Maatstaf. Jaargang 25(1977)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Gabriele D'Annunzio De regen in het pijnboombos Vertaald door Frans van Dooren I Stil! Op de paadjes van 't pijnboombos hoor ik geen menselijke woorden weerklinken, maar hoor ik slechts woorden bewegen die ver weg van naalden en blaadjes verzinken. Luister! Het regent op de buigzame takken van tamarisken verbrande en brakke, het regent op dennen met schilfers en pennen, het regent op mirten der goden, op groene cypressen, op bremmen die kleuren, op jeneverbessen met vruchten die geuren, het regent op onze gezichten die branden, het regent op onze handen ontblote, het regent op onze kleren als vachten, op de frisse gedachten die nieuw nu ontspruiten bij beiden, op de liefelijke woorden die gisteren jou, maar vandaag mij misleiden, o Hermione! [pagina 89] [p. 89] II Hoor je 't? De regen daalt neer op het groen dat vereenzaamd maar doorpraat met een geritsel dat voortgaat en vlucht in de lucht naarmate de paden verlichten verdichten. En hoor hoe cicaden, die druilende regen noch asgrauwe luchten blijken te duchten, met vlagen het klagen een antwoord geven. De pijnboom heeft geluiden, en andere de mirt, de jeneverbes weer andere, de instrumenten veranderen onder de talloze vingers. En dronken zijn wij in de bosgeest verzonken Ievend het leven der bomen: je voorhoofd is nat van de druppels die stromen net als een blad, en je haren zijn geurig als waren het kleurige bloemen, o schepsel der aarde, zo wil ik je noemen, o Hermione! [pagina 90] [p. 90] III En luister en luister hoe hoog in 't geboomte het zagen van de cicaden langzaam verstomt door het klagen dat kracht krijgt. Maar het geluid dat nu opstijgt is doffer en komt van daarginder ver weg uit het vochtige duister. En zachter en minder weerklinkt en verzinkt het en als een gefluister weer trilt en verzinkt het, rijst op weer en trilt en verzinkt het. Men hoort nu de zee niet meer bruisen, maar hoort slechts hoe bomen en blaren het ruisen van zilveren regen vergaren, en 't stromen naarmate de bomen verlichten verdichten. En hoor hoe het kind van de lucht is gevlucht en luister hoe het kind van de modder de kikker zich roert in het dompige duister. Wie weet waar, wie weet waar? Je ogen zijn nat van de regen, o Hermione! [pagina 91] [p. 91] IV De regen valt neer op je wimpers zó dat het lijkt of je huilt, maar van louter behagen: niet blank maar haast groenig beslagen ben je als de boom waar je schuilt. En heel ons leven is fris en geurig als geurige kruiden, het hart in ons binnenste is gezond als een vrucht uit het zuiden, de ogen in ons gezicht zijn bronnen tussen het gras, de tanden in onze mond zijn wit als het merg van een pit. En we vluchten van bosje naar bosje met zijn beiden of gescheiden en de koppige kracht van het groen verzwikt onze enkels verstrikt onze knieën. Wie weet waar, wie weet waar? Het regent op onze gezichten die branden, het regent op onze handen ontblote, het regent op onze kleren als vachten, op de frisse gedachten die nieuw nu ontspruiten bij beiden, op de liefelijke woorden die gisteren jou, maar vandaag mij misleiden, o Hermione! Vorige Volgende