| |
| |
| |
William D. Kuik Gedichten
Concept voor een detective
voor S.S. van Dine
Nemen we in gedachten de gruwelijke moord te Raamsdonk.
Verlaten bij het veer ligt groot en wrak het huis
in het akelig grijze dorp,
beroerd stormachtig het weer.
Gerommel op de trap, de groene zeep,
vergeten in de map op zolder een kaart,
een wees gegroet aan Stevenson, een testament,
de stomme knecht in zomerbroek met dank geschreven,
Maar wie, wie suikerde zijn thee met lood?
Pew; de pseudo blinde harpenaar of rin-tin-tin
de zwarte weduwe, een kat in kwaad bedreven,
moeras alom moeras, de schootvriend;
ja wie hielp hem uit het leven,
de nare kale oom een bruut,
Terzake, hoe men ook denkt en piept en zeurt,
staat vast in hoof dstuk twee,
entree de tuut zonder papieren.
| |
| |
| |
De vrede van Tilsit
Vroeger uit hout gesneden,
jiu overdruk van huismees,
tabé martijn op het zand,
het handelsmerk, de vlucht naar IJsland,
de Zweedse zwaluw is rood geworden.
Herinner je de zwijgzame koning,
denk aan Poltava; glazenzemer
het is als met het paard van pools de ruiter op het pakje
Caballero, zwakke achterband.
| |
| |
| |
Het oude verbond
Toen de slang nog pootjes had,
desnoods zit het niet goed
de zondvloed, al die klei over het zand.
En daarbij vertel me van de laatste rib,
het afgekloven schaap, van de wol
van de resten voor de wolven
die ook verdronken waren;
heb het over de raven, de aap.
We dreven, het staat wel vast, vervelend rond,
op zichzelf een open deur
dat schrijft men niet naar huis,
het leek op slapen zonder zeil kan men zeggen.
Maar onderweg een oude dweil
heeft bellen bezemstreken.
Er werd geblazen, de kroomhoorn
een slag te hoog, wat glitter op de noot,
de wateren ze daalden, 't was God,
hij zuchtte, kreunde, zoog.
| |
| |
| |
Vraag en aanbod
hoewel zelden geheel naar de zin.
Vraagt men, toch toch, mens:
‘Jet geef me het glaasje’, een wens,
‘Zeker lesbische tuinslang’,
| |
| |
| |
Fanny bij gaslicht - tweegesprek
Dan gaat het ratelen, hier, wees op het front.
Wat een lekker lief dier zegt men nog tot zichzelf.
Een stuk autoriteit moet je hebben, specifiek,
het zit hem grotendeels in de naam,
bijvoorbeeld Philips, Pope, Dopiflex b.v.
Het hutje aan de zee, fluistert men,
knikke zus van ja tot maar tot wederhoren.
God allemachtig, wie had het ooit verwacht,
een koolspits in de soep, dit roedelopen,
een min geluid is hem geboren en in het hoofd.
En schurftkop je, ze wordt niet zat, o nee
de vliegenstront zit aan de glazen.
Daarumme mazen is lang niet gek
neef snottebel, denkt moeder Aagt
want kikker heeft nog pootjes, ze fluit
geen Mei slechts herfst, ze zingt,
Probeer dat maar te beschrijven.
Het goud hangt in de bomen, trut, oker op grijs,
het stervend licht een kreun.
hola, oker op grijs, een najaarsdag voor monniken en oude wijven
Er is nog'het beeld van de zwanen schat.
Zij dobberen wat rond in het vuile koude water,
zij rekken de hals uit de navel,
zoeken mistroostig tussen het vallend blad
roeren, het oog in de snavel, hun stem,
hoewel één voert het hoogste woord, een schor geluid,
een doosje sigaretten vol ongenoegen, Miss Blanche op stelten.
O ja, voegen we ons bij de zwanen, als Leda.
|
|