beter, hé loeder. Ik had eens met een mes naar mijn buik moeten wijzen, mijn hele leven zou ik het gehoord hebben.
Tegenwoordig is mevrouw de zenuwenpees geemancipeerd, trekt ze op met haar dochter, samen met mijn fraaie schoonzoon, naar de nvsh. Praatavondjes noemen ze het, ja ik ben achterlijk, kun je net denken.
Weet je wat ik zal doen, ik zal als je schoonzoon in het park gaan tippelen, speel ik ook de namaak-artist met een snorretje en een sikkie. Ach die meid was vroeger nog wel aardig, maar sinds ze die zak getrouwd had kon je het vergeten.
Pa pa pas toch op, pa, wat verbeeldde de snotdolf zich; omdat je mijn dochter naait ben je nog geen familie. Dan zal je eerst is wat moeten presteren meneertje. Kon je niet wat beter uitkijken? Nog geen blauwe maandag verkering en ze zat al met kip mijn dochter, zo zat dat. Gelukkig trouwden ze nog net op tijd, in het wit, huichelaars, waar blijf je eigenlijk met je eethuissie, armoedzaaier, het moet wat, buffetknecht in de stationsrestauratie, tenminste zolang het duurt.
Laatst had hij croquetten meegebracht, niet te vreten. En zij maar snotteren op het stadhuis, hare majesteit, mens had je dochter beter voorgelicht, je kon weten dat het een hete bliksem was, een stomme koe, een aardje naar haar moertje. Als ik is zo mijn gang zou hebben gegaan, mijn koppie niet zou hebben gebruikt, in de armoe waren we terecht gekomen. En wat krijg ik daarvoor, stank voor dank.
Neem het rustig van mij aan schatje, je was zo geil als boter, met je grote memmen, als je gulp rook lag je al in katzwijm, en je bent het nog, ouwe trut, jij met je antieke luipaardjassie aan, jij met je schoonzoon.
Ze belazerde hem, wist hij zeker, mevrouw de emancipappeldepo, hoerejo, kan me niet schelen hoor, ik heb kak aan mijn schoonzonio. Meneer schildert tegenwoordig in zijn vrije tijd op de Toynbeevereniging, zo'n doos heeft hij, allemaal kleurtjes en dat gaat af van het huishoudgeld van mijn dochter!
Hij heeft ook gesolliciteerd, buffetbaas is te min, als typografisch ontwerper, tekenaar, bij de gemeente, bureau voor culturele zaken en onderwijs. Krijgen ze er weer een artistieke zak bij. Hij kan niet eens een belastingformulier invullen, de baardaap, en dat wil ambtenaar spelen, ik lach me kapot.
Fiesodelische schilderijen, wijven tussen de rotsen, bloemen, etterkoppen met lang haar die door de lucht zweven, vloog jij maar de lucht in; kut met bloemen, met peren zal je bedoelen, smerig zijn ze zeker, je schilderijen.
Van Meegeren, hè kaffer, van Meegeren, voor jouw is dat geen schilder, omdat je schoonvader het vindt hè, daarom alleen. Man laat naar je kijken goochemerd, jij kunt het niet, jij kunt daar niet bij, ik zeg het, je kunt het niet.
Afgunstig ben je, pure afgunst, want jij krijgt geen stuiver voor je gekladder. Probeer het is, die hertjes, probeer ze eens na te tekenen. Teken ze dan na, vooruit.
Weet je wat het is hufter, zal ik het je zeggen: die man was gewoon zichzelf, die man was Vermeer, wat zeg ik een Christusganger, blindganger.
Op een bepaald moment ben ik zo stom geweest om een plaat mee te brengen van het kantoor. Meneer, overspannen, zat thuis, je wil iemand een plezier doen.
Ja dacht ik: het was een hele mooie plaat met gevouwen handen of iets dergelijks, ben ik vergeten, een affiche van de reclassering, op het bureau wilden ze hem niet.
Nou dat bleek ook al weer geen kunst, het was sentimenteel, het was te echt, het was dit het was dat, slap, het was huilerig gelul, wat ging de aap te keer.
Maar voor mij is het kunst luizenbaard, echt, crisis, ach wat wil je, ze hebben de oorlog niet eens meegemaakt.
Mijn vader zou me hebben zien aankomen als ik zo'n grote bek had opgezet. Ik zou er falikant uitgetrapt zijn, jochie.
Wij stonden aan tafel meelmuis, wij kenden eerbied, modderspuit. Ik betaalde kostgeld thuis, vriendelijke vriend, andere koek. Weet je wat