J. van Oudshoorn Galant avontuur
Terwijl hij zijn pandjesjas aantrok en het gesprek reeds stokte, vond hij de moed zich zonder terughouding te uiten: ‘Professor,’ zeide hij met een lichte trilling in zijn stem, ‘ik weet natuurlijk waar het om gaat.’ En daar de ander, een grauw aangekleed man met vale gelaatskleur en stoffig-zwart haar, nog vragend tot hem opzag, bevestigde hij kortaf en bijna nijdig: ‘Het is de dood.’ ‘Nu ja,’ meende de professor, ‘daar moeten gezonde menschen al evenzeer op voorbereid zijn.’ Toen stond hij op en beschouwde het korte onderhoud blijkbaar voor afgeloopen. ‘Maar doet u nou die kleine broomkuur en volg ook getrouw mijn andere voorschriften op... en ik vertrouw dat u het onder de knie zult houden.’ De beide mannen drukten elkaar de hand.
Pas toen Karel van Erp in het zonnige park op een eenzame bank aan het schel-spiegelend water zat, drong de strekking van het zoo even besprokene wreed helder in zijn bewustzijn. De gedachte te sterven was hem wel is waar de laatste weken vertrouwd geraakt, maar nu hem dit laatste avontuur als dagelijks dreigend was bevestigd, maakte dit, om niet meer te zeggen, een alleronaangenaamste indruk. Het kon dus even goed vandaag nog gebeuren. Verduiveld! Als door een wesp gestoken verhief hij zich van de bank. Hij had geen oog meer voor het hem omringende natuurschoon. Binnensmonds pratend ging hij de overbekende lanen naar de stad terug.
Hij had minder duidelijk moeten zijn. Hij had den professor uit zijn hoek moeten laten komen. Maar daar was dat eigenaardige gevoel weer. Het was als de vloed, die opdeinde en de ebbe, die leeg terugweek. Een gevoel van beangstigende leegte. Het looping the loop van het denken. Het gedurende een korte, maar zeer beslissende, spanne tijds niet hier zijn, en niet daar zijn. Als een voortgeworpen bal, die een wijle vrij in de lucht gezweefd heeft. Wanneer de bal niet opgevangen wordt, of het looping the loop derailleert, dan... Manqué! Van Erp lachte schamper. En daarbij rooken en drinken te verbieden. Mijn eenige geruststelling is nog, dacht hij, dat men van dergelijke gevallen zoo weinig afweet. Ha, ha, deze geleerde had te openlijk het voorkomen van een kleermaker.
Aangelokt door de zonnige veranda van een restaurant aan het water, trad hij er binnen.
Hij zocht zich een plaatsje met vrij uitzicht op een druk beloopen brug en bestelde een glas melk. Daar zat hij nu. Gedachtenloos had hij zijn sigarettenkoker geopend. Het mocht niet meer. Nog eenmaal doorliep hij het korte onderhoud met den professor en begon toen, ietwat zenuwachtig, in zijn portefeuille naar het voorgeschreven recept te zoeken.
Rp. Sedobrol Tabletten, i Packung. Prof. Keller.
Dit zag er niet erg wetenschappelijk of vertrouwenwekkend uit. Met de vingers op tafel trommelend volgde Van Erp de bewegingen van een schipper, die aan de overkant iets uitspoelde. Nu stond hij in zijn roode schippershemd blootshoofds in de zon en vermeidde zich een wijle in den aanblik van de tintelende rivier. Zoo gering en zoo begeerlijk was het leven?
De kellner bracht de melk en eerst toen Van Erp zijn portefeuille ter zijde geschoven had, viel hem tusschen de oude bekende paparassen een vreemd blauw blaadje op. Het leek beschreven, en weder alleen begon hij nieuwsgierig de onbeholpen potloodkrabbels te ontcijferen.
Jo Koning, las hij. En nog eens, grooter, Jo Koning, Hannoverschestraat 15. Iedere middag tot 2 uur thuis.