caravanes. Trois jours & trois nuits de voyage: on couche chez l'aga. J'irai aussi loin que je le pourrai.
Je vous remercierai à mon retour, si je reviens. Ah il faut compter avec les Touaregs, la fièvre pernicieuse des oasis, & la vipère cornue! Je suis bien en retard avec vous! Et avec Destrée!! Dites lui bien combien je le remercie, quoique je ne croirai jamais un mot de tout cela: heureusement pour moi. Je vais lui écrire un mot un grand, à mon retour aussi. Nous parlerons longuement très longuement de toutes les choses qui nous sont chères.
Dites bien à nos amis de Liège combien je suis des leurs, - des vôtres.
Une poignée de main à travers les espaces & grandes amitiés aussi!
Félicien Rops
In december 1888 vertrekt Rops naar Noord-Afrika. Deze brief is geschreven te Biskra, de hoofdstad van het departement Batna, in het oosten van Algerije. Maurice Siville woonde te Luik, behoorde tot de literaire kring L'Elan en was redakteur van het uit deze kring voortgekomen La Wallonie. Ook was hij ‘directeur’ van Caprice Revue. De aflevering ‘Deuxième année, No. 53’ van dit blad opent met een groot portret van Rops en een zeer prijzend artikel van de hand van Jules Destrée. Van de hand van Siville is in 1888 te Luik het boek Contes pour l'Aimée verschenen. Siville heeft het Rops toegestuurd, zoals blijkt uit een eerdere brief aan Armand Rassenfosse (Paris, 24.11.1888, K-L III p. 5-6): ‘Je m'accuse vis à vis de vous et vis à vis de notre ami Siville qui m'a envoyé son livre - très délicat, et très artiste, - de toutes les mufleries possibles! mais, c'est plus fort que tout! Quand je vois l'art misérable et “en dessous” des Grands Rêves, qui est mien, j'ai de vagues envies d'aller dans un coin de Kabylie...’ Hier wordt ook duidelijk dat Rops al vóór zijn Afrikaanse reis vond dat hij Siville wat verwaarloosd had en zoals uit een brief van 23 april 1889 aan Siville zelf blijkt, is in deze toestand ook nà de reis nog weinig verandering gekomen: ‘Je me suis assez mal conduit envers vous et envers Destrée, mais j'étais moralement malade et ennuyé si!... dirait Moréas, Jean.’ (K-L V, p. 415). - Rops citeert hier een kennelijk karakteristieke uitspraak van de Griek Jean Papadiamantopoulos (1856-1910), die onder het pseudoniem Jean Moréas bekendheid zal krijgen als symbolistisch dichter.
Dennery (Adolphe Philippe, dit), 1811-1899, was een der meesters van het Franse melodrama. Hij is bekend gebleven als schepper van Les deux orphelines (1874), een draak die onder de titel De twee wezen zelfs nog het Nederlandse televisiescherm gehaald heeft.
Touggourt is een belangrijke stad en oase in het zuid-oosten van Algerije.
Jules Destrée, 1862-1936, advokaat, schrijver en politikus, vurig verdediger van de Waalse intellektuele beweging en van de kunstenaars. Later is hij nog minister van Kunsten en Wetenschappen geweest. Rops vraagt hier Destrée te danken voor het artikel dat hij kennelijk tè lovend vindt. Destrée trouwt hetzelfde jaar, 1889, met Marie Danse, een zuster van Louise Danse, met wie Rops nog een verhouding heeft gehad. In 1930 zal Destrée interveniëren in een proces dat in Luik tegen Exsteens, de auteur van Rops' oeuvre-katalogus, wordt aangespannen. Dit proces loopt overigens uit op een vrijspraak.