Maatstaf. Jaargang 27(1979)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] E.B. de Bruyn Havenpraat De zeeman: Mejoffer, mag ik straks verhopen mijn zeil te strijken voor uw kust, 'k zal dan uw boezem binnenlopen waar menig zeeman roest en rust, aldaar mijn anker laten vallen dat langs uw bodem sleept en spoort tot tussen alen krabben kwallen 't zich in uw modderkloven boort. Dan, dobbrend tussen havenhoofden (dijen gespreid van een reuzin), denken: hoe loods ik mijn omroofde verzworen fok de haven in? Hoe, bij de tweesprong van uw pieren waar welig wenkt uw bos en duin, zal ik aan wal gaan passagieren in 't paradijsjen van uw tuin? Hoe, uit uw wijd schoon tapse bekken nader ik tot de nauwe sluis, waar ik mijn enterhaak zal strekken (meer jeukend al van bronst dan luis) omtrent de boorden van uw hulkjen en, driest u schakend, bij u thuis belanden zal in 't geestig stulpjen gewis al evenzeer niet pluis? Maar laat ons eerst wat stopen legen vol schuimend zinbedwelmend bier: mijn eigen geur daar kan ik tegen, ùw vislucht ruik ik reeds van hier. [pagina 64] [p. 64] De joffer: Als gij, sinjeur, voor drank gezwicht, uw praat, uw praal, uw poen verzopen, het want verknoopt, het tuig ontwricht, uw steven naar mijn sluisjen richt, wie doet u daar mijn deurtjen open? Terwijl gij wee te deinen ligt ben ik uw klauwen en uw zicht eerlang ontvaren of ontlopen. Hoe duur zou ik mijn daad bekopen als ik uw boegspriet binnenliet uit zoveel druipers mild bedropen als men hier lichtekooien ziet, van zoveel sjankers sluik beslopen als Afrika bordelen biedt, door zoveel platjens noest bekropen als sterren pinken in 't verschiet aan de evenaar en in de tropen? En 'k zou u straks dat schubbig riet met zijn ontstoken zere knopen, dat, u ontwassend aan de lies, zich nôo van vuil en vel en vlies tot kundig onderzoek laat stropen - 'k zou u die druipsteenstalagtiet na moeizaam hitsen, twijflend hopen flauw opgericht tot dito miet - 'k zou u die mast vol averij al waar het slechts een amerij in mijn van vreemde smetten vrij en klaar fonteintjen laten dopen!? ‘Neen ic’! Beproef een andre griet tot uw verlustiging te nopen en spui uw draf in dier vergiet, ìk beter, nìet uw geil verdriet. ‘Neen ic’, sinjeur, behoud uw stopen, ‘van uwen biere en dorst mi niet’. Vorige Volgende