Maatstaf. Jaargang 25(1977)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] N.G. Noorderhaven Gedichten I Hij had zich stevig afgesloten Van de mensen, zijn huis en tuin Verliet hij eenmaal slechts per week, Hij had de wereld uitgestoten. De hoge muren, 't zware hek, Ze waren hem een tweede huid - Zijn tastzin had zich uitgestrekt Tot aan de grenzen van 't domein. De dorpsbewoners voelde hij Verenigd in een wreed complot, Elke week was hij een naakte slak Onder het scherp zout van hun spot. II De kou is verzacht, nu eenmaal De sneeuw gevallen is. Doodstil Draagt elke tak en twijg zijn deel. De achtertuin toont niet meer kaal, Kleiner nu dan ooit, maar vervuld Van deze stof geworden winter. Het huis staat onwennig maar streng, De witte wenkbrauwen ijzig gefronst, Te bepeinzen wie toch verdoold Geraakt is op zijn erf vannacht: Een vreemd spoor dwars over het gewit Gazon - De kat wordt wel 't sterkst verdacht. Vorige Volgende