Maatstaf. Jaargang 25(1977)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] Rob Schouten Gedichten Oom Tom ‘Dus, Oom van Deel, staat álles, álles stil?’ ‘Ja liefje, er bestaat geen enkele beweging.’ ‘En toen U met mij naar boven meeging, Toen bewogen wij niet, zoals het volksgeloof dat wil?’ ‘Juist schatje!’ ‘Maar, maar als ik dan mijn bloesje optil, Zoals U vroeg, en toen U zelf zonet naar de wc ging, Dat is toch allemaal een soort “beweging”?’ ‘Nee snoepje, dat is leugen en bedrog van je oogpupil, En nu niet verder zeuren; je bedje in, vooruit! En trek je onderbroekje ook maar even uit!’ ‘Maar Oom, hebt U dan geen pupillen in Uw oog? Uw plasserdje beweegt zich helemaal omhoog!’ ‘Stt, liefje, dat is slechts een soort emotie Omdat ik graag een aardig meisje bloot zie.’ All Fishing is Quite Useless Als het ontevreden licht voorbij is, start ik een trip om de globe, Om iedereen met een ark te overtreffen. Ze blijven allen welgesteld Op de kade; Er wordt nergens iets van afgetrokken of bij opgeteld. De som is niet om over naar huis te berichten: schrijve ‘één microbe’. De hele nacht blijf ik op zee met pot- en peillood in de weer Om meer vlees dat woord geworden is aan de haak te slaan. Ik zoem een ballade over iemand die ergens moet hebben bestaan; Geen haven komt in zicht, enfin, ik krijg het op en neer. Uiteindelijk denkt niemand meer aan mij, terwijl ik in een waagschaal [pagina 59] [p. 59] Van heb ik jou daar ontdekkingen van niets doe, de semantiek Van scheepsbeschuit en lauwe thee overleef. Op de lange duur Word ik zo eenzelvig als een voortdurend hetzelfde verhaal Dat alle oceanen vult met de oude zorgen van de visserspolitiek, Slechts onderbroken door de waterstand bij Lobith om het hele uur. I quattro stagioni Lente! Jonge loten - zeg maar gerust lolita's - ruiken lont, De eerste rupseeieren ontluiken, Uit de fel opgetuigde struiken Vliegen weldra vlinders in een ten dode opgeschreven mond. Alarm! Een zonnebril gaat ijlings deze openbaring luiken, De rijpe eitjes vallen op de koude grond En gaan vervolgens alle knuisten rond Totdat ze heet genoeg zijn om ter plekke te gebruiken. Dan wordt gehaast de slurf der rupsendoder uitgerold, Die slurpt het blosse struif uit de bokalen. Daarna het oeverloos, melancholiek verdwalen In tuinen waar geen vlinder meer in dolt. De laatste mohikaan, die dan zijn oogst wil binnenhalen Wordt een held, in friezen uitgehold. Namens de ijstijd, die hem stolt, Garandeert hij generaties seniel zijn legendarische schandalen. In het zicht van de haven Een heer kwam op een avond aangezet om mij de biecht te nemen en te zegenen. Hij ging mij voor in zijn gebed: ‘Och, dat de hemel heil zou regenen!’ Mocht hij mij voorts ter lezing aanbevelen, hetgeen hij thans uit deze koffer haalde. Vervolgens kon hij mij nog mededelen, dat ik het houden mocht mits ik betaalde. Diezelfde avond nog, in nachtgoed en in bed, nam ik het werk ter hand en sloeg aan 't lezen ‘Hoe schreef W. Shakespeare een sonnet’, waarin er ondermeer op werd gewezen, dat de twee laatste regels op elkaar dienden te rijmen Vorige Volgende