de feministen en Martin Ros. In de voorjaarsaanbieding van De Arbeiderspers typeert Ros de schrijfster van ‘Terugblik op mijn leven’ als de legendarische mannenverslindster, die de vijftien jaar jongere Rilke in zowel erotische als platonische ketenen heeft geslagen. De zinsnede is niet terug te brengen tot de gebruikelijke peptalk, die uitgevers in hun catalogi plegen te stoppen, want ook in het aprilnummer van Bzzletin (1978) slaat Ros dezelfde onzin uit. Zonder enige kritische toevoeging plakt hij alle cliché's achter elkaar, die over Lou Andreas-Salomé zijn verzameld. Het is het bekende rijtje: Lou is de geliefde van Nietzsche en Rilke, de vriendin van Freud, de femme fatale, die de brieven van haar minnaars uit pure hartstocht opvrat.
De aanstichter van het onheil is de Amerikaanse hoogleraar in de Duitse literatuurgeschiedenis H.F. Peters. Deze schreef in 1962 ‘My sister, my spouse’, de eerste biografie over Lou Andreas-Solomé. Peters was op het idee gekomen na het lezen van ‘Lebensrückblick’, dat met enige reserve haar autobiografie genoemd kan worden. (Het betreft hetzelfde boek dat achtentwintig jaar later bij De Arbeiderspers in vertaling zal verschijnen.) Peters, niet tevreden met haar onthullingen, snuffelde in de nalatenschap, las een groot deel van haar romans en sprak met tientallen mensen, die haar persoonlijk hadden gekend. Het resultaat van zijn ijver is een combinatie van halve waarheden en hele leugens, geschreven in een stijl, die Henk van der Meyden aan een eigen blad en aan een eigen tv-programma heeft geholpen. Het boek werd een succes. Vertalingen volgden in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Ernst Pfeiffer, aan wie Lou Andreas-Salomé in 1934 haar literaire nalatenschap had geschonken, leverde enig weerwerk in het essay ‘Die Historie von der Lou’, maar het kwaad was reeds geschied.
Peters modelleert de feiten tot ze passen in zijn beeld van de werkelijkheid. Een voorbeeld. Hij schrijft dat Lou Salomé in Berlijn met Paul Rée en nog een vriend heeft samengewoond. Het betrof een variatie op het studieplan, dat Lou Salomé in Rome voor ogen had gestaan.
Nietzsche zou oorspronkelijk de rol van de derde vervullen, maar de intriges van zijn zuster hebben de uitvoering van het plan onmogelijk gemaakt. Het samenleven in een trio duidt volgens Peters op een sterke masculine inslag. Onbewust had ze immer een man willen zijn. Het zijn dit soort idiotismen, die er verantwoordelijk voor zijn, dat velen tot op heden weigeren de psychoanalyse serieus te nemen. (Afgezien van het feit dat er geen sprake van was, dat het Berlijnse appartement door een derde werd gedeeld.)
Rudolp Binion, eveneens een Amerikaanse historicus, reduceert in zijn biografie ‘Frau Lou, Nietzsche's Wayward Disciple’, de gedragingen van Lou Salomé op zijn beurt tot die van een sexuele frustraat, die als kind bezit heeft willen nemen van de penis van haar vader.
De derde biograaf, de Franse filosoof François Guery, heeft vooral oog voor de in- en uitgangen van de mens. In zijn boek ‘Lou Salomé,