Maatstaf. Jaargang 27
(1979)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
August-Hans de Boef Hoe schrijf ik mijn eigen Sherlock Holmes-verhaal?‘Sherlock Holmes is de “protestantse” politieman die het eind van de streng van de misdaad vindt, uitgaande van de buitenkant, zich baserend op de wetenschap, op de experimentele methode, op de inductie. Father Brown is de katholieke priester, die via de geraffineerde psychologische ervaringen, opgedaan bij de biecht en bij het bedrijven van de morele casuïstiek van de paters, zonder echter de wetenschap en de ervaring te verwaarlozen, maar door zich in het bijzonder te baseren op de deductie en de introspectie, Sherlock Holmes volledig verslaat, hem een pretentieus knaapje doet lijken, zijn beperktheid en armoede toont. Aan de andere kant is Chesterton een groot kunstenaar, terwijl Conan Doyle een middelmatig schrijver was, ook al is hij geridderd wegens literaire verdiensten’Ga naar voetnoot1 De laatste opmerking die Antonio Gramsci in dit brieffragment maakt, is niet juist. Arthur Conan Doyle werd vooral geridderd vanwege zijn verdiensten als medicus in de Boerenoorlog, en zeker niet voor de detectiveverhalen, die hij trouwens tussen zijn historische romans door schreef. Wel ben ik het met Gramsci eens dat de persoon van Holmes minder tot de verbeelding spreekt dan die van Father Brown. Zelfs Holmes' schepper is al weer veel boeiender dan zijn creatie. Een arts die een populair auteur werd, volgens sommigen het skiën in Zwitserland introduceerde en zich zonder succes in de politiek stortte. Op latere leeftijd liet hij zich als aanhanger van het spiritisme zo bedotten door onbetrouwbare media en foto's van feeën en kobolden dat hij de kans op een adellijke titel verspeelde. Toch dacht Doyle in diezelfde tijd reeds na over een aantal principes waarop onze huidige televisie berust. Toen de figuur van Holmes hem begon te vervelen liet hij deze sterven om hem jaren later, na werkelijk vorstelijke aanbiedingen van uitgevers, weer te laten herrijzen. De ‘herrijzenis’-bundel, The return of Sherlock Holmes (1905), vind ik de beste. Men kan zien dat Doyle op dat moment tamelijk nauwkeurig wist wat zijn lezers mooi vonden. Daarna ging de kwaliteit van zijn werk achteruit omdat hij, bij gebrek aan inspiratie, in herhalingen verviel en plots aan de werkelijkheid ontleende. In de laatste bundel, The case-book of Sherlock Holmes (1927), die nogal lauw ontvangen werd, verzwakte hij bovendien de vertelstructuur ernstig door tweemaal Holmes als verteller te laten fungeren en een keer zelfs een onbekende verteller te introduceren. | |
Hoe schijf ik mijn eigen wereldliteratuur?Meer echter dan met de verhalen van Doyle, wil ik mij hier bezighouden met de ‘nieuwe’ Holmes verhalen, waarvan er de laatste jaren zoveel zijn verschenen dat men bijna van een tweede herrijzenis zou kunnen spreken. Naast deze recente publikaties is de traditie die er - sinds het eind van de vorige eeuw - bestaat op het gebied van het pasticheren en parodieëren van Doyles creaties, belangrijk genoeg om te bekijken. Deze traditie is ook door Nederlanders in ere gehouden. De recente hausse in nieuwe avonturen van | |
[pagina 80]
| |
Holmes mag men niet geïsoleerd bekijken: dit verschijnsel heeft waarschijnlijk een algemener karakter en zal zich derhalve ook uitstrekken tot andere (19e, 18e eeuwse) werken. Ik wil een aantal voorbeelden noemen. In Heathcliff (1977) beschrijft Jeffrey Craine hetgeen Heathcliff heeft meegemaakt in de drie jaar die hij in Emily Brontë's Wuthering Heights afwezig is. Een zelfde situatie treffen we aan in Denis Judds The adventures of Long John Silver (1977). Adrian Mitchell schreef Man Friday (1975) waarin Defoe's Robinson Crusoe opnieuw wordt verteld, maar dit keer vanuit het perspectief van Vrijdag. De hoofdpersoon uit Brian Aldiss' Frankenstein unbound (1973) komt via een vreemde beweging van de tijd terecht aan het Bodenmeer, op het moment dat Byron, Shelley en Mary Woolstonecraft daar verblijven, terwijl het bewuste monster daar ook rondwaart (Iet ook op de titel, een contaminatie van Frankenstein; or the modern Prometheus en Prometheus unbound). The wind whales of Ishmael (1971) van Philip José Farmer is een vervolg op Melville's Moby Dick. In Farmers Riverworld-cyclus treden verder allerlei historische en li-teraire figuren op (Sam Clemens, Alice). En waarom verschijnt nu plotseling een ‘verdwenen’ Alice-fragment, The wasp in the wig? Toch mag men de hausse met betrekking tot Holmes, tot welke ik ook diverse heruitgaven, de bundelingen als The rivals of Sherlock Holmes en de hernieuwde belangstelling voor de Raffles-verhalen van Doyle's zwager E.W. Hornung reken, niet alleen uit het bovengenoemde verschijnsel verklaren. Men kan het een en ander niet los zien van de Holmes-traditie. Daarom zal ik, voordat ik met een aantal recente werken begin, eerst iets zeggen over een belangrijke schakel in deze traditie, de zogenaamde Holmes-biografie van Baring-Gould. | |
Het leven van 's werelds eerste particuliere detectiveIn 1962 verscheen Sherlock Holmes, a biography van W.S. Baring-Gould. Baring-Gould, die ook een geannoteerde uitgave van Holmes heeft verzorgd, ‘reconstrueerde’ de levensgeschiedenis van William Sherlock Scott Holmes vanaf diens geboortedag, 6 januari 1854, tot op het moment van zijn dood, exact 103 jaar later. De inconsistenties die de verhalen van Doyle vertonen worden door hem opgelost, deels door gebruik te maken van de vondsten van anderen, deels door zelf nieuwe te bedenken. Daarnaast heeft hij nog materiaal toegevoegd om de biografie wat levendiger te maken. Een aantal voorbeelden: Holmes is als jong akteur in Amerika geweest en Watson ontmoette daar enige jaren later zijn eerste (sic) vrouw. Professor Moriarty, wiens twee broers ook James heten, was de huisleraar van de jonge Sherlock. Wat beroemdheden betreft maakt Holmes onder andere kennis met Lewis Carrol, Lord Peter, Karl Marx en G.B. Shaw. Niet hij, maar Watson vangt op overigens briljante wijze Jack the Ripper. Tijdens zijn zwerftochten stelt Holmes in Tibet, in opdracht van de Dalai Lama, een onderzoek in naar de Verschrikkelijke Sneeuwman. Iets later, in Montenegro, verwekt hij bij Irene Adler een zoon, de latere Nero Wolfe uit de detective-romans van Rex Stout. S. Vestdijk maakte eens twee interessante observatiesGa naar voetnoot2. De eerste was die dat Holmes en Moriarty dubbelgangers waren. Een andere dat Holmes na het incident te Reichenbach wel moest herrijzen, aangezien hij onsterfelijk is. Een combinatie van deze opmerkingen moet volgens mij leiden tot de conclusie dat derhalve ook Moriarty onsterfelijk is. En deze suggestie doet Baring-Gould dan ook in zijn buitengewoon boeiende werk, dat talloze welgekozen fragmenten uit de verhalen bevat. | |
Hardwicks & FarmerDe eerste recente Holmes-pastiche die ik bespreek is The private life of Sherlock Holmes (1970). De Engelsman Michael Hardwick, een groot kenner en liefhebber van het werk van Doyle, schreef dit samen met zijn vrouw Mollie. Het is een duidelijk voorbeeld van inspelen | |
[pagina 81]
| |
op de nostalgie naar het Victoriaanse Engeland, waarmee de Hardwicks trouwens in hun levensonderhoud voorzien: zo schreef Mollie bijvoorbeeld: The duchess of Duke Street. Toch is The private life een geslaagd boek. Op keurige wijze wordt verhaald dat Holmes met een viouw slaapt en hoe hij aan een verbintenis weet te ontkomen door te suggereren dat Watson en hij reeds vijf jaar een homofiele relatie onderhouden. Het gezelschap van Watson blijkt hij in feite slechts te dulden omdat deze als arts gemakkelijk aan cocaïne kan komen. De intrige is die van een spionageverhaal: de Engelsen ontwikkelen in het geheim een onderzeeër en de onvermijdelijke Duitsers proberen het procédé te stelen. Holmes weet dit te Voorkomen en aan het eind van het boek kan Victoria de boot ten doop houden. De koningin maakt een uiterst domme en belachelijke indruk zoals het een vorstin betaamt. Ook de arme Watson ontkomt niet aan het venijn van de Hardwicks. Niet alleen laat hij zich door Holmes koeioneren, hij haalt ook zaken door elkaar en vergist zich in de titels van muziekstukken. De Amerikaan Philip José Farmer publiceerde vier jaar hierna The peerless peerGa naar voetnoot3. Veel meer dan bij het vorige verhaal staat hier het humoristische element op de voorgrond. De humor is ook scherper en fantasierijker. In dit boek (het speelt in 1916) eveneens strijd tegen de Duitsers. Holmes en Watson moeten, in vliegtuigen bestuurd door krankzinnige piloten, tot hun grote ongenoegen de zeppelin van de oude vijand Von Bork achterna. Na in Afrika neergestort te zijn, ontmoeten zij de ‘werkelijke’ Tarzan (Watson had de eerste twee boeken van Burroughs gelezen): Lord Greystoke. Wat later blijkt ook een boek van Sir Rider Haggard op waarheid te berusten. Holmes weet het gezelschap te redden door zijn nieuwste ontdekking toe te passen: de bijendans als communicatiemiddel. Hij vraagt een exorbitant honorarium aan Greystoke en Watson trouwt voor de vierde maal. | |
Meyer & BensenDe bekendste pastiche van de laatste tijd is ongetwijfeld The seven percent solution (1974) van Farmers landgenoot Nicholas Meyer. Nog meer dan Farmer en de Hardwicks ontleent hij aan Baring-Gould. Moriarty, Holmes vroegere huisleraar, is zelfs geen misdadiger. Dat hij ‘the Napoleon of crime’ is, berust op een ideé-fixe van Holmes, veroorzaakt door cocaineverslaving. Samen met Mycroft Holmes weet Watson de oude leraar over te halen naar Wenen te reizen. De bedoeling is dat Holmes daarheen gelokt wordt zodat Watson hem onder hoede van Freud kan plaatsen. Dit lukt, en wanneer Holmes het zware proces van de ontwenning te boven is gekomen, verzoekt Freud hem om, als een vorm van therapie, een probleem op te lossen. Intussen heeft Freud, louter door zijn psychisch overwicht, met tennissen een antisemitisch edelman verslagen. Deze blijkt de grote man te zijn achter het complot dat Holmes ontdekt, een complot dat de veiligheid van heel Europa bedreigt. Na een achtervolging per trein (vrijwel identiek aan het einde van de Marx-brothers film Go West) brengen ze de zaak tot een goed einde, al is een oorlog volgens Holmes hierdoor slechts uitgesteld. Holmes constateert dat de methoden die hij als detective heeft ontwikkeld door Freud worden toegepast op het innerlijk van de patiënt, en stemt er geïnteresseerd mee in dat hij gehypnotiseerd wordt. Dan blijkt dat Holmes' vader zijn vrouw en haar minnaar heeft vermoord. Moriarty was degene die hem dit gruwelijke nieuws meedeelde, vandaar de afkeer voor deze man. Holmes' negatieve houding ten opzichte van vrouwen zou verklaard kunnen worden uit het gedrag van zijn moeder. In de opvolger, The West End horror (1976), stelt Holmes op verzoek van zijn vriend Shaw een onderzoek in naar de omstandigheden waaronder een collega-criticus om het leven is gekomen. De vriendin van deze man, een actrice uit het gezelschap van Gilbert & Sullivan, wordt eveneens vermoord. De vrienden ont- | |
[pagina 82]
| |
moeten een keur van beroemdheden. Vlak voor het beroemde proces spreken ze met Oscar Wilde. Verder maken zij kennis met Gilbert (die klaagt dat zijn geridderde compagnon alles op hem laat neerkomen), Henry Irving, Ellen Terry en Frank Harris. Via inbraak verschaffen zij zich toegang tot de geheime flat van Bram Stoker, die door zijn vreemde gedrag hun wantrouwen gewekt heeft. Gruwelijke brieven in Stokers handschrift treffen zij hier aan: een deel van het manuscript van Dracula. Omdat de boeken van Meyer in de kritieken vaak met een intellektualistisch waas worden omgeven kan de indruk gewekt worden dat het gaat om ‘meer dan pastiches’ etc. Ik wil daarom op een aantal aspekten ingaan. Met de beroemdheden doet Meyer erg weinig: hij laat ze even opkomen, zich stereotiep gedragen en daar verdwijnen ze al weer. Dit is ook het geval in The seven percent solution waar zij Anthony Hope (uit: The prisoner of Zenda) in de trein ontmoeten en in de Weense opera een gesprek voeren met Hugo von Hofmannsthal. Ook de hoofdpersonen Shaw en Freud blijven steken in het stadium van de anekdote, al komt de psychiater er iets beter af. Bij de beschrijving van de laatste steunt Meyer vooral op de Freud-biografie van Ernest Jones, maar in het geval van de Ierse criticus vraag je je af of er überhaupt een serieus werk is ingekeken. De Fabian Shaw wordt afgeschilderd als een revolutionair, terwijl het Londen van die dagen toch al heel wat meer gewend was dan de Fabian Society, een elite-beweging die weliswaar (technocratische) hervormingen voorstelde, maar deze slechts vóór en geenszins dóór het volk wilde doen plaatsvinden. Al is er in The West End horror de nodige spanning (de vermoorden blijken te hebben geleden aan builenpest, zodat heel Londen in gevaar is) het boek maakt een zwakkere indruk dan zijn voorganger, omdat het diens geniale vondst mist: een uiterst inventieve oplossing voor de meest besproken inconsistentie in de Holmes-verhalen, het sterven, en ten derden jare weer opstaan uit de dood, van de grote detective. Eveneens in 1976 publiceerde de Amerikaan D.R. Bensen het boek Sherlock Holmes in New York. Het bevat slechts een korte inleiding van Watson in plaats van de soms uitgebreide manuscriptgeschiedenissen die we meestal aantreffen. Hierin zegt Watson dat het manuscript over 75 jaar (het is 1901) uitgege-ven mag worden. Bensen ontleent een aantal dingen aan Baring-Gould, soms dezelfde als Meyer (de vergelijking van de pijp rokende Holmes met de rups uit Alice). Zo is ook hier - tien jaar na Reichenbach - Moriarty springlevend. Het verhaal begint met een beschrijving van hem en zijn hoofdkwartier in de Londense dokken. Dit gebeurt door een onbekende verteller. Vervolgens neemt Watson het over en horen we hoe de vrienden, bezorgd over het lot van Irene Adler, naar Amerika reizen. Op de boot ontmoeten zij Tom Mix, die ongezouten kritiek levert op de Engelse concentratiekampen in Zuidelijk Afrika. Niet minder dan het lot van de gehele wereld wordt bedreigd, want de professor heeft de immense goudvoorraad van de ‘International Gold Exchange’ gestolen en hoopt hierdoor Heerser der Aarde te worden. Om de Engelse detective buiten spel te zetten laat hij het zoontje van Irene Adler (en Holmes!) ontvoeren. Ondanks deze handicap weten de ouders, met behulp van ingenieuze vermommingen en het vernuft van Holmes, zowel het jongetje ongedeerd terug te krijgen als het goud te redden. Al speelde Watson in deze aktiviteiten niet zo'n grote rol, tijdens zijn wandelingen door New York is hij getuige van merkwaardige gebeurtenissen, die hij later, onder het genot van een hamburger, aan een journalist vertelt, een zekere O'HenryGa naar voetnoot4. | |
Gardners godfatherErg veel genoegen heb ik beleefd aan het lezen van de eerste twee delen van de Moriarty-trilogie van de Engelsman John GardnerGa naar voetnoot5. Hij zegt met deze werken een ruimer publiek te | |
[pagina 83]
| |
willen bereiken dan alleen de Holmes-addikten en wat mij betreft is hij hierin geslaagd. Door de ‘peetvader’ Moriarty en zijn ‘familie’ tot onderwerp van zijn boeken te maken, introduceert hij een heel andere wereld dan we in de Holmes-verhalen gewend zijn: de kleurrijke Londense onderwereld, waarvan we tot nu toe slechts incidenteel iets te zien kregen. Het verhaal ademt dan ook meer de sfeer van Fagin, van Nancy en Bill Sykes uit Dickens' Oliver Twist. James Moriarty is een door en door slechte man, die zijn oudste broer James - de professor - heeft vermoord en diens identiteit heeft overgenomen. Hij blijkt eertijds te Reichen- bach een overeenkomst met Holmes te hebben gesloten die inhield dat zij beiden enige jaren buiten Engeland zouden vertoeven en elkaar daarna niet voor de voeten zouden lopen. Bij zijn terugkeer straft Moriarty zowel de afvallige bendeleden als zijn rivalen op wrede en afdoende wijze. Vervolgens vergadert hij met de leiders van de belangrijkste Europese misdaadsyndicaten over de wenselijkheid om tot een gemeenschappelijke organisatie te komen, vanzelfsprekend onder zijn leiding. Volgens hem moeten zij de verworvenheden van de moderne techniek ten volle benutten: telefoon, snelboten, paardloze voertuigen en zelfs vliegende machines. Het klimaat waarin hun macht het best kan gedijen is dat van de (politieke) chaos, van de onzekerheid, van de instabiliteit. De bendeleiders accepteren in principe Moriarty's aanbod en men besluit dat er een aantal staatshoofden en andere leidinggevende personen zullen worden vermoord, van wie Moriarty de Engelse troonopvolger voor zijn rekening zal nemen. Interessante theorieën, die doen denken aan de ‘strategia della tensione’ die eertijds door rechtse krachten in Italië werd gehanteerd. En het aanbod van de Maffia, begin dit jaar, mee te helpen om Aldo Moro en zijn ontvoerders te vinden, omdat de activiteiten van het syndicaat door de aanwezigheid van zoveel politie belemmerd werden, lijkt dat niet erg op de liquidatie van Jack the Ripper, die Moriarty in het begin van zijn carrière als peetvader om dezelfde reden heeft voltrokken? Uit de bovengenoemde wapenstilstand volgt dat het niet Holmes kan zijn die de misdaad van de professor verijdelt. In tegenstelling tot wat we gewend zijn is dit het werk van een inspecteur van Scotland Yard: Angust McGrady Crow. De ambitieuze Crow is niet alleen een ijverig en bekwaam politieman, maar ook een kenner van de belangrijke criminologische werken van zijn tijd. In het tweede boek blijkt Holmes bereid om Crow in het geheim te helpen om de gevluchte professor te vinden. Hun gezamenlijke inspanningen voeren Crow naar Amerika en Frankrijk, waar Moriarty is gesignaleerd. Deze, onopgemerkt in Engeland teruggekeerd, besluit nu met al zijn vijanden af te rekenen. Met zijn collega-bendeleiders om hen definitief onder zijn gezag te krijgen, wat via een aantal ingenieuze trucs (o.a. het copiëren en stelen van de Mona Lisa) ook lukt. Met de lastposten Crow en Holmes om hen definitief uit te schakelen: de inspecteur door hem afhankelijk te maken van de gunsten van een verleidelijke jongedame, de detective door zijn cocaïnetoevoer af te snijden. Bovendien shockeert Moriarty, als Holmes vermomd, samen met de zedeloze Irene Adler, avond aan avond de Londense uitgaanswereld. Crow en Holmes weten deze opzet op het nippertje te verhinderen, al weet de professor te ontsnappen en is hij machtiger dan ooit. | |
Holmes addicten & productenKritische opmerkingen over het werk van Doyle, zoals ik die in het begin heb gemaakt, laat staan een analyse als die van Gramsci, zal men tevergeefs zoeken bij de echte liefhebbers van Holmes-verhal en. Dikwijls zijn dit gezette heren die elkaar aan een welvoorziene dis citaten toebrallen uit de ‘Sacred Writings’, zoals ze de verhalen noemen. In dit jargon heet Watson ‘de biograaf’ en Doyle zijn ‘literaire agent’. Voor deze heren, die zich graag laten fotograferen met een trompetpijp en een bui- | |
[pagina 84]
| |
tenissig hoofddeksel, worden pelgrimstochten georganiseerd naar Baker Street en de watervallen van Reichenbach. In de Verenigde Staten alleen al zijn ruim 130 zogenaamde Holmesgenootschappen bekend. Soms hebben deze genootschappen een eigen orgaan, waarin ook publicaties zijn opgenomen van lieden die zich serieus met de werken van Doyle hebben beziggehouden, ook in relatie tot historische gebeurtenissen, culturele uitingen etc. De laatste tijd probeert men zelfs voorzichtig tot een wat meer objectieve biografie te komenGa naar voetnoot6. De gespecialiseerde blaadjes bevatten, naast het essayistische werk, ook pastiches en parodieën. Deze twee laatste categorieën kan men tot op de huidige dag ook regelmatig aantreffen in bijvoorbeeld de ‘mistery magazines’ van Ellery Queen en Alfred Hitchcock, waarbij ik wil aantekenen dat dit genre ook door anderen dan Holmes-addicten bedreven wordtGa naar voetnoot7. Een deel van het bewuste materiaal bezit teveel incrowd-grappen, een ander deel is minder interessant omdat het betrekking heeft op nakomelingen of verre verwanten van Doyle's personages. Soms ook is het Holmes-element beperkt tot een aantal toespelingen. Het is moeilijk om precies aan te geven waar de grens ligt tussen een pastiche en een parodie. Natuurlijk zijn er pure pastiches, waarin de auteur niets meer of minder probeert dan het schrijven van een nieuw Holmes-verhaal. Maar hierboven hebben we kunnen zien dat in pastiches die tamelijk nauwkeurig de stijl en het wereldbeeld van Watson volgen, toch humoristische en zelfs parodieërende elementen kunnen voorkomen. Ook in het vervolg, waar ik mij bezighoud met de Holmes-traditie, zal ik mij voornamelijk tot deze categorie beperken, tenzij uitdrukkelijk vermeld. De echte persiflages, waaronder verscheidene stripverhalen, komen in het geheel niet ter sprake. | |
Doyle jr, Dickson Carr & DerlethTot de pure pastiches zal men ongetwijfeld de twaalf verhalen rekenen die Doyle's zoon Adrian in 1954 publiceerde onder de titel The exploits of Sherlock Holmes. Bij zes verhalen werkte hij samen met de bekende auteur van ‘gesloten kamer’-detectives John Dickson Carr, maar ook deze missen de glans van de betere produkten van Sir Arthur. Voor de titels en de plots gebruiken zij zaken die wel door Watson worden genoemd, maar nooit zijn gepubliceerd, de zogenaamde ‘missing cases’. Dit procédé wordt ook regelmatig gehanteerd door de Amerikaan August Derleth. In zijn ‘Solar Pons’-verhalen (1 korte roman en 66 verhalen) die vanaf 1929 tot zijn dood vooral in magazines en in bundels met een beperkte oplage verschenen, neemt Derleth bovendien soms een heel plot van Doyle over. Derleth, die talloze bundels van uiteenlopende genres samenstelde en inleidde, is vooral bekend geworden als de uitgever en vriend van auteurs als H.P. Lovecraft en W. Hope Hodgson. Hij heeft ook een aantal verhalen van Lovecraft voltooid en een aantal nieuwe toegevoegd aan diens ‘Cthulhu’-cyclus. Naast andere toespelingen wordt in zijn Ponsverhalen dan ook verwezen naar het door Lovecraft gefigneerde boek Necronomicon en Hodgsons detective Carnacki. Ondanks het feit dat Pons de ‘opvolger’ van Holmes genoemd wordt en hij dus ook later leeft - in het tijdperk waarin de telefoon, de auto en het vliegtuig gemeengoed beginnen te worden - zijn de verhalen pure pastiches. Ze zijn zeer leesbaar (ze worden sinds enige jaren op wat ruimere schaal in zeven delen herdrukt) en enkele getuigen zelfs van een grotere inventiviteit dan hun voorbeelden. Wel bevatten ze veel amerikanismen en kan Derleth soms typisch Engelse zaken niet goed inschatten (bijvoorbeeld Dr. Parkers/Dr. Watsons godsdienstige opvattingen). | |
Missing cases & misadventuresOok andere pasticheurs maken graag gebruik van de ‘missing cases’. Er zijn minstens zeven versies bekend van Mr James Phillimore, who stepping back into his own house to get his | |
[pagina 85]
| |
umbrella, was never more seen in this world. Respektievelijk zes en vijf maal scoren: The politician, the lighthouse and the trained cormorant en The Giant rat of Sumatra. Andere bronnen zijn eveneens geliefd. Zo ontraadselt Holmes maar liefst driemaal Charles Dickens' The mistery of Edwin Drood en talloze malen zien we hem Jack the Ripper ontmaskeren. Hij lost Poe's A cask of amontïllado op en bewijst dat de dood van Ophelia is beraamd door oom Claudius. Verder ontdekt hij een moord in de proloog van Chaucers The wife of Bath en toont hij aan dat Roodkapje's grootmoeder een weerwolf is. Uiteraard neemt hij het op tegen de helden uit andere detectiveverhalen: Raffles, Charly Chan, Hercule Poirot, 007 en Arsène Lupin (over de laatste straks meer). Er zijn, vooral rond de eeuwwisseling toen Holmes nog niet zo'n Monument was, maar ook daarna, veel pastiches verschenen waarin hij gierig was, Watson onbeschoft behandelde, opdrachten volkomen verknoeide etc. Dergelijke verhalen worden weieens ‘misadventures’ genoemd. Drieëndertig hiervan treft men aan in de bundel The misadventures of Sherlock Holmes (ed. Ellery Queen, 1944). In dit werk, dat helaas nooit is herdrukt, komen we nogal wat beroemdheden tegen, al is dat nog geen garantie voor de kwaliteit. De bijdragen van Mark Twain, O'Henry, Agatha Christie en Maurice Leblanc vind ik niet sterk. Gelukkig staan daar de uitstekende verhalen van Ellery Queen, Vincent Starrett, William O'Fuller en Frederic Dorr Steele tegenover. Opmerkelijk is The illustrious imposter, waarin Anthony Boucher Holmes laat bewijzen dat de Rudolf Hess die in 1941 plotseling in Engeland opdook niet de echte is. Misschien wekt het verbazing in dit gezelschap een SF-auteur aan te treffen. Hij is niet de enige: Poul Anderson, Fritz Leiber, Gordon R. Dickson, Robert Heinlein en A.E. Van Vogt zijn hem hierin gevolgdGa naar voetnoot8. Evenals Philip José Farmer zoals we hierboven al zagen. | |
Maurice Leblanc contre Sherlock HolmesAnders dan bij Derleth, die zijn held een geheel andere naam heeft gegeven, treffen we bij Leblanc het nogal populaire humoristische procédé van de naamsverbastering aan: bij hem heet de Engelse detective Herlock Sholmès. Is dit niet meer dan een eenvoudige omzetting, wat denkt men van Shlock Homes (bij Robert L. Fish), het duo Picklock Holes & Dr. Potson, of Shamrock Womlbs & Dr. Whopper (bij Lennon). Soms lijkt het wel of er meer inventiviteit is gestoken in het verzinnen van bizarre namen dan in het bedenken van het verhaal zelf. De eerste gelegenheid waarbij sprake is van een confrontatie tussen Arsène Lupin en de Engelse detective wordt beschreven in Herlock Sholmès arrivé trop tard, het slotverhaal uit Leblancs eerste Lupin-bundel Arsène Lupin, gentleman-cambrioleur (1907). Hierin lopen de heren elkaar slechts voorbij, maar in Arsène Lupin contre Herlock Sholmès (1908) is de jacht geopend. Sholmès lost de zaak op maar slaagt er niet in Lupin te pakken te krijgen. In L'aiguille creuse (1909) - de titel slaat wonderlijk genoeg niet op het cocaïnegebruik van Holmes - is de Engelsman op de achtergrond geraakt en wordt de show gestolen door de scholier Isedore Beautrelet. Wel duikt Sholmès aan het eind van het boek plotseling op bij Lupins laatste geheime schuilplaats. Omdat er nauwelijks een tijdsbeeld of een spannende intrige wordt geboden zijn de verhalen van Leblanc in deze tijd de moeite van het lezen niet waard. Dit wordt versterkt doordat er in de verhalen nogal eenzijdig sprake is van geheime gangen, verborgen deuren en dergelijke. Onze held, een nogal kleverig soort gentleman, kenmerkt zich door sentimentele verliefdheden en een ronkende liefde voor zijn vaderland Frankrijk. De humor is hiermee volledig in overeenstemming: de primitieve grappen - Watson wordt telkens bij het begin van een verhaal buiten gevecht gesteld en vervolgens volkomen aan zijn lot | |
[pagina 86]
| |
overgelaten - die slechts in bepaalde strips, bijvoorbeeld Kuifje, tot hun recht komen. En de tegenstelling Lupin: Holmes als symbool voor de tegenstelling Frankrijk: Engeland is zo karikaturaal, dat je je afvraagt wat voor analyse Gramsci hiervan zou geven. Hoewel... Father Browns secondant Flambeau lijkt verdacht veel op Lupin. | |
Sherlock Holmes in NederlandEr zijn ook Nederlandse pastiches (hoewel niet altijd Nederlandstalige). Tot hen reken ik niet de Geoffrey Gill-verhalen van Ivans, met de heruitgave waarvan men enige jaren geleden begonnen is. Deze heruitgave is trouwens een duidelijk voorbeeld van de manier waarop men ons detectiveverleden behandelt. Al wil ik de situatie in Angelsaksische landen niet idealiserenGa naar voetnoot9, men kan daar in ieder geval kiezen uit een groot aantal verschillende uitgaven van Holmes: goedkope pockets die voorzien zijn van een inleiding, facsimilés van de eerste drukken, uitgebreid geannoteerde edities etc. Van het eerste Nederlandse detectiveverhaal, The black box murder (1889), geschreven door Maarten Maartens, bestaat geen courante uitgave. Ivans heeft men ‘bewerkt’ en ontdaan van de inleidingen. Dit laatste is des te hinderlijker omdat Bruna de boekjes in volstrekt willekeurige volgorde uitbrengt en zelfs niet met een enkel cijfer aangeeft welk deel van de cyclus men in handen heeftGa naar voetnoot10. In het jaar dat Ivans' eersteling, De man uit Frankrijk (1917) verscheen, bestonden er in ons land al wel een paar Holmes-pastiches. Eén daarvan wil ik noemen: De allerlaatste avonturen van Sir Sherlock Holmes (1912), de eerste ‘prikkel-idylle’ van Cornelis VethGa naar voetnoot11. De tekeningen van Veth zijn amusanter dan de drie ‘misadventures’ die zij illustreren. Ook hij laat Moriarty herrijzen, al blijkt die een voor deze gelegenheid gehuurde acteur. Nog oubolliger is de parodie De avonturen van Bill Clifford (1948) van onze katholieke humorist Godfried Bomans. De decadente meesterspeurder, geassisteerd door twee Jansen en Jansensachtige politiemannen, wordt overklast door zijn Watson, een eenvoudige postbeambte. Een superbe pastiche is echter Ethel Portnoy's 1869, A new tale of Sherlock HolmesGa naar voetnoot12. Afgezien van het jaartal, dat na-tuurlijk niet kan kloppen, worden de stijl en de wereld van Watson op knappe wijze gevolgd. De nacht na de bruiloft van een Franse generaal en een Engels meisje sterft de laatste aan bloedingen die het gevolg zijn van de ontmaagding door middel van een groot, stomp voorwerp. Omdat er volgens Holmes een verificatie nodig is die de ene heer niet van een ander kan verlangen, vertrekken Watson en hij naar Parijs. Het een en ander geeft aanleiding tot kostelijke woordspelingen. Voor hun meting gebruiken de vrienden de diensten van een mondaine markiezin, die Holmes dwingt om als tegenprestatie enige dagen in haar boudoir te vertoeven. Prachtige vignetten van William Kuik sieren het verhaal. (In Kuiks roman De held van het potspel (1974) komt, onder andere in een passage die herin-nert aan het begin van A scandal in Bohemia, een Holmes-achtige detective voor). | |
The case of the monstrous monarch?De mooiste Nederlandse pastiche is nog steeds niet gepubliceerd. Verscheidene malen heeft Watson het namelijk over Holmes' ‘delicate mission for the reigning family of Holland’ en de detective zegt hierover zelf tegen Watson, terwijl hij deze de ring met de opmerkelijke briljant laat zien die hij als beloning had ont-vangen: ‘the matter in which I served them was of such delicacy that I cannot confide it even to you’. Volgens de datering van Baring-Gould heeft deze missie plaatsgehad in de eerste helft van 1887. Koning Willem iii leefde toen nog, dus in die richting moeten we zoeken. Wat voor schandaal zou ‘Koning Gorilla’ nu weer hebben veroorzaakt? Vrouwen, steekpenningen, of zou hij toch zijn vader hebben vermoord zoals Sicco Roorda van Eijsinga beweert?Ga naar voetnoot13 | |
[pagina 87]
| |
Enige slotopmerkingenHet is mij opgevallen dat er geen zogenaamde ‘pulp’-traditie bestaat van Holmes, terwijl er toch duizenden (anonieme) afleveringen zijn verschenen van Dracula, Frankenstein en - om op hetzelfde terrein te blijven - van Nick Carter. Misschien zou men de Sherlock Holmes & Harry Taxon (sic) verhalen die in de periode 1907-1913 in Duitsland, Zweden, Spanje en Portugal verschenen tot dit genre kunnen rekenen. Maar waarom zijn ze nooit in het Engels vertaald? Dit zal wel met auteursrechten te maken hebben. De recente pastiches spelen bewust in op de nostalgie-rage. Het ideaal bestseller - film - tv - moet heel wat auteurs voor ogen hebben gestaan. Van de boeken als Heathcliff die ik hierboven noemde zijn er in ieder geval drie verfilmd. Hetzelfde is het geval met die van de Hardwicks, Bensen en Meyer. Niet voor niets is het einde van The seven percent solution gelijk aan dat van de film Go West. De verhalen van de Hardwicks en Bensen bestonden zelfs al eerder in de vorm van een filmscript. In deze sector wordt het boek dan ook steeds meer een bijproduct van de film en vooral van de tv-serie. Dit verschijnsel wordt door P.J. Farmer ook geparodieerd: op de omslag van zijn The peerless peer hebben Watson, Holmes en Tarzan respectievelijk de gezichten van Sir Laurence Olivier, Peter Cushing en Roger Moore. Dit werk zal dan ook nooit verfilmd worden, evenmin als er bijvoorbeeld een bestseller zal verschijnen op basis van de bizarre Holmes-persiflage van John Cleese: The strange case of the end of the civïlisation as we knew it, die we dit jaar op de tv konden zien. In tegenstelling tot de tijd van Gramsci is Father Brown nu geen rivaal meer van Sherlock Holmes, noch een exponent van een ander milieu of een andere opvatting over de misdaad. Beiden worden ze gewaardeerd als er maar voldoende aandacht is besteed aan de kostumering, aan het gaslicht, aan de koetsjes en de mist. Overigens, de vercommercialisering van Holmes is niet iets van de laatste tijd. Zwichtte ook Conan Doyle niet, in 1905, voor het grote geld van de uitgevers? |
|