Maatstaf. Jaargang 25(1977)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] J. Eijkelboom Gedichten Bankastraat voor de bewoners van nr. 60/62 Van wat ik weet is veel begonnen binnen dat vreemde stukje straat. Waar nu een schooltje staat lag, diep, een voetbalveld waar ik een generaal te paard landstormers toe zag spreken. De vilten windsels om hun benen beklemden mij meer nog dan barse en toch iele kreten die uit die officierskeel kwamen. Aan d'overkant, ook in het groen, stond toen de mts-kantine. Daar toonde in die dagen van rijwielplaatjes met een gat voor werkelozen die nog fietsten en van het hoge boord met vleugelklepjes om de keel van dr. H. Colijn de luchtbescherming hoe het gas van Wereldoorlog i alsnog kon worden uitgebannen door snel een masker voor te hangen. Maar drie jaar eerder op diezelfde plek hielp ik Marietje uit de Ceramstraat - al was 't geen jongenswerk - behoedzaam met het touwtje springen. Ik koesterde haar hand, zo koel als 's zomer ijs, [pagina 12] [p. 12] heel even maar en toch zo blijvend. En 'k weet bijna de tegel in 't trottoir dichtbij de hoek van de Oranjelaan, waarop ik plotseling wist waarom de aarde rond kon zijn en mensen op het zuidelijk halfrond toch niet naar onder vielen, en mét hen al dat water. Zij immers zagen 't zwerk recht boven zich, net zoals ik het zag, die dag en alle dagen later. [pagina 13] [p. 13] Wijnhaven Stutten, die ook alweer gaan rotten, verhindren 't huis om in te storten. Klimop drong door de ramen heen zodat het in november scheen of in die wankele warande nog mensen zorgden voor hun planten. Maar dat bedrieglijk groenfestijn is nu van een verschrompeld bruin, terwijl van buiten kale ranken het huis omknellen en verankren. Tot aan dit wankel evenwicht een kat, een zwerver, ik wellicht een einde maakt en mét de stenen straks in de haven is verdwenen. Een lauwe vloedgolf geeft nog aan: hier heeft een deftig huis gestaan waar eens bepruikte kooplui zagen hoe in de wemelende haven het lager volk de winst opbracht die bijdroeg tot hun kalm gezag. Alleen het water bleef in leven, en 't huis. Maar dat nog maar voor even. [pagina 14] [p. 14] If I Shouldn't Be Alive... Als de roodborstjes komen en ik leef niet meer, geef die met de rooie das een kruim te mijner eer. Als ik je niet kan danken, daar ik het leven liet, weet dan dat ik mijn best doe met lippen van graniet. (Emily Dickinson) A Light Exists in Spring... Er is een licht in 't voorjaar dat in geen and're tijd op die manier te zien is. Als maart maar net verschijnt staat er op stille heuvels een kleur geheel apart, voor wetenschap te moeilijk, te voelen slechts met 't hart. Hij wacht daar op het grasveld, hij toont de verste boom tegen de verste helling; ik hóór bijna zijn toon. Dan, als de einder opstapt, de middag afscheid neemt, zo zonder iets te zeggen laat hij ons weer alleen. Wij voelen hoe verlies tot ongenoegen groeit, alsof een sacrament door handel werd verknoeid. (Emily Dickinson) Vorige Volgende