Portfolio Charles Keene
Door H.L. Prenen
‘Engeland heeft Keene, vergeet dat nooit!’ - aldus Camille Pissaro in een brief uit 1883 aan zijn zoon Lucien, die zich in London had gevestigd en een Engels schilder zou worden. Charles Keene was toen zestig jaar en al meer dan een kwart eeuw tekenaar in ‘Punch’, het befaamde humoristische weekblad. Pissaro was in die brief niet zo zachtzinnig over de toenmalige Engelse kunst, maar Keene bleef overeind als een paal boven water. Hiermee gaf de oude impressionist een staaltje van onafhankelijk kwaliteitsgevoel, dit in tegenstelling tot de vele kunsthistorici - de sukkels! - die een tekenaar op krantepapier of een weekbladhumorist nauwelijks de moeite van hun aandacht waard keuren. Natuurlijk is een man van Keene's formaat in zijn vak een uitzondering, maar daarom juist zou hij des te meer moeten opvallen, als ze maar niet met hun oren maar met hun ogen keken (wat zeldzamer is dan het lijkt).
Jaren geleden kocht ik voor een appel en een ei vier dikke foliodelen ‘Pictures from Punch’, een uitvoerige bloemlezing van het beste dat er tussen 1850 en 1900 in het blad verschenen was. Onder die ongeveer tweeduizend tekeningen (in houtgravure) zijn alle bekende namen van de destijdse equipe bij elkaar: Du Maurier, Partridge, Leech, Tenniel, Sambourne enz., allemaal bekwame tekenaars en steunpilaren van het blad. Ook Keene is er met een paar honderd tekeningen van de partij. Zo op het eerste gezicht, bij oppervlakkig doorbladeren, lijkt hij gewoon tussen hen in te staan, met dezelfde familietrekken van de Punchstijl en de tijdgenoot. Maar bij nader toezien, wat een verschil! Daarnaast verdwijnen de anderen op den duur als een uitgebleekte foto, terwijl zíjn beeld steeds scherper wordt, tot hij alleen overblijft, glashelder en onuitwisbaar!
In de geschiedenis van wat wij thans de ‘cartoon’ noemen (dit begrip was toen nog niet bekend) hebben de vier grote humoristische tijdschriften van de 19de eeuw elk een tekenaar die met kop en schouders boven zijn collega's uitsteekt en blijvende waarde heeft. Wat Daumier voor de Charivari, Adolf Oberländer voor de Fliegende Blätter, Rudolf Wilke voor de Simplizissimus waren, dat was Charles Keene voor Punch. De absolute grootmeester, of zoals Phil May hem noemde: ‘the daddy of the lot of us’. - In dit meesterkwartet is Keene de enige die eigenlijk nooit caricaturist is. Hij tekent geestig, met een gedempte en meer aan de komedie verwante humor, maar schuwt iedere vorm van overdrijving. Zijn ‘libretto’, zoals hij het noemde (de onderschriften en anecdotes) kreeg hij meestal van anderen toegespeeld. Wij, die aan de heel andere humor van de moderne cartoons gewend zijn, kunnen voor die ietwat omslachtige grappen nauwelijks een flauwe glimlach opbrengen (humor krijgt gauw een baard). Maar als tekenaar blijft hij onovertroffen!
De superieure kwaliteit van Keene's werk valt niet zo dadelijk in het oog. Het springt er niet meteen uit, het heeft een typisch Engelse reserve, zijn virtuositeit speelt in sordino, wars van bravour en niet op de gaanderij afgestemd. Deze bescheiden man drong zich niet op, noch in zijn leven, noch in zijn kunst. ‘On se sentait vraiment en présence de quelqu'un qui ignorait sa valeur,’ zei een Franse bewonderaar.
Keene was uitsluitend pentekenaar, een ‘black-and-white artist’, zoals de Engelsen het noemen. Hij was een vroege impressionist in zwart-wit, geheel uit eigen koker, voordat er bij de Fransen van die richting sprake was, laat staan van het woord zelf. Waar hun schilderkunst