Portfolio De wreedheden van Wilhelm Busch
Door Gerrit Komrij
In het boekennummer van Vrij Nederland, 22 oktober 1977, schreef ik over de weinig triomfantelijke manier waarop in de beeldverhalen van Busch het goe-hoede het van het kwade wint: de braafheid staat in een hoekje, en de gemeenheid wordt breed uitgemeten. De mens wordt, zoals hij nu eenmaal is.
‘Iedereen is bij Busch wreed tegen iedereen. Jongetjes prikken elkaar in de maag, vervolgens in de neus, daarna draaien ze als extraatje elkaars oren om, ze slaan nog snel even elkaars spullen stuk, waarna in de finale een bloedneus wel het allerminste is. Mannen zijn wreed tegen vrouwen, vrouwen weer tegen kinderen, kinderen weer tegen dieren, en die hele weg terug, da capo al fine. Ook de dingen gedragen zich wreed.’
Het was een poging Busch enigszins terug te brengen van het leesplankje voor zoete kinderen naar een hel vol plaaggeesten.
Ik wil hier nu de beschrijving aan toevoegen die Busch tot tweemaal toe, met een mengeling van verkilling en leedvermaak, geeft over het slachten van een varken.
De eerste maal gebeurt dat in een brief aan Marie Anderson, de Nederlandse feministe en schrijfster, vriendin van Multatuli. Busch voerde een uitgebreide briefwisseling met haar, vooral over de filosofie van Schopenhauer en over zielsverhuizing, een onderwerp dat hem na aan het hart lag en dat ook in deze brief voorkomt.
‘Hierbij met vriendelijke dank de boeken terug! - Eigenlijk werd ik alleen maar geprikkeld door dat werkje over het jagen en een van de motto's die eraan voorafgaan. - Met de conclusie van het geschrift ben ik het volledig eens, alleen het uitgangspunt is verkeerd. Het uitgangspunt: “De onbedorven mens ondergaat, wanneer hij zijn medemens ziet lijden, altijd een onaangenaam gevoel” - is fout, want eenzijdig. Het lijden, de marteling heeft eerder iets gruwelijk-aantrekkelijks, het is terugdeinzen en genieten tegelijk. - Hebt u ooit de uitdrukking van kinderen opgemerkt, wanneer ze kijken naar het slachten van een varken? - Nee? Roep dan het hoofd van Medusa voor uw geest op. Dood, gruwelijkheid, wellust - hier zijn ze bijeen. Moet ik u, na alles wat ik al gezegd heb, nog eens vertellen hoe dat komt? - Bij onze geboorte staan de goede en de kwade demon klaar om ons te begeleiden. De kwade demon is de sterkste; hij vertegenwoordigt onze felste levensdrang. De goede demon roept terug, en goede kinderen sterven vroeg; hun engelenvleugels worden niet afgesneden. - Kortom, de mens in zijn natuurlijke, onverdorven (?) staat, dus vooral het kind, moet overwegend kwade eigenschappen bezitten, anders is er geen verblijf voor hem op deze wereld. - En het jachtinstinct? - Het jachtinstinct is ook een instinct om te leven. Het is een oefening in bestaansvoorwaarden: list, scherpe blik, behendigheid, kracht, samen met de aantrekkingskracht van de wreedheid. Het is dus iets natuurlijks, en dus een kwaad. - En de straf blijft niet uit: iedere jager wordt eens een haas, vroeg of laat, want de eeuwig-