Maatstaf. Jaargang 25
(1977)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Charles B. Timmer Gogol in nieuwe verpakkingDe Amerikaanse slavist, professor Simon Karlinsky, die o.a. een meesterlijke studie over de Russische dichteres Marina Tsvetajeva op zijn naam heeft staan, geldt onder insiders langzamerhand als een specialist in het ontdekken van homofiele neigingen bij Russische schrijvers. Op 9 mei 1976 publiceerde hij in de New York Times Book Review een essay over de dichter Sergej Jesenin naar aanleiding van de toen net verschenen biografie van de dichter door Gordon McVay.Ga naar eind1 De kern van Karlinsky's betoog ten aanzien van Jesenin ligt in de konstatering van een zekere ambivalentie in diens sexuele leven: tot consternatie van de ‘Jeseninisten’ moet de beroemde Russische dichter bisexueel zijn geweest. In hetzelfde jaar 1976 verscheen van Simon Karlinsky een boek van 333 bladzijden onder de titel The Sexual Labyrinth of Nikolai GogolGa naar eind2 en hij komt daarin tot een nog verder gaande conclusie: Gogol was evident homosexueel van aanleg. Moest hij voor de bewijzen van zijn stelling bij Jesenin voornamelijk afgaan op biografische gegevens, bij Gogol heeft hij gebruik gemaakt zowel van materiaal uit de biografie als van de werken zelf. Het is in principe een hachelijke zaak om uit de geschriften van een auteur bepaalde stellige conclusies te trekken omtrent diens persoonlijkheid, neigingen en karaktereigenschappen. Wie uit de werken van V. Nabokov bijvoorbeeld concludeert dat de schrijver een merkwaardige voorkeur had voor jonge meisjes (Lolita's), omdat dit motief herhaaldelijk bij hem voorkomt, begeeft zich op zeer glad ijs. Het is deze methode van literaire interpretatie die de ‘formalisten’ en ‘Merlynisten’ met afgrijzen vervult. Sterker nog, de literaire theorieën der formalisten zijn te zien als een direct protest tegen de gangbare methode van literatuurbeschouwing die leven en werk van een schrijver als één geheel ziet en die bijvoorbeeld uit De biecht van Stavrogin (verkrachting van een klein meisje) bepaalde conclusies trekt omtrent het karakter van Dostojevski, of omgekeerd, dat diens karakter bepalend was voor het schrijven van De Biecht. De Russische formalisten uit de jaren twintig en hun westerse geestverwanten, als ook de zgn. ‘close-reading’ adepten, huldigden het standpunt dat een literair werk uitsluitend ‘verklaard’ kon en moest worden uit de gegevens die in dat werk besloten liggen en dat het daarbij betrekken van buitenliteraire elementen, dus biografische, politieke, religieuze etc., uit den boze is en niets bijdraagt tot het antwoord op de vraag: hoe is dat werk gemaakt? Hoe zit het in elkaar? Ondanks de gegrondheid van een strenge discipline bij de literaire interpretatie wordt het reeds spoedig evident dat men bij een strikte toepassing van de formalistische methode op een literair werk wel bepaalde raadselen kon rangschikken, maar niet altijd kon oplossen, met andere woorden dat men moeilijk een antwoord kon vinden op de vraag: waarom bestaat het zo en niet anders? Een literair werk ontstaat namelijk niet rationeel. Het toepassen van bepaalde motieven berust lang niet altijd op een vrije keuze van de auteur. Wanneer | |
[pagina 93]
| |
deze motieven herhaaldelijk in diverse geschriften terugkeren en men bovendien kan konstateren dat diezelfde motieven in het leven van de auteur een rol hebben gespeeld, wordt het op zijn minst interessant om deze dusdanig te rubriceren dat er een verhelderend beeld ontstaat zowel van de schrijver als van het onderzochte werk. Het zijn daarbij vooral motieven van sexuele aard, die zich in het werk versluierd voordoen, als aanduidingen, vermomd in symbolen, of in raadselachtige situaties, die er de onderzoeker toe dwingen om zogenaamde buitenliteraire elementen bij een poging tot verklaring te betrekken. Dit nu is de aanpak van Gogol door Simon Karlinsky. Was Gogol een getrouwd man geweest, de vader van zes kinderen, en had deze familievader ons hetzelfde oeuvre nagelaten als wat wij nu van hem bezitten, dan zou men uit de telkens terugkerende, hoogst zonderlinge uitlatingen daarin over de man-vrouw verhouding onmogelijk de conclusie mogen trekken dat er met Gogol ‘iets aan de hand’ was. Welnu, met Gogol was er ‘iets aan de hand’. Dit heeft iedere onderzoeker van zijn persoon of van zijn werk wel begrepen. Alleen is men er zowel in de negentiende als in de twintigste eeuw uit een merkwaardige vrees voor ‘ontluistering’ steeds voor teruggedeinsd er een systematisch onderzoek naar in te stellen en een antwoord te vinden op tal van door de werken opgeroepen schijnbaar onbeantwoordbare vragen. Karlinsky wijst erop dat de gehele negentiende eeuw door (en in de Sovjetunie tot op heden toe) de schrijver Nikolaj Gogol wordt voorgesteld als een pionier van het realisme in de literatuur, als een criticus van sociale toestanden ten tijde van tsaar Nikolaas i, als een satiricus en zelfs een humorist, of ook als een ‘romanticus’, wanneer het oordeel was afgestemd op Gogols geëxalteerde vertekeningen in juist die passages die in de studie van Karlinsky aan de orde komen. De caricaturen die Gogol in al zijn vrouwenportretten geeft (óf tot in het bovenaards geïdealiseerd, óf tot in het afstotelijke gedegradeerd) werden opgevat als even zovele literaire grappen, als een door Gogol bij voorkeur toegepaste literaire kunstgreep. D. Mirsky, een der belangrijkste literatuurhistorici van de twintigste eeuw konstateert: ‘Woman was for him a terrible, fascinating, but unapproachable obsession, and he is known never to have loved.’Ga naar eind3 Ook V. Nabokov komt in zijn briljante studie over GogolGa naar eind4 niet verder dan enkele schimpscheuten aan het adres van zogenaamde psychoanalytici die het niet kunnen laten iedere keer als zij een neus ontwaren dit orgaan voor iets anders aan te zien. Alleen de Nederlandse slavist en Gogol-kenner F.C. Driessen ging in zijn Gogol' als novellistGa naar eind5 dieper op het vraagstuk in, maar ook zijn scherpzinnige opmerkingen blijven niet meer dan stimuli voor verdere studie, mede omdat Driessen de kwestie uit de Freudiaanse gezichtshoek benaderde (Oedipale fixatie), die bij een figuur als Gogol alleen op dwaalsporen leidt. Zoals Karlinsky in een voorwoord schrijft, is de bedoeling van zijn studie een antwoord te geven op de consternatie die in de woorden van de Russische dichteres Anna Achmatova ligt: ‘Niemand kan zich voorstellen, wat of wie Gogol in werkelijkheid was. Alles omtrent hem is van begin tot eind even onbegrijpelijk. De individuele karaktertrekken weigeren zich tot een geheel te laten samenvoegen.’ Karlinsky gaat systematisch te werk. Hij doorlicht het leven van zijn auteur aan de hand van brieven en herinneringen van tijdgenoten, hij analyseert chronologisch alle geschriften die er van Gogol bekend zijn. Reeds in een van Gogols vroegste publikaties, het verhaal De avond voor Sint Jan ontdekt hij iets merkwaardigs, namelijk hoe Gogol het verlangen naar liefde en naar een huwelijk ‘met straf, vergelding, met levensverlies’ verbond, een motief dat in verschillende varieties telkens zal terugkeren. De angst voor het andere geslacht is bij Gogol niet de berekenbare afkeer van de heterosexuele vrijgezel voor | |
[pagina 94]
| |
het huwelijk: dat wil zeggen, de afkeer van verplichtingen en gebondenheid. In tegendeel, Gogol heeft zijn hele leven gestreefd naar het aangaan van boven zijn krachten liggende verplichtingen en naar gebondenheid. Het was bij hem een elementaire angst, een angst als voor een afgrond. In situaties, waarin de manvrouw verhouding de man domineert en de vrouw de gedweeë ondergeschikte is (als in Taras Boelba) gebeurt er niets, maar zodra de vrouw een dominerende figuur wordt, of ook maar als een gelijke van de man wordt behandeld, ontstaat er een toestand van paniek, een toon van hysterie, er gebeuren de dolste dingen, als een invasie van ganzen in de vredige woning van Ouderwetse landeigenaars of het optreden van een varken dat de rechtszaal wil binnendringen in Hoe Iwan Iwanowitsj overhoop kwam te liggen met Iwan Nikiforowitsj. In één opzicht hadden de negentiende-eeuwse Iiteraire eritici gelijk: Nikolaj Gogol was in wezen een realist, d.w.z. iemand die zijn perceptive van de wereld waarheidsgetrouw wilde uitbeelden. Maar in het fototoestel van zijn geest, waarmee hij de werkelijkheid fotografeerde was behalve een heel gevoelige lens een merkwaardig temperament ingebouwd dat alles op een argeloze manier tot zijn werkelijkheid vervormde. De meest absurde situaties beschrijft Gogol met zulk een overtuigende werkelijkheidszin, dat het lijkt of de auteur zich totaal geen rekenschap geeft van wat hij zijn lezer voorschotelt en daarbij zo, dat de lezer zonder restrictie in de werkelijkheid van de door Gogol beschreven ongerijmdheden gelooft. Aan de hand van de teksten onthult Karlinsky alle door Gogol toegepaste trucjes om de dingen tegelijk te verzwijgen en te vertellen, hij ontmaskert alle literaire verkleedpartijen en vindt telkens weer dezelfde versluierde motieven, die hij met elkaar vergelijkt en in verbinding brengt tot één algemeen beeld van de schrijver: een man met een homofiele gerichtheid en tegelijk met dictatoriale religieuze overtuigingen die op genoemde neiging het stempel van een verschrikkelijke zonde drukten. Vandaar de onderdrukking van die gerichtheid in het leven, de versluiering ervan in het literaire werk, het angstmotief van dood en destructie in de man-vrouw verhouding en het besef van ‘zonde’ in de verhouding manman. Met daarbij de onmogelijkheid van een compromis of verzoening. De methode die Simon Karlinsky gebruikt is kwetsbaar en houdt het gevaar van een ‘hineininterpretieren’ in. Het hachelijke bij deze werkwijze is dat de onderzoeker uitgaat van een ‘theorie a priori’ om dan naar materiaal te zoeken om zijn theorie te staven. En ook Karlinsky weet de zucht om te veel te willen bewijzen niet altijd te bedwingen en komt dan met overbodige en weinig overtuigende argumenten aan die eerder twijfel aan zijn hele betoog wekken dan dat zij de kritische lezer tot zijn standpunt bekeren. Hij gaat naar mijn gevoel te ver, wanneer hij bijvoorbeeld naar voren brengt: ‘Taras Bulba can be sentimental and shed an occasional tear when he thinks of his comrades who are no longer with him. But his pipe (feminine gender in Russian), in defense of which he loses his life, clearly means more to him than his wife does.’ Het zelfde verschijnsel van conclusies trekken uit een woordgeslacht gebruikt hij bij Gogols novella De mantel (Russisch - sjinelj, vrouwelijk), op grond waarvan hij tot de slotsom komt: ‘The Overcoat ends the way so many other love stories involving a man and a woman end in Gogol - with the death of the male participant.’ In zijn ijver tot bewijsvoering komt hij bovendien soms tot onjuiste, althans dubieuze interpretaties van een Gogoltekst. Over Gogols roman Taras Boelba sprekend zegt Karlinsky in verband met de ontmoeting van de jongeman Andri met de op hem ver lief de ‘Poolse schone’: ‘The description of the embrace and kiss that seal her confession of love must have been embarrassing for Gogol to write [nb. Zo wordt de lezer voorbereid op wat er verder komt] for it contains what is surely his single most | |
[pagina 95]
| |
awkward lapse: her lips are pressed against Andry's cheek while he is kissing her mouth, which is said to respond to his kiss - a feat that clearly requires three pairs of lips to accomplish.’ Slaat men deze passage in de Russische tekst op, dan blijkt de situatie (helaas, zou ik bijna zeggen) lang niet zo bizar te zijn; de tekst laat althans een andere interpretatie toe. Wat er staat is Andrij poceloval v blagovonnye usta, pril'nuvsjie k sjtseke ego, of wel, zoals het in de Nederlandse vertaling van Hans Leerink terecht luidt: ‘[...] kuste Andri de zoete lippen die zijn wang hadden aangeraakt.’Ga naar eind6 Het Russische werkwoord kent nl. geen voltooid verleden tijd en voor de termen ‘aanraakten’ en ‘hadden aangeraakt’ bestaat er eenzelfde actief verleden deelwoord; uit de context blijkt hier duidelijk dat het om een voltooid verleden tijd gaat - er is dus feitelijk niets aan de hand en Karlinsky's ontdekking van ‘his single most awkward lapse’ berust op een gewild tendentieuze vertaling van de tekst. Overtuigender is Karlinsky in zijn bewijsvoering bij een onderzoek naar Gogols toneelstuk Het huwelijk, waarin de hoofdpersoon, een ambtenaar, door zijn vriend en een huwelijksmakelaarster bewerkt wordt om in het huwelijk te treden, maar kort voor de plechtigheid uit het raam springt en de vlucht neemt. Om de weerspannige huwelijkskandidaat aan de bruid in spe te ‘verkopen’ zegt de vriend in een oorspronkelijke redaktie van deze scene tegen haar: ‘De direkteur van zijn afdeling is zo op hem verkikkerd dat bij in hetzelfde bed met hem slaapt.’ Karlinsky merkt dan op: ‘Such an open reference to physical homosexuality (offered by Kochkaryov [de vriend] as evidence of Podkolyosin's [de huwelijkskandidaat] solvency and job security with an understandably comic effect) could not possibly have passed the censorship of the time, as Gogol well knew. He deleted this line in the final version, but it is surely interesting that he could not resist putting it down on paper in the first place.’ (p. 174). In 1838 maakte Gogol kennis met een jonge adjudant van de Russische troonopvolger Alexander, Vielhorsky. Deze bleek aan tuberculose te lijden en stierf in 1839 in Rome ‘in de armen van Gogol’ die zijn intrek in dezelfde villa had genomen. Gogol hield een dagboek bij van dit samenzijn gedurende de laatste weken van Vielhorsky's leven. Passages in deze dagboeknotities lezen als in het Russisch vertaalde teksten van Gerard Reve. Maar Gogols homosexualiteit was van een meer gecompliceerde aard. In de eerste plaats door de tijd en plaats, waarin hij leefde. Homosexuele neigingen waren een volstrekt taboe, waarop zware maatschappelijke sancties rustten - en dus waren verborgenheid, verheimelijking en verdraaiing van de werkelijkheid een voor de hand liggende noodzaak. Belangrijker evenwel is Gogols eigen ambivalentie op dit punt. Hij was tegelijk een vrouwenhater en een aanbidder (tot in de exaltatie) van ‘het vrouwelijke’. Aannemend dat Karlinsky gelijk heeft en dat Gogol homofiel georiënteerd was (hetgeen op grand van de overdaad aan argumenten wel niet ontkend kan worden), dan valt het bij een overzicht van al zijn werken op, hoe deze schrijver voortdurend met vrouwen in de weer is. Men kan dit verschijnsel moeilijk verklaren als een ‘kunstgreep van camouflage’. De ‘homofiel’ Gogol was van het vrouwelijke bezeten, - tot die conclusie moet men komen. Dit ‘vrouwelijke’ evenwel nam in zijn werk zonderlinge vormen aan: Gogols vrouwengestalten zijn nergens normaal, het zijn of engelen of heksen en hoe hij het ook wendde of keerde - uit zijn pen vloeiden uitsluitend onaardse ‘vrouwelijkheden’, abstract en ontastbaar, wanneer zij het schone en goede moesten voorstellen, concreet en intens levend, wanneer het om het uitbeelden van negatieve kwaliteiten ging. Nemen wij even aan dat Gogol in de twintigste eeuw had geleefd en dan in een ‘Rusland’ dat op sexueel gebied even liberale opvattingen koesterde als in het hedendaagse Nederland, dus met homosexualiteit als gewoon een andere vorm van ‘het beleven’ - | |
[pagina 96]
| |
stellen wij ons deze transponering even voor: zou Gogol zich in zijn literaire werk dan als een Russische Gerard Reve hebben gemanifesteerd? Als een Michail Koezmin, een Russische prozaïst uit het begin van deze eeuw die zijn homofilie onomwonden in zijn werken beleed? Het is nauwelijks aannemelijk te maken. Gogols werk existeert dank zij de bestaande weerstanden, de maatschappelijke zowel als die in zijn persoonlijke structuur. Gogol beschouwde zichzelf meer en meer als een leraar, als een profeet en projecteerde zich in zijn maximalisme op latere leeftijd tot een voorbeeld voor de hele mensheid. Zulk een jammerlijk ‘zwak’ als een anders gerichte sexualiteit was alleen om die reden iets volstrekt onaanvaardbaars. Zonder de sancties, zonder de ook door hem zelf opgeworpen strafdreiging zou hij zijn verhalen niet hebben gecomponeerd. De Gogol die wij kennen bestaat dank zij de Orthodoxie, dank zij de maatschappelijke benepenheid en de onverbiddelijkheid van een sociale code. Dank zij het feit dat men in zijn tijd nog absoluut zeker wist wat in het geslachtsleven ‘normaal’ was, heeft Gogol een oeuvre nagelaten van een grandioze ‘abnormaliteit’. Opmerkelijk is daarbij dat in zijn werken homo-erotische tendensen nergens expliciet voorkomen, noch als realistisch thema, noch in de vorm van een propagandistische intentie. Vandaar dat het vrijwel anderhalve eeuw heeft geduurd, voordat zij ontdekt en beschreven konden worden. De Russen, zowel in de Sovjetunie als in de emigratie beschouwen dit soort onthullingen over het algemeen als een smakeloze ‘ontluistering’ van hun geliefde klassieke meester - ten onrechte. Ook met de door Karlinsky verstrekte wetenschap blijft Gogol de geniale voorloper van de absurdisten in de wereldliteratuur of, sterker gezegd, juist door deze ‘nieuwe verpakking’ wordt het mogelijk het raadselachtige en bizarre bij deze auteur te savoureren als de meesterlijke literaire kunstgreep van iemand die een bepaald iets tegelijk wilde prijsgeven en verheimelijken. Een procédé, waaraan hij ten slotte te gronde is gegaan. |
|