Maatstaf. Jaargang 27(1979)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Gerrit Komrij Arlequino's Ei Je kan een vers aantrekken als een broek: Krap, wijd, op maat, zoals je bent gestemd. Er is voor elke denkbare invalshoek Een andere broek. (Er is één priesterhemd.) Je neemt een bonte broek bij overmoed, Een streepje - als het grilligheid beduidt. Maar wit bij durf of gril, dat is ook goed. Een dichter kan steeds alle kanten uit. Hij kan, als hij de dood in zich voelt razen, Een hymne schrij ven op Edammer kazen, Maar ook uitbarsten in een wild geschrei. Of hij vergeet die allebei, en spot Met kaas én smart, en wringt zich door de mazen. Hij schudt ze van zich af en is weer vrij. [pagina 21] [p. 21] Stel, dat je een gedicht zou schrijven over 'n Ei, je liet dat ei met een verbale, Fenomenale toverij door 't lover Zweven, je liet het aan de einder dalen En rijzen: als eivormig pompgemaal! Je liet 't ei ook steeds van kleur verschieten, Dan geel, dan blauw. Of, op de eierschaal Schilderde je een bonte pracht margrieten. Het ei zou zwellen, slinken, alles kan De dichter, oh, hij maakt er met gemak Zelfs iets volkomen oneiachtigs van. Een zieke man, een kraakbeenachtig iets. Het werd een krakeling, een damesfiets. Maar 't vers was niets wanneer 't ei niet brak. [pagina 22] [p. 22] 't Ei breekt. Wat doet de dichter met de dooier? Hij hangt zidh vol met krulwerk en guirlandes, Als 'n versierde meiboom, maar veel mooier. Hij danst een samba en een sarabande. Hij speelt voor koning en hij speelt voor schooier. De bloemen wiegen mee, vogels ontploffen Boven zijn hoofd, de rooie zon wordt rooier. Steeds weet hij zich weer anders op te doffen. Hij speelt voor sdiout bij nacht en erfgooier. Hij speelt voor dit, voor dat. Hij gaat tekeer. Zijn ogen worden rond als kersepitten, En van zijn lippen rolt gekwinkeleer. Hij denkt aan alles en vergeet de dooier. Hij gaat er, uitgedanst en wel, op zitten. [pagina 23] [p. 23] Wat doe je met een eivlek op je gat? Je kijkt bedremmeld, voelt je moe en mat. Je moet maar zwijgen. Je had liever dat Er op je kont geen vlek gezeten had. Waarom verdween dat ei niet in het niets? Het werd toch met gemak een damesfiets? En was het soms geen kraakbeenachtig iets? Nu hangt er zo'n versiering aan je fiets. Je voelt nu, in je broek met gele stippen, Slechts achternagezeten door wat kippen, Wat het betekent om een zot te zijn. Je moet je malle fratsen nu maar staken. Je moet je broek uittrekken, harlekijn, En voortaan moet je naakt je verzen maken. Vorige Volgende