| |
| |
| |
Fernando Pessoa De anarchistische bankier
Vertaald door August Willemsen
We waren klaar met het eten. Tegenover mij zat mijn vriend, de bankier, groot zakenman en monopolist van importantie, te roken als wie niet denkt. Het gesprek, dat gaandeweg was uitgedoofd, lag levenloos tussen ons. Ik probeerde het weer op te wekken met behulp van de eerste de beste gedachte die in mijn overpeinzingen opkwam. Glimlachend wendde ik me tot hem: ‘Dat is waar ook: laatst hoorde ik van iemand, dat jij indertijd anarchist bent geweest...’
‘Niet geweest: ik ben het nog. In dat opzicht ben ikniet veranderd. Ik ben anarchist.’
‘Kom nou. Jij anarchist! Waarin ben je dan anarchistisch...? Tenzij je het woord een andere betekenis geeft...’
‘Dan de gewone? Nee, zeker niet. Ik gebruik het woord in de gewone betekenis.’
‘Wil je dan zeggen dat je anarchist bent in precies dezelfde zin als die lui van de arbeidersorganisaties het zijn? Dat er tussen jou en die lui van de bommen en de vakbonden geen enkel verschil bestaat?’
‘Verschil, verschil is er wel... Uiteraard is er verschil. Maar niet dat wat jij denkt. Twijfel jij er soms aan dat mijn sociale theorieën gelijk zijn aan de hunne...?’
‘O, ik begrijp het al: in theorie ben je anarchist; in de praktijk...’
‘In de praktijk ben ik even anarchistisch als in theorie. En in de praktijk ben ik zelfs nog anarchistischer, veel anarchistischer, dan die lui die jij net noemde. Mijn hele leven is daar het bewijs van.’
‘Hè!’
‘Wat ik zeg: mijn hele leven is er het bewijs van. Jij hebt alleen nog nooit helder over die dingen nagedacht. Daarom lijkt het jou nu of ik onzin praat, of dat ik je in de maling zit te nemen.’
‘Man, ik begrijp er niets van! Tenzij... tenzij jij je leven beschouwt als corrumperend en antisociaal, en dat anarchistisch noemt...’
‘Nee, ik heb al gezegd van niet - ik bedoel: ik heb je al gezegd dat ik aan het woord anarchisme geen andere betekenis geef dan de gewone.’
‘Goed... Dan begrijp ik het nog steeds niet... Wil je nu werkelijk beweren dat er geen verschil bestaat tussen je zuiver anarcbistische theorieën en de praktijk van je leven - zoals die er nu uitziet? Wil je dat ik geloof dat jij een leven leidt precies gelijk aan dat van die lui die gewoonlijk anarchist zijn?’
‘Nee; dat is het niet. Wat ik wil zeggen is dat tussen mijn theorieën en de praktijk van mijn leven geen enkele strijdigheid bestaat, maar juist een volstrekte overeenstemming. Het is waar dat ik geen leven leidt als die lui van de vakbonden en de bommen. Maar juist hun leven is vervreemd van het anarchisme, van hun eigen idealen. Niet het mijne. In mij - ja, in mij, bankier, groot zakenman, monopolist zo je wilt -, in mij gaan theorie en de praktijk van het anarchisme samen, en allebei in hun zuivere vorm. Jij vergeleek me met die stumpers van de vakbonden en de bommen om duidelijk te maken dat ik anders ben dan zij.
| |
| |
Dat ben ik ook, maar het verschil is dit: zij (ja, zij, en niet ik) zijn alleen in theorie anarchist; ik ben het in theorie én in de praktijk. Zij zijn anarchist en stompzinnig, ik ben anarchist en intelligent. Met andere woorden, beste jongen: ik ben de ware anarchist. Zij - die van de bommen en de vakbonden (ik heb er ook in gezeten en ik ben eruit gegaan juist vanwege mijn ware anarchisme) - zij zijn het vuilnis van het anarchisme, de lamzakken van de grote leer der bevrijding.’
‘Ik mag doodvallen als ik hier iets van begrijp! Hoe kun jij jouw leven - ik bedoel je leven als bankier en zakenman - verenigen met de theorieën van het anarchisme? Hoe kun je dat, als je zegt dat je onder anarchistische theorieën precies hetzelfde verstaat als gewone anarchisten? En dan beweer je bovendien nog dat je van ze verschilt doordat je anarchistischer bent dan zij - zo is het toch?’
‘Precies.’
‘Ik begrijp er niets van.’
‘Maar wil je het graag begrijpen?’
‘Heel graag.’
Hij nam de sigaar, die was uitgegaan, uit zijn mond; stak hem langzaam weer aan: beschouwde oplettend de uitdovende lucifer; deponeerde deze losjes in de asbak; hief vervolgens zijn gedurende enige ogenblikken gebogen hoofd op en zei: ‘Luister. Ik ben een kind van het volk, van de arbeidersklasse in de grote stad. Wat ik aan goede dingen heb meegekregen lag, zoals je zult begrijpen, niet in status noch in omstandigheden. Wel bleek ik een van nature scherpe intelligentie te bezitten en een iet of wat sterke wilskracht. Maar dat waren natuurlijke gave, die mijn nederige afkomst mij niet kon ontnemen.
Ik werd arbeider, ik werkte, leidde een benard bestaan; ik was, kortom, wat de meeste mensen zijn in dat milieu. Ik zeg niet dat ik werkelijk honger leed, maar het scheelde niet veel.
Trouwens, al zou ik honger hebben geleden, dat zou niets hebben veranderd aan wat daarna kwam, of wat ik je nu ga vertellen, noch aan wat mijn leven is geweest, of wat het nu is. Ik was een gewone arbeider. Als alle anderen, werkte ik omdat ik werken moest, en ik werkte zo min mogelijk. Wat ik wel was, intelligent. Als ik maar even kon las ik, discuteerde ik, en aangezien ik niet stom was kwam er een grote onvrede in me op en een verzet tegen mijn lot en tegen de sociale omstandigheden die dat lot zo maakten. Ik heb al gezegd (wat waar is is waar) dat mijn lot erger had kunnen zijn dan het was; maar toentertijd kwam het me voor dat het Fatum mij speciaal alle onrechtvaardigheden tegelijk had aangedaan, en dat het zich had bediend van de sociale conventies om dat te doen. Ik zal omstreeks een jaar of twintig zijn geweest - eenentwintig op zijn hoogst - en het was toen dat ik anarchist werd.’
Hij zweeg een ogenblik. Keerde zich iets meer naar mij toe. En ging voort, zich nog verder voorover buigend: ‘Ik ben altijd min of meer helder van geest geweest. Ik voelde revoke in mij. Ik wilde mijn revoke begrijpen. Ik werd een bewust en overtuigd anarchist - de bewuste en overtuigde anarchist die ik vandaag ben.’
‘En de theorie die je vandaag de dag hebt, is dezelfde als die je toen had?’
‘Dezelfde. Trouwens, de theorie van het anarchisme, de ware theorie, is er slechts één. En die ene heb ik gehad vanaf de dag dat ik anarchist werd. Dat zul je aanstonds zien... Ik zei dus dat ik, omdat ik van nature helder van geest was, een bewust anarchist werd. Welnu, wat is een anarchist? Dat is iemand die in opstand komt tegen de onrechtvaardigheid dat we in societal opzicht ongelijk geboren worden - meer niet. Daaruit vloeit voort, vanzelfsprekend, het verzet tegen de sociale conventies die die ongelijkheid mogelijk maken. Wat ik je hier probeer duidelijk te maken is de psychologische kant van de zaak, d.w.z. hoe iemand ertoe komt anarchist te worden; het theoretische gedeelte komt straks. Voorlopig moet je proberen goed het soort revoke te begrijpen van een intelligent iemand in mijn omstandigheden. Wat ziet hij om zich heen?
| |
| |
De een wordt geboren als miljonairszoon, vanaf de wieg beschermd tegen al die beproevingen - en dat zijn er niet weinige - die geld kan vermijden of verzachten; de ander wordt in ellende geboren, als kind slechts een mond erbij in een gezin waar de monden al te vele zijn voor het eventueel voorradige eten. De een wordt geboren als graaf of marides, en geniet daardoor ieders achting en aanzien, wat hij ook mag uithalen; de ander wordt geboren zoals ik, en moet een onberispelijk leven leiden om althans als mens behandeld te worden. Sommigen worden geboren in omstandigheden die hen in staat stellen te studeren, te reizen, zich te ontwikkelen - intelligenter te worden (zou men kunnen zeggen) dan anderen die het van nature méér zijn. En zo voort, en zo verder, in alles...
De onrechtvaardigheden van de Natuur, soit: die kunnen we niet vermijden. Maar die van de maatschappij en haar conventies - waarom die niet vermijden? Ik aanvaard - er zal niets anders opzitten - dat iemand superieur is aan mij door wat de Natuur hem heeft gegeven: talent, wilskracht, energie; ik aanvaard niet dat hij superieur is aan mij door schijnbare kwaliteiten, kwaliteiten waarmee hij niet uit de moederbuik is gekomen maar die hem lukraak zijn aangewaaid zodra hij te voorschijn kwam: rijkdom, sociale status, verzorgd leventje, enzovoort. Het was uit de revoke waarvan ik je met deze overwegingen een indruk probeer te geven, dat mijn anarchisme van toen geboren werd - een anarchisme, ik herhaal, dat ik tot op de huidige dag onveranderd handhaaf.’
Hij zweeg wederom een ogenblik, als om te overdenken hoe hij verder zou gaan. Hij rookte en blies de rook langzaam uit, in tegengestelde richting aan waar ik zat. Hij keerde zich om en wilde verder gaan. Op dat moment onderbrak ik hem: ‘Eén vraag, uit pure nieuwsgierigheid... Waarom ben je uitgerekend anarchist geworden? Je had ook socialist kunnen worden, of iets anders progressiefs dat niet zo ver ging. Dat alles zat besloten in je revoke... Ik maak op uit wat je zegt dat je onder anarchisme verstaat (en ik geloof dat dat opgaat als definitie van anarchisme) de revoke tegen alle sociale conventies en formules, en het verlangen en streven naar de afschaffing daarvan...’
‘Zeer juist.’
‘Waarom heb je dan gekozen voor die extreme formule, in plaats van voor een van de andere, van de meer gematigde...?’
‘Dat zal ik je zeggen. Ik heb dit allemaal overdacht. Het spreekt vanzelf dat ik in de pamfletten die ik las van al die theorieën kennis nam. Ik heb gekozen voor de theorie van het anarchisme - de extreme theorie, zoals je heel goed zegt - om redenen die ik in een paar woorden wil uiteenzetten.’
Een ogenblik keek hij naar helemaal niets. Toen wendde hij zich tot mij.
‘Het werkelijke kwaad, het enige kwaad, zijn de sociale conventies en ficties, die de natuurlijke realiteiten verdringen - alles, het gezin en het geld, het geloof en de staat. Men wordt geboren als man of als vrouw - ik bedoel, men wordt geboren om, eenmaal volwassen, man of vrouw te zijn; men wordt niet geboren, in strikt natuurlijke rechtvaardigheid, om echtgenoot te zijn, noch om arm of rijk te zijn, net zo min als men wordt geboren om katholiek of protestant te zijn, of Portugees, of Engelsman. Al die dingen is men krachtens de sociale ficties. En die sociale ficties zijn slecht. Waarom? Omdat het ficties zijn, omdat ze niet natuurlijk zijn. Het geld is even slecht als de staat, de instelling van het gezin even slecht als de religie. Als er anderen waren, andere dan deze, zouden ook die slecht zijn, omdat het eveneens ficties zouden zijn, omdat ze ook de natuurlijke realiteiten zouden verdringen en vervormen. Welnu, elk systeem, dat immers de afschaffing verlangt van alle ficties tezamen en van elke fictie in zijn geheel, is zelf een fictie. Al ons streven inzetten, al onze inspanning, al onze intelligentie, om de ene sociale fictie in te voeren of te helpen invoeren in de plaats van een andere, is een absurditeit, zo niet een regelrechte misdaad, want het wil zeggen
| |
| |
een sociale omwenteling teweeg brengen met de expliciete bedoeling alles bij het oude te laten. Als we de sociale ficties onrechtvaardig vinden, omdat ze verdrukken en verdelgen wat natuurlijk is in de mens, waarom dan moeite doen om ze door andere ficties te vervangen, als we ze met dezelfde moeite allemaal kunnen vernietigen?
Dit lijkt me een afdoend argument. Maar laten we aannemen dat het dat niet is; stelt dat men ons tegenwerpt dat dit allemaal goed en wel is, maar dat het anarchistische systeem in de praktijk onuitvoerbaar is. Goed. Beschouwen wij dus dit aspect van de zaak eens nader.
Waarom zou het anarchistische systeem niet uitvoerbaar zijn? Wij, alle progressieven, gaan uit van het principe, niet alleen dat het huidige systeem onrechtvaardig is, maar dat erbij gewonnen wordt, en wel rechtvaardigheid, indien het door een ander, rechtvaardiger systeem vervangen wordt. Als we er niet zo over denken, zijn we niet progresisef, maar bourgeois. Alleen: waarvandaan komt dit criterium van rechtvaardigheid? Dat komt van wat natuurlijk en waar is, in tegenstelling tot de soiale ficties en de leugens van de maatschappelijke conventie. Wat natuurlijk is, is dat wat geheel en al natuurlijk is, niet dat wat voor de helft, of een kwart, of een achtste natuurlijk is. Goed. Welnu, van twee het een: óf het natuurlijke is sociaal uitvoerbaar, of het is dat niet. Met andere woorden: óf de maatschappij is essentieel fictie en en kna op geen enkele wijze natuurlijk zijn. Als de maatschappij is essentieel fictie en kan op geen anarchistische, of vrije maatschappij bestaan, en moet die ook bestaan, want zij alleen is de geheel en al natuurlijke, maatschappij. Als de maatschappij niet natuurlijk kan zijn, als ze (om redenen die nu niet ter zake doen) fictie moet zijn, dan van alle kwaden het minste: laten we haar dan, binnen die onvermijdelijke fictie, zo natuurlijk mogelijk maken, opdat ze, juist daardoor, zo rechtvaardig mogelijk zij. Welke is de meest natuurlijke fictie? Geen enkele is in se natuurlijk, omdat het een fictie is; de meest natuurlijke wordt ervaren. Welke is fictie die het meest natuurlijk lijkt, en die we als de meest natuurlijke ervaren? Dat is die daaraan we gewend zijn. (Om misverstand te voorkomen: wat natuurlijk is, is wat instinctmatig is; dat wat, zonder dat het instinct is, in alles op instinct lijkt, is de gewoonte. Roken is niet natuurlijk, is geen behoefte van het instinct; maar als we ons gewennen aan roken, wordt het natuurlijk voor
ons, wordt het ervaren als een behoefte van het instinct.) Welnu, welke is de sociale fictie die een gewoonte van ons uitmaakt? Dat is het huidige systeem, het bourgeois systeem. We krijgen dus, logischerwijs, dat we óf de natuurlijke maatschappij mogelijk achten en dan zijn we voorvechters van het anarchisme; óf we achten die niet mogelijk en dan zijn we voorvechters van het bourgeois regime. Een tussenweg is er niet. Begrijp je...?’
‘Ja, ja. Dat lijkt me afdoend.’
‘Nog niet helemaal afdoend... Er is nog een andere tegenwerping, van dezelfde soort, die ontzenuwd moet worden. We kunnen het erover eens zijn dat het anarchistische systeem uitvoerbaar is, maar we kunnen betwijfelen of het abrupt uitvoerbaar is - d.w.z., of men van de bourgeois maatschappij kan overgaan naar de vrije maatschappij zonder een of meer tussenfasen of intermedidaire systemen. Wie deze tegenwerping maakt aanvaardt als goed, en als uitvoerbaar, de anarchistische maatschappij; maar hij heeft een vaag vermoeden dat tussen deze en de bourgeois maatschappen een of ander overgangsstadium moet zijn.
Uitstekend. Laten we aannemen dat dat zo is. Wat is dan dat tussenstadium? Onze doelstelling is de anarchistische, of vrije maatschappij; het tussenstadium kan derhalve slechts zijn een fase van voorbereiding van het mensdom op de vrije maatschappij. Die voorbereiding is óf materieel, óf alleen maar mentaal; m.a.w., het is óf een reeks materiële en sociale verwezenlijkingen die het mensdom vertrouwd maken met de vrije maatschappij, óf het is eenvoudig een geleidelijk toenemende
| |
| |
en indringende propaganda, die het mensdom mentaal rijp maakt om die maatschappij te verlangen of te aanvaarden.
Beginnen we bij het eerste geval, de geleidelijke en materiële aanpassing van het mensdom aan de vrije maatschappij. Die is onmogelijk; zelfs meer dan onmogelijk: die is absurd. Er is geen materiële aanpassing mogelijk tenzij aan iets wat er al is. Niemand van ons kan zich materieel aanpassen aan het sociale milieu van de 23ste eeuw, zelfs als zou hij weten hoe die zal zijn; en hij kan zich niet materieel aanpassen omdat de 23ste eeuw en bijbehorend sociaal milieu nog niet materieel bestaan. Zo komen we dus tot de conclusie dat, bij de ommezwaai van de bourgeois maatschappij naar de vrije maatschappij, de enige mogelijke vorm van aanpassing, ontwikkeling of overgang, de mentale is, de geleidelijke vertrouwdwording van de mensen, geestelijk, met de idee van de vrije maatschappij... Dat is te zeggen, voor wat betreft de materiële aanpassing is er nog een hypothese...’
‘Komt er nog eens een eind aan die hypothesen...!’
‘Moet je horen, als helder denkend mens dient men alle eventuele tegenwerpingen te analyseren en te ontzenuwen, voor men zich zeker mag noemen van zijn overtuiging. En niet om het een of ander, maar dit alles is, in antwoord op een vraag die jij me hebt gesteld...’
‘Goed, goed.’
‘Voor wat betreft de materiële aanpassing, zei ik dus, is er in elk geval nog een hypothese. Die van de revolutionaire dictatuur.’
‘De revolutionaire dictatuur? Hoezo?’
‘Zoals ik al zei, er is geen materiële aanpassing mogelijk aan iets dat nog niet, materieel, bestaat. Maar als, bijvoorbeeld door een plotselinge coup, de sociale revolutie zou plaatsgrijpen, dan wordt onmiddellijk ingevoerd, niet de vrije maatschappij (want daarvoor heeft het mensdom nog niet de nodige voorbereiding kunnen hebben), maar een dictatuur van degenen die de vrije maatschappij willen invoeren. Maar er bestaat reeds, ook al is het schetsmatig of in eerste aanleg, er bestaat op dat moment, materieel, iets van de vrije maatschappij. Er is dan dus iets materieels waaraan het mensdom zich kan aanpassen. Dit is het argument waarmee de debielen die de “dictatuur van het proletariaat” verdedigen het zouden verdedigen als ze in staat waren te argumenteren of te denken. Het argument is dan ook niet van hen: het is van mij. Ik voer het aan, als tegenwerping, tegen mijzelf. En het is, zoals ik zal aantonen, onjuist. Een revolutionair regime, zoals het bestaat, en welke ook zijn beoogde doel of leidende idee mag zijn, in materieel opzicht, slechts één ding - een revolutionair regime. En een revolutionair regime wil zeggen een krijgsdictatuur, of, preciezer gezegd, een despotisch militair regime, want de staat van oorlog wordt de maatschappij opgelegd door een deel ervan - dat deel dat per revolutie de macht aan zich heeft getrokken. Wat is het gevolg? Het gevolg is dat wie zich aanpast aan dat regime, aangezien het enige wat het materieel en onmiddellijk is een despotisch militair regime. De idee die de revolutionairen heeft geleid, het doel dat ze beoogden, is geheel en al verdwenen uit de sociale werkelijkheid, die nu uitsluitend wordt bepaald door het verschijnsel oorlog. Zodat wat voortkomt uit een revolutionaire dictatuur - en dat zal er des te vollediger uit voortkomen naarmate de dictatuur langer duurt - zal zijn een door oorlog beheerste
samenleving van dictatoriaal type, d.w.z. een militair despotisme. En hoe zou het anders kunnen. Het is ook nooit anders geweest. Ik weet niet veel van geschiedenis, maar wat ik ervan weet klopt hiermee; moet ook wel kloppen. Wat is er voortgekomen uit de wanordelijkheden in Rome? Het Romeinse Rijk, met zijn militair despotisme. Wat is er voortgekomen uit de Franse Revolutie?
Napoleon, met zijn militair despotisme. En je zult nog zien wat er straks voortkomt uit de Russische Revolutie... Iets dat in elk geval met tientallen jaren de verwerkelijking van de vrije
| |
| |
samenleving vertraagt... Trouwens, wat was er te verwachten van een volk van analfabeten en mystici...?
Maar goed, daar gaat het niet om. Heb je begrepen wat ik bedoel?’
‘Volkomen.’
‘Dan begrijp je dus dat ik tot de volgende conclusie ben gekomen: doelstelling: de anarchistische maatschappij, de vrije maatschappij; middel: de overgang, zonder tussenfase, van de bourgeois maatschappij naar de vrije maatschappij. Deze overgang zou dan worden voorbereid en mogelijk gemaakt door een intense, volledige, alomvattend propaganda, in staat de mensen mentaal te predisponeren en alle weerstand te breken. Het spreekt vanzelf dat ik onder “propaganda” niet alleen het geschreven en gesproken woord versta: ik versta er alles onder, actie, direct en indirect, alles wat kan predisponeren tot de vrije maatschappij en de weerstand tegen de komst daarvan kan breken. Op die manier, aangezien er dan vrijwel geen weerstand meer te overwinnen is, zou de sociale revolutie, wanneer zij kwam, zich snel en gemakkelijk kunnen voltrekken, zonder instelling van een of andere revolutionaire dictatuur, omdat die tegen niemand uitgeoefend hoeft te worden. Als dit zo niet mogelijk is, dan is dat omdat het anarchisme onuitvoerbaar is; en als het anarchisme onuitvoerbaar is, dan is, zoals ik heb aangetoond, de bourgeois maatschappij de enige verdedigbare en rechtvaardige.
Ziedaar de reden waarom en de manier waarop ik anarchist ben geworden, en waarom ik de minder stoutmoedige sociale doctrines heb verworpen als onwaarachtig en tegennatuurlijk. Genoeg hierover... Laat ons verder gaan met mijn verhaal.’
Hij deed een lucifer ontbranden en stak langzaam zijn sigaar aan. Concentreerde zich, en ging kort daarop verder.
‘Er waren verscheidene andere jongens, met dezelfde opvattingen als ik. De meesten waren arbeiders, een paar waren het niet. Maar wat we allemaal waren: we waren arm. En zover ik me herinneren kan waren we niet stom. We hadden allemaal een zekere behoefte ons te ontwikkelen, dingen te weten te komen, en ook de drang om propaganda te maken, onze ideeën te verbreiden. We wilden voor ons en voor de anderen - voor het hele mensdom - een nieuwe maatschappij, vrij van al die vooroordelen die de mensen kunstmatig ongelijk maken en die hun minderwaardigheidsgevoelens opleggen, smarten en bekrompenheden die de Natuur hun niet heeft opgelegd. Al wat ik las sterkte me in die opvattingen. In goedkope, vrijheidslievende boekwerkjes - wat er in die tijd te krijgen was, en dat was al heel wat - las ik praktisch alles. Ik bezocht lezingen en meetings van de propagandisten uit die tijd. Ieder boek en elke redevoering overtuigde me meer van de juistheid en rechtvaardigheid van mijn ideeën. Wat ik toen dacht - ik kan het niet genoeg herhalen - is wat ik tegenwoordig nog denk; het enige verschil is dat ik het toen alleen maar dacht, terwijl ik het nu denk en in praktijk breng.’
‘Ja, ja. Tot zover is alles duidelijk. Het is volkomen begrijpelijk dat je op die manier anarchist bent geworden, en ik zie heel goed dat je het ook was. Verdere bewijzen daarvan heb ik niet nodig. Wat ik wil weten is hoe daaruit de bankier te voorschijn is gekomen... hoe die daaruit te voorschijn is gekomen zonder tegenstrijdigheid... Dat wil zeggen, ik heb wel een idee...’
‘Nee, je hebt geen enkel idee... Ik weet wat je zeggen wilt. Jij baseert je op de argumenten die je zojuist van me hebt gehoord, en nu denk je dat ik het anarchisme onuitvoerbaar achtte en derhalve, zoals ik zelf zei, de bourgeois maatschappij de enige verdedigbare en rechtvaardige - nietwaar...?’
‘Ja, zoiets min of meer...’
‘Maar hoe kan dat nu, als ik je al vanaf het begin van ons gesprek bij herhaling heb gezegd dat ik anarchist ben, dat ik het niet alleen ben geweest, maar het nog steeds ben? Als ik bankier en zakenman was geworden om de
| |
| |
redenen die jij denkt, was ik geen anarchist, dan was ik bourgeois.’
‘Ja, dat is waar... Maar, hoe in Godsnaam... Kom, vooruit, vertel op...’
‘Zoals ik al zei, ik was (en ben altijd geweest) min of meer helder van geest, benevens een man van de daad. Dat zijn natuurlijke eigenschappen; die heeft men mij niet in de wieg gegeven (als ik al een wieg had); ik heb ze er zelf ingelegd. Welnu. Als goed anarchist vond ik het onverdraaglijk alleen passief anarchist te zijn, alleen maar redevoeringen aan te horen en daarover met mijn vrienden te praten. Nee: er moest iets gedaan worden! Er moest gewerkt worden en gestreden voor de zaak van de onderdrukten en de slachtoffers van de sociale conventies! Ik besloot mijn schouders eronder te zetten, overeenkomstig mijn mogelijkheden. Ik vroeg me af hoe ik me nuttig kon maken voor de zaak van de vrijheid. Ik begon mijn plan de campagne uit te stippelen.
Wat wil de anarchist! Vrijheid voor zichzelf en voor de anderen, voor het hele mensdom. Hij wil vrij zijn van de invloed en de pressie van de sociale ficties; hij wil vrij zijn zó als hij geboren werd en op de wereld kwam, d.i. zoals de rechtvaardigheid gebiedt dat hij zou zijn; en hij wil die vrijheid voor zichzelf en voor alle anderen. Niet alleen kunnen gelijk zijn voor de Natuur: sommigen zijn bij hun geboorte lang, anderen klein; sommigen sterk, anderen zwak; sommigen intelligent, anderen minder intelligent... Maar allemaal kunnen ze gelijk zijn in alles wat daarna komt; alleen de sociale ficties verhinderen dat. Die sociale ficties dus moesten vernietigd worden.
Ze moesten vernietigd worden... Maar één ding ontging me niet: ze moesten vernietigd worden maar ten gunste van de vrijheid, steeds met het oog gericht op de schepping van de vrije maatschappij. Want het vernietigen van de sociale ficties kan zowel dienen tot het scheppen van vrijheid, of het effenen van de weg naar vrijheid, als tot het instellen van weer andere sociale ficties, die even slecht zijn want evenzeer ficties. Hier was dus oplettendheid geboden. Gevonden moest worden een actieprogram, hoe gewelddadig of geweldloos ook (want in strijd tegen de sociale onrechtvaardigheden was alles gewettigd), dat ertoe zou bijdragen de sociale ficties te vernietigen zonder tezelfdertijd, de schepping van de toekomstige vrijheid te belemmeren; ja zelfs, indien mogelijk, reeds iets zou creëren van die toekomstige vrijheid.
Het spreekt vanzelf dat deze vrijheid, die we moesten zorgen niet te belemmeren, de toekomstige vrijheid is, en, in het heden, de vrijheid van hen die door de sociale ficties onderdrukt zijn. Het is duidelijk dat we niet bezorgd moeten zijn de “vrijheid” niet te belemmeren van de machthebbers, de welgestelden, al diegenen die de sociale ficties vertegenwoordigen en erbij gebaat zijn. Dat is geen vrijheid; dat is de vrijheid om te tiranniseren, wat het tegendeel van vrijheid is. Dat is juist wat we het meest moesten zien te te belemmeren en te bestrijden. Ik neem aan dat dit duidelijk is...’
‘Glashelder. Ga door.’
‘Voor wie wil de anarchist vrijheid? Voor het gehele mensdom. Wat is de manier om vrijheid te verwerven voor het hele mensdom? Alle sociale ficties geheel en al vernietigen. Hoe kan men alle sociale ficties geheel en al vernietigen? Het antwoord heb ik al gegeven toen ik, ingaand op je vraag, de andere progressieve systemen te analyseren en uitlegde hoe en waarom ik anarchist was... Je herinnert je mijn conclusie toch...?’
‘Jazeker.’
‘Een sociale revolutie, plotseling, abrupt, overrompeld, die de maatschappij sprongsgewijs doet overgaan van het bourgeois regime naar de vrije samenleving. En deze sociale revolutie voorbereid door een intense en continuë actie, direct en indirect, erop gericht de mensen in te stellen op de komst van de vrije samenleving, en alel verzet van de bourgeoise tot een comateus niveau af te zwakken. Ik hoef niet nog eens de redenen te noemen die, binnen het anarchisme, onherroepelijk tot deze conclusie
| |
| |
leiden; ik heb ze al uiteengezet en je hebt ze begrepen.’
‘Zeker.’
‘Die revolutie zou bij voorkeur een wereldrevolutie moeten zijn, gelijktijdig op alle punten, of belangrijke punten, van de wereld; of anders zich snel verbreidend, maar in elk geval op ieder afzonderlijk punt, d.w.z. in elk land, verpletterend en totaal.
Goed. Wat zou ik kunnen bijdragen tot dit doel? In mijn eentje zou ik die revolutie, die wereldrevolutie, niet kunen maken, zelfs niet het afgeronde deel van die revolutie met betrekking tot het land waar ik me bevond. Wat ik kon doen was: werken, met volledige inzet van mijn krachten, om de revolutie voor te bereiden. Ik heb al gezegd hoe: door, met alle beschikbare middelen de sociale ficties te bestrijden; ervoor te zorgen nooit, bij het leveren van die strijd of het propaganderen van de vrije maatschappij, de toekomstige vrijheid te belemmeren, noch de huidige vrijheid van de onderdrukten; en reeds nu, indien mogelijk, iets te creëren van de toekomstige vrijheid.’ Hij zoog rook in; pauseerde even; ging toen verder.
‘En hier beste vriend, kwam mijn lucide geest in actie. Werken voor de toekomst, goed, dacht ik; werken voor de vrijheid van de anderen, uitstekend. Maar ik dan? Ben ik soms niemand? Als ik christen was, zou ik vrolijk werken voor de toekomst van de anderen, want ik kreeg mijn beloning wel in de hemel; maar ja, als ik christen was, was ik geen anarchist, want dan zouden die sociale ongelijkheden niet belangrijk zijn in ons korte leven: dat waren dan slechts vormen van onze beproeving die ons vergolden zouden worden in het eeuwige leven. Maar ik was geen christen, net zo min als ik het nu ben, en ik vroeg me af: voor wie offer ik me eigenlijk op met dit alles? Meer nog: waarom zal ik me opofferen?
Ik kreeg momenten van twijfel, gerechtvaardigde twijfel, zoals je met me eens zult zijn... Ik ben materialist, zo redeneerde ik; ik heb geen ander leven dan dit; wat zal ik me druk maken met propaganda-acties en sociale ongelijkheden en andere toestanden, als ik me veel beter kan vermaken en zelfs kan genieten wanneer ik me niet met die dingen inlaat? Wie alleen dit leven heeft, wie niet gelooft in het eeuwige leven, zich verzet tegen de staat omdat die niet wie geen andere wet erkent dan de Natuur, wie natuurlijk is, tegen het huwelijk omdat het niet natuurlijk is, tegen het geld omdat het niet natuurlijk is, tegen alle sociale ficties omdat ze niet natuurlijk zijn, om wat voor ondoorgrondelijke gril zal die dan het altruïsme verdedigen en zelfopoffering voor anderen of voor de mensheid, als altruïsme en zelfopoffering ook niet natuurlijk zijn? Ja, dezelfde logica die mij aantoont dat iemand niet geboren wordt om getrouwd te zijn, of om Portugees te zijn, of om arm of rijk te zijn, die toont mij tevens aan dat hij niet geboren wordt om solidair te zijn, dat hij alleen geboren wordt om zich-zelf te zijn, en dus het tegendeel van altruïstisch en solidair, en dus uitsluitend en alleen egoïstisch. Dat overwoog ik zoal. Kijk nou toch eens aan, zei ik tegen mezelf, dat we geboren worden als behorend tot de menselijke soort, en dat we de plicht hebben solidair te zijn met alle mensen. Maar de idee van “plicht”, was die soms natuurlijk? Waar kwam die vandaan? Als deze idee van “plicht” mij verplichtte mijn welzijn op te offeren, mijn gerief, mijn instinct van zelfbehoud en andere natuurlijke instincten, waarin dan verschilde de werking van die idee van de werking van om het even welke sociale fictie, die in ons precies hetzelfde effect heeft? Deze idee van plicht, van menselijke solidariteit, kon alleen als natuurlijk worden beschouwd indien ze een egoïstische compensatie
impliceerde, want in dat geval, ofschoon in principe indruisend tegen het natuurlijke egoïsme, indien dat egoïsme er een compensatie aan ontleende, druiste de plichtsidee er in laatste instantie weer niét tegen in. Een genoegen opofferen, zomaar opofferen, is niet natuurlijk; een genoegen opofferen voor een ander genoegen, valt al binnen de wetten van
| |
| |
de Natuur: dat betekent van twee natuurlijke dingen die men niet allebei kan hebben er één kiezen, hetgeen in orde is: Dus: welke egoïstische of natuurlijke compensatie kon mij worden gegeven door mijn toewijding aan de zaak van de vrije maatschappij en van het toekomstige geluk van de mensheid? Alleen het besef van plichtsvervulling, van het strijden voor een goed doel; en niets van dat als is een egoïstische compensatie, niets van dat al is een genoegen op zichzelf, maar het is een genoegen, als het dat is, voortkomend uit een fictie, net zoals het genoegen van onmetelijk rijk zijn, of het genoegen van in gegoede sociale omstandigheden geboren te zijn.
Ik moet je eerlijk bekennen, beste jongen, dat ik te kampen had met momenten van twijfel... Ik voelde me een afvallige van mijn eigen leer, een verrader... Maar dat ging gauw over. De idee van rechtvaardigheid was er, zat hier in mij, redeneerde ik. Ik voelde dat ze natuurlijk was. Ik voelde dat er een plicht was hoger dan de kommer om mijn persoonlijk lot. En ik ging voort op mijn weg.’
‘Ik zie in die beslissing niet veel luciditeit van jouw kant. Je hebt de moeilijkheid helemaal niet opgelost... Je ging voort, gedreven door een strikt gevoelsmatige impuls...’
‘Volkomen waar. Maar wat ik je nu vertel is de geschiedenis van hoe ik anarchist ben geworden, en hoe ik het ben gebleven, en nog steeds ben. Ik zeg je eerlijk mijn twijfels en problemen, en hoe ik ze heb overwonnen. Dat ik, op dit bepaalde moment, de logische moeilijkheid gevoelsmatig heb overwonnen en niet rationeel, ben ik met je eens. Maar je zult zien dat, later, toen ik eenmaal het volle begrip van de anarchistische leer had verworven, die moeilijkheid, waar ik tot dan toe geen logisch antwoord op had, totaal en afdoend werd opgelost.’
‘Merkwaardig...’
‘Ja, merkwaardig... En laat me nu met mijn verhaal doorgaan. Ik had die moeilijkheid dus, die ik oploste, zij het gebrekkig, zoals ik al zei. Meteen daarna, en in de lijn van mijn gedachten, rees een andere moeilijkheid, die me niet minder in verwarring bracht.
Dat ik bereid was mij op te offeren, zonder enige echt persoonlijke compensatie, d.w.z. zonder enige echt natuurlijke compensatie - dat was tot daar aan toe. Maar gesteld dat de toekomstige samenleving in niets zou lijken op wat ik ervan verwachte, dat er helemaal geen vrije samenleving zou komen, waar zat ik me dan, in dat geval, goddome voor op te offeren? Opoffering voor een idee zonder persoonlijke compensatie, zonder te winnen bij mijn inzet voor die idee - soit; maar me opofferen zonder althans de zekerheid te hebben dat datgene waarvoor ik me inzette ooit zou bestaan, zonder dat idee zelf won bij mijn inzet - dat ging een beetje te ver... Laat ik je voorshands zeggen dat ik deze moeilijkheid heb opgelost op dezelfde gevoelsmatige wijze als de andere; maar bedenk wel dat deze moeilijkheid, net als die andere, automatisch via de logica werd opgelost zodra ik tot het volledige besef kwam van mijn anarchisme. Je zult wel zien... Op het moment waar ik het nu over heb redde ik me eruit met een paar holle frasen: “Ik deed mijn plicht jegens de toekomst; dan moest de toekomst zijn plicht maar doen jegens mij...” Iets in die geest... Ik maakte deze conclusie, of liever, conclusies, kenbaar aan mijn kameraden, en zij waren het allemaal met mij eens; ze waren het allemaal erover eens dat we moesten doorzetten en alles moesten over hebben voor de vrije samenleving. Een paar, de intelligentsten, waren wel een beetje in de waren van mijn uiteenzetting, niet omdat ze het er niet mee eens waren, maar omdat ze de zaken nog nooit zo helder hadden gezien, noch de haken en ogen aan die zaken... Maar waar het om gaat, we waren het eens... We zouden allen strijden voor de grote sociale revolutie, voor de vrije maatschappij, of de toekomst ons gelijk zou geven of niet! We vormden een groep, van betrouwbare lui, en we zetten een enorme propaganda op touw - enorm uiteraard, binnen de grenzen van wat we konden
doen. Gedurende ruime tijd,
| |
| |
ondanks moeilijkheden, complicaties en soms zelfs heksenjachten, streden wij zo voor het anarchistische ideaal.’
Op dit punt gekomen pauzeerde de bankier iets langer. Hij stak zijn opnieuw uitgedoofde sigaar niet weer aan. Plotseling glimlachte hij lichtelijk, en met het air van wie nu aan het belangrijke toekomt keek hij me nog indringender dan tevoren aan en ging voort, de stem nog helderder en de woorden nog duidelijker articulerend.
‘Op dat moment,’ zei hij, ‘deed zich iets nieuws voor. “Op dat moment” is bij wijze van spreken. Ik bedoel dat ik, na een paar maanden van dit soort propaganda, opmerkzaam werd op een nieuwe complicatie, en dat was de meest serieuze van alle, dat was een werkelijk serieuze complicatie...
Je herinnert je toch wat ik, via rigoureus redeneren, heb geformuleerd als wat het actieprogram moest zijn van de anarchisten... Een werkwijze, of meerdere werkwijzen, door middel waarvan men zou kunen bijdragen tot het vernietigen van de sociale ficties, zonder tezelfdertijd de schepping van de toekomstige vrijheid te belemmeren, zonder dus in enig opzicht de toch al geringe vrijheid te belemmeren van de huidige sociaal onderdrukten; een werkwijze die, indien mogelijk, zelf al iets zou creëren van die toekomstige vrijheid... Welnu: vanaf het moment dat dit criterium vaststond heb ik het altijd voor ogen gehouden... En let nu op. Ten tijde van die propaganda van ons, waar ik het over heb, deed ik een ontdekking: in die propagandagroep - niet zo'n grote groep, een man of veertig, als ik me niet vergis - deed zich het volgende voor: er ontstond tirannie.’
‘Er ontstond tirannie...? Hoezo er ontstond tirannie?’
‘Als volgt... Sommigen waren de baas over anderen en kregen hen waar zij ze hebben wilden; sommigen legden hun wil op aan anderen en dwongen hen te zijn wat zij wilden; sommigen sleepten anderen mee via allerlei slinkse wegen naar waar zij ze hebben wilden. Ik zeg niet dat ze dit in belangrijke zaken deden; er waren überhaupt geen belangrijke zaken waarin ze dat zouden kunnen doen. Maar een feit is dat het gebeurde, voortdurend, dagelijks, en het gebeurde niet alleen in dingen die met de propaganda verband hielden, maar ook daarbuiten, in alledaagse dingen des levens. Sommigen gingen onmerkbaar in de richting van baas, anderen onmerkbaar in de richting van ondergeschikte. Sommigen waren baas door geestelijk overwicht, anderen waren baas door gelepenheid. In de meest simpele dingen was dat te zien. Bijvoorbeeld: twee van de jongens lopen door een straat; ze komen aan het eind vande straat en de een moet naar rechts en de ander naar links; voor elk van beiden was het 't gemakkelijkst zijn eigen kant op te gaan. Maar degeen die linksaf moest zei dan tegen de ander: “Loop nog even mee deze kant op;” waarop de ander antwoordde, naar waarheid: “Man, ik kan echt niet, ik moet déze kant op,” om onverschillig wat voor reden... Maar uiteindelijk, tegen zijn zin en tegen wat hem het beste uitkwam, daar ging hij hoor, met de ander mee, linksaf... De ene keer was het door overreding, de andere keer door gewoon aandringen, een derde keer om weet ik welke onnozele reden... Dat wil zeggen: het was nooit om een logische reden; er was altijd in die superioriteit en in die ondergeschiktheid iets spontaans, iets als het ware instinctmatigs... En zoals in dat eenvoudige voorbeeld ging het in alle gevallen, van de geringste tot de belangrijkste... Zie je wat ik bedoel?’
‘Dat zie ik. Maar wat is daar voor vreemds aan? Dat is de normaalste zaak van de wereld...!’
‘Misschien wel. Daar kom ik zo aan toe. Maar let wel even op dat dit precies het tegengestelde is van de anarchistische leer. Bedenk dat dit zich voordeed in een kleine groep, een groep zonder invloed of importantie, een groep waaraan niet de oplossing van een of ander ernstig probleem was toevertrouwd of de beslissing over enige zaak van gewicht. En
| |
| |
bedenk dat dit gebeurde in een groep van mensen die zich hadden verenigd, speciaal met het doel al het mogelijke te doen voor de anarchistische zaak - d.w.z. de sociale ficties, zo veel als mogelijk, te bestrijden, en de toekomstige vrijheid, zo veel als mogelijk, te creëren. Heb je die twee punten goed in de gaten?’
‘Ja.’
‘Stel je dan nu eens goed voor wat dit betekent... Een klein groepje, van oprechte mensen (en oprecht waren ze!), gevormd en verenigd met de expliciete opzet om te strijden voor de vrijheid, had, na verloop van enkele maanden, slechts dit ene aanwijsbare en concrete resultaat bereikt: het ontstaan van interne tirannie. En wat voor tirannie... Het was geen tirannie, voortvloeiend uit de invloed van de sociale ficties, hetgeen namelijk, hoewel betreurenswaardig, tot op zekere hoogte te verontschuldigen zou zijn, zij het overigens minder in ons, die immers die ficties bestreden, dan in andere mensen; maar ja, tenslotte leefden we in een maatschappij gebaseerd op die ficties en het was niet onze schuld als we er niet in slaagden geheel en al aan de invloed daarvan te ontsnappen. Nee, dat was het niet. Degenen die de baas waren over anderen, of hem dreven waar zij wilden, deden dat niet door de macht van het geld, of van hun maatschappelijke positie, of uit hoofde van een of ander fictief gezag dat ze zich aanmatigden; ze deden dat door middel van een of andere invloed buiten de sociale ficties. Dat wil zeggen: deze tirannie was, met betrekking tot de sociale ficties, een nieuwe tirannie. En het was een tirannie, uitgeoefend over mensen die al bij uitstek waren onderdrukt door de sociale ficties. Het was, ook dat nog, een tirannie, uitgeoefend onder elkaar, door mensen wier oprechte bedoeling slechts was tirannie te verdelgen en vrijheid te creëren.
Stel je dit nu eens voor in een veel grotere groep, veel invloedrijker, waar het gaat om belangrijke zaken en fundamentele beslissingen. Stel je voor dat zo'n groep zijn krachten bundelt, net als de onze, tot de vorming van een vrije maatschappij. En dan mag jij me zeggen of je in dat warnet van elkaar doorkruisende tirannieën een toekomstige samenleving ziet die ook maar in de verte lijkt op een vrije samenleving of op een mensdom dat die naam waard is...’
‘Inderdaad, het is zeer merkwaardig...’
‘Merkwaardig, hè...? En dan zijn er nog secundaire aspecten, die ook heel merkwaardig zijn... Zoals: de tirannie der hulpverlening...’
‘De wat?’
‘De tirannie van de hulpverlening. Er waren er onder ons die, in plaats van over anderen de baas te zijn, in plaats van anderen hun wil op te leggen, ze juist hielpen zoveel ze konden. Je zou zeggen dat is het tegendeel, nietwaar? Nou, laat mij je zeggen dat 't hetzelfde is. Het is die zelfde nieuwe tirannie. Het druist op dezelfde wijze in tegen de anarchistische principen.’
‘Nou nog mooier! Hoe dan?’
‘Iemand helpen, beste jongen, is iemand aanzien voor incapabel; als die iemand niet incapabel is, moet je het hem óf maken, ef aannemen dat hij het is, wat neerkomt, in het eerste geval, op tirannie, in het tweede geval op minachting. In het ene geval wordt iemands vrijheid beknot; in het andere geval gaat men, op z'n best onbewust, uit van het principe dat de ander verachtelijk en elke vorm van vrijheid onwaardig en daartoe incapabel is.
Om terug te komen op ons geval... Je begrijpt dat dit punt zeer ernstig was. Dat wij ons inzetten voor de toekomstige samenleving zonder daarvoor van haar ooit enige dank te verwachten, zelfs de kans lopend dat die samenleving nooit zou komen - dat ging allemaal nog. Maar wat te ver ging, was dat we ons inzetten voor een toekomst in vrijheid zonder iets anders van aanwijsbare aard te doen dan tirannie creëren, en niet zomaar tirannie, maar een nieuwe tirannie, een tirannie uitgeoefend door ons, de onderdrukten, over elkaar. Dit nu was iets werkelijk onaanvaardbaars...
| |
| |
Ik zette me aan het denken. Hier moest een fout zitten, een ontsporing. Onze intenties waren goed; onze leerstellingen leken zuiver; zouden onze methoden niet deugen? Dat moest het wel zijn. Maar waar, voor de drommel, zat de fout? Ik dacht en dacht, en piekerde me suf. Op een goeie dag, opeens, zoals dat altijd gaat, vond ik de oplossing. Dat was de grote dag van mijn anarchistische theorieën; de dag dat ik, om zo te zeggen, de techniek van het anarchisme heb ontdekt.’
Hij keek me een ogenblik aan zonder naar me te kijken. Vervolgens ging hij voort, op dezelfde toon.
‘Ik redeneerde als volgt... We hebben hier dus een nieuwe tiranie, een tirannie die niet voortvloeit uit de sociale ficties. Waar komt die dan wel uit voort? Uit de natuurlijke eigenschappen? Als dat zo is, pak dan maar in met je vrije samenleving! Als een samenleving waarin uitsluitend de natuurlijke eigenschappen van de mensen werkzaam zijn - die eigenschappen waarmee we geboren worden, die we alleen aan de Natuur te danken hebben, en waarover we geen enkele macht hebben -, als een samenleving waarin uitsluitend die eigenschappen werkzaam zijn, niet anders is dan een warent van tirannieën, wie steekt dan een vinger uit om bij te dragen tot de komst van een dergelijke samenleving? De ene tirannie of de andere - dan kan beter die blijven die er al is, daar zijn we tenminste aan gewend, en die ervaren we ipso facto als minder tiranniek dan een nieuwe tirannie, die bovendien dat verschrikkelijke karakter zou hebben van alle tirannieke dingen die regelrecht van de Natuur komen - namelijk dat er geen verzet tegen mogelijk is, zoals er geen revolutie te maken is tegen het moeten sterven, of tegen klein van stuk geboren worden wanneer men graag lang had willen zijn. Trouwens, ik heb al aangetoond dat, als om een of andere reden de anarchistische maatschappij niet te verwezenlijken is, dat dan, als meest natuurlijke van alle, behalve de anarchistische, de bourgeois maatschappij moet bestaan.
Maar zou die tirannie, die zo onder ons ontstond, werkelijk voortvloeien uit de natuurlijke eigenschappen? Wat zijn eigenlijk die natuurlijke eigenschappen? Dat zijn: de graad van intelligentie, van verbeeldingskracht, van wilskracht, enzovoort, waarmee een ieder wordt geboren - dit op het geestelijke vlak, uiteraard, want de fysieke eigenschappen doen nu niet ter zake. Welnu, iemand die, zonder daartoe gedreven te worden door de sociale ficties, de baas is over een ander, moet dat wel zijn doordat hij aan hem superieur is in één of meer van die natuurlijke eigenschappen. Hij domineert de ander door het gebruik van zijn natuurlijke eigenschappen. Maar dan moeten we een ding niet vergeten: dat gebruik van de natuurlijke eigenschappen, is dat wel legitiem, m.a.w., is dat natuurlijk?
Dan vragen wij ons af: wat is het natuurlijke gebruik van onze natuurlijke eigenschappen? Dat is: het natuurlijke belang van onze individuele persoon zijn? Dat kan het zijn: namelijk in het geval dat die iemand zich ten opzichte van ons bevindt in de plaats van de vijand.. Voor de anarchist, dat spreekt vanzelf, bevindt zich in de plaats van vijand elke vertegenwoordiger van de sociale ficties en bijbehorende tirannie; verder niemand, want alle andere mensen zijn mensen als hij en natuurlijke bondgenoten. Het zal je dus duidelijk zijn dat de tirannie die wij onder elkaar hadden doen ontstaan, niet onder deze mogelijkheid viel; de tiranie die wij hadden doen ontstaan werd uitgeoefend over mensen als wij, natuurlijke bondgenoten, en, wat meer is, over mensen die dubbel onze bondgenoten waren omdat ze ook deelden in hetzelfde ideaal. Conclusie: die tirannie van ons, als die niet voortvloeide uit de sociale ficties, vloeide evenmin voort uit de natuurlijke eigenschappen; maar dan vloeide ze voort uit een foutieve toepassing, uit een ontaarding van de natuurlijke eigenschappen. En die ontaarding, waar kwam die vandaan?
Van twee het een: die kwam óf van het feit dat de mens van nature slecht is en dat dus alle
| |
| |
natuurlijke eigenschappen van nature ontaaard zijn; óf van een ontaarding als gevolg van het lange verblijf van de mensheid in een sfeer van sociale ficties, stuk voor stuk bronnen van tirannie, een sfeer, derhalve, tenderend naar het instinctief tiranniek maken van het meest natuurlijke gebruik van de meest natuurlijke eigenschappen. Welke van deze twee hypothesen zou de juiste zijn? Een bevredigend antwoord - d.w.z. strikt logisch of wetenschappelijk - was niet te geven. De logica kan het probleem niet aan omdat zij van historische of wetenschappelijke orde is, en afhankelijk van de kennis der feiten. De wetenschap, anderzijds, kan ons ook niet helpen, want hoe ver we ook teruggaan in de geschiedenis, steeds zien we de mens levend onder een of ander systeem van tirannie, en dus steeds in een situatie die ons verhindert na te gaan hoe de mens is wanneer hij leeft in zuiver en alleen natuurlijke omstandigheden. Bij gebrek aan doorslaggevend argument moesten wij ons dus uitspreken voor wat het meest waarschijnlijk is; en de hoogste mate van waarschijnlijkheid zit in de tweede hypothese. Het is natuurlijker te veronderstellen dat het reeds zeer lange verblijf van de mensheid temidden van sociale tirannie-bevorderende ficties, maakt dat elke mens geboren wordt met zijn natuurlijke eigenschappen reeds ontaard in de zin van neigend tot spontaan tiranniseren, zelfs in degeen die niet wil tiranniseren, dan te veronderstellen dat natuurlijke eigenschappen van nature ontaard kunnen zijn, wat, in zekere zin, een contradictie inhoudt. De denker, in dit geval, doet zoals ik, en kiest, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, voor de tweede hypothese.
Zo hebben we een ding dat evident is... Binnen het huidige sociale bestel is het niet mogelijk dat een groep mensen, hoe goed ze het ook menen, hoezeer ze zich ook inzetten voor het bestrijden van de sociale ficties en voor de zaak van de vrijheid, samenwerkt zonder dat die mensen onder elkaar spontaan tirannie doen ontstaan, een nieuw soort tirannie, die zich voegt bij die van de sociale ficties, zonder dat ze in de praktijk alles ongedaan maken wat ze in theorie willen, zonder dat ze ongewild maar in de hoogste mate belemmeren datgene wat ze willen bevorderen. Dus: wat te doen? Heel eenvoudig: ons allemaal inzetten voor hetzelfde doel, maar afzonderlijk.’
‘Afzonderlijk?!’
‘Ja. Heb je mijn redenering niet gevolgd?’
‘Jawel.’
‘Vind je dit dan geen logische, onontkoombare conclusie?’
‘Ja, eigenlijk wel, ja... Ik zie alleen niet goed hoe...’
‘Dat komt... Ik zei dus: ons allemaal inzetten voor hetzelfde doel, maar afzonderlijk.
Allemaal werkend voor hetzelfde anarchistische doel, levert een elk zijn bijdrage tot de vernietiging der sociale ficties, wat het doel is van zijn streven, en tot het creëren van de vrije samenleving van de toekomst; en aangezien we afzonderlijk werken kunnen we op geen enkele wijze een nieuwe tirannie doen ontstaan, want niemand heeft invloed op de ander en kan dus niet, door hem te domineren, zijn vrijheid beknotten, noch door het te helpen, die vrijheid uitvlakken.
Door aldus, afzonderlijk, te werken voor hetzelfde anarchistische doel, hebben we beide voordelen: dat van het gezamenlijk streven, en dat van het niet doen ontstaan van nieuwe tirannie. We blijven vereend, omdat we het geestelijk zijn en omdat we op dezelfde wijze werken voor hetzelfde doel; we blijven anarchist omdat een ieder werkt voor de vrije samenleving; maar we zijn geen verraders meer vrijwillig of onvrijwillig, van onze zaak, kunnen dat ook niet meer zijn, omdat we ons, door onze individuele anarchistische activiteit, hebben geplaatst buiten de verderfelijke invloedssfeer van de sociale ficties, in hun overerfelijke weerslag op de eigenschappen die de Natuur gegeven heeft.
Het spreekt vanzelf dat deze tactiek van toepassing is op wat ik noemde de fase van voorbereiding van de sociale revolutie. Wanneer
| |
| |
eenmaal de schansen van de bourgeoisie geslecht zijn, de hele maatschappij ertoe gebracht is de anarchistische leer te omhelzen en de sociale revolutie alleen nog maar uitgevoerd hoeft te worden, dan, vlak voor de genadeslag, kan onze afzonderlijke activiteit natuurlijk niet blijven voortduren. Maar tegen die tijd zal de vrije samenleving al zo goed als verwezenlijkt zijn; dan is alles anders. De tactiek waar ik het nu over heb heeft alleen betrekking op de anarchistische activiteit temidden van de bourgeois maatschappij, zoals nu, zoals in de groep waartoe ik behoorde. Dat was dus - eindelijk!- de ware anarchistische werkwijze. Samen stelden we niets van belang voor, tiranniseerden we elkaar zelfs en belemmerden we elkaar één de tenuitvoerbrenging van onze theorieën. Elk afzonderlijk zouden we evenmin veel bereiken, maar in elk geval zouden we niet elkaars vrijheid belemmeren en een nieuwe tirannie doen ontstaan; wat we bereikten, hoe weinig ook, was een werkelijke verovering, zonder enig nadeel of verlies. En bovendien: door zo elk apart te werk te gaan, zouden we leren meer in onszelf te vertrouwen, niet op elkaar te hoeven steunen, zelf vrijer worden, reeds nu, en ons nu al voor te bereiden, zowel onszelf als de anderen door ons voorbeeld, op de toekomst. Het was de ontdekking van mijn leven. Ik ging het meteen uiteenzetten aan mijn kameraden... En dat was een van de weinige keren in mijn leven dat ik een stommiteit beging. Stel je voor, dat ik zo vol was van mijn ontdekking dat ik verwachtte dat zij het ermee eens zouden zijn...!’
‘Dat waren ze natuurlijk niet...’
‘Ze protesteerden, jongen, heftige protesten! De een wat meer, de ander wat minder, maar allemaal waren ze tegen...! “Nee, dat was het niet...! Dat kon niet...!” Maar niemand zei wat het dan wel was of moest zijn. Ik praatte en praatte, en als enig antwoord op al mijn argumenten kreeg ik niets anders te horen dan frasen, vuilnis, het soort dingen dat ministers antwoorden in de kamer als ze niets weten te zeggen... Toen pas begreep ik met wat voor stomkoppen en lafbekken ik me had ingelaten! Hun maskers vielen af. Dat zootje was voor slaaf geboren. Ze wilden anarchist zijn op andermans kosten. Ze wilde de vrijheid, maar dan moest die wel door anderen worden gefabriceerd, dan moest die wel worden geschonken zoals een koning een adellijke titel schenkt! En zo zijn ze bijna allemaal, stelletje lakeien!’
‘En jij, werd je boos?’
‘Boos? Razend was ik! Ik was door het dolle heen. Twee of drie ben ik bijna aangevlogen. En het eind van het liedje was dat ik er vandoor ging. Ik walgde van dat hele stomme gedoe, je kunt je niet voorstellen! Ik stond op het punt het hele anarchisme eraan te geven. Een punt achter dat alles te zetten. Maar, na verloop van een paar dagen, kwam ik tot mezelf. Ik bedacht dat het anarchistische ideaal boven dit soort gekibbel verheven was. Wilden zij geen anarchist zijn? Dan zou ik het zijn.
Wilden zij alleen maar bevrijdertje spelen? Ik moest van dat soort spelletjes niets hebben.
Hadden zij niet de kracht om te strijden anders dan steunend op elkaar, daarbij een nieuwe vorm creërend van de tirannie die ze zeiden te willen bestrijden? Goed, dan gingen ze hun gang maar, de klungels, als ze nergens anders goed voor waren. Voor mij was dit geen reden om bourgeois te worden.
Vast stond dat, in het ware anarchisme, een ieder, naar eigen vermogen, dient de sociale ficties te bestrijden en vrijheid te creëren. Wel, dan zou ik, naar mijn eigen vermogens, de sociale ficties bestrijden en vrijheid creëren. Wilde niemand mij volgen op de ware anarchistische weg? Dan zou ik die weg volgen. Alleen, met mijn eigen middelen, met mijn geloof, verstoken zelfs van de geestelijke steun van hen die mijn kameraden waren geweest, tegen alle sociale ficties in. Ik zeg niet dat dit een mooi gebaar was, noch een heroïsch gebaar. Het was slechts een natuurlijk gebaar. Als de weg dan toch gegaan moest worden door een ieder afzonderlijk, dan had ik ook
| |
| |
verder niemand meer nodig om hem te gaan. Mijn ideaal was voldoende. En was op grond van die principen en in die omstandigheden dat ik besloot, helemaal op mijzelf, de sociale ficties te bestrijden.’
Hij onderbrak een ogenblik zijn betoog, dat gloedvol en vloeiend had geklonken. Na enige tijd ging hij voort, met alweer iets rustiger stem.
‘Er is een staat van oorlog, overwoog ik, tussen mij en de sociale ficties. Uitstekend. Wat kan ik doen tegen de sociale ficties? Ik werk alleen om, op generlei wijze, enige vorm van tirannie te kunnen doen ontstaan. Hoe kan ik in mijn eentje meehelpen de sociale revolutie voor te bereiden op de vrije samenleving? Ik heb de keus uit twee methoden, de twee methoden die er zijn; gesteld, natuurlijk, dat ik me niet van beiden kan bedienen. Die twee methoden zijn: indirecte actie, d.w.z. propaganda, en directe actie, van welke aard ook.
Mijn gedachten gingen eerst uit naar indirecte actie, propaganda dus. Wat voor propaganda zou ik, op eigen houtje, kunnen maken?
Afgezien van het soort propaganda dat men altijd maakt in gesprekken met deze of gene, waar en wanneer de gelegenheid zich maar voordoet, wilde ik weten of ik via indirecte actie mijn anarchistische activiteiten in doeltreffende banen kon leiden, d.w.z. zo dat er tastbare resultaten uit voortkwamen. Ik begreep onmiddellijk dat dat niet kon. Ik ben geen redenaar en ook geen schrijver. Ik bedoel: ik kan wel in het openbaar spreken, als het nodig is, en ik kan wel een kranteartikel schrijven; maar wat ik wilde nagaan was of mijn natuurlijke gesteldheid erop wees dat ik door me te specialiseren in een van beide of in beide soorten indirecte actie, positievere resultaten zou kunnen bereiken voor de anarchistische idee, dan wanneer ik mijn energie in een andere richting zou kanaliseren. En het is nu eenmaal zo dat directe actie altijd vruchtbaarder is dan propaganda, behalve bij die personen die kennelijk als propagandist geschapen zijn - de grote redenaars, in staat mensenmassa's te elektriseren en mee te slepen, of de grote schrijvers, in staat met hun boeken te fascineren en te overtuigen. Ik geloof niet dat ik erg ijdel ben, maar, als ik het ben, dan in elk geval in voldoende mate om prat te gaan op eigenschappen die ik niet heb. En zoals ik al zei, het is nooit bij me opgekomen mezelf te beschouwen als redenaar of schrijver. Om die reden ben ik afgestapt van het idee van indirecte actie om mijn anarchistische activiteiten te kanaliseren. Redenerend vanuit het ongerijmde moest ik wel kiezen voor directe actie, d.w.z. het streven richt op de praktijk van het leven, het werkelijke leven. Niet het denken, maar de daad. Goed. Zo zou het zijn. Ik moest dus op de praktijk des levens toepassen de fundamentele anarchistische methode zoals reeds eerder geformuleerd - de sociale ficties bestrijden zonder nieuwe tirannie te doen ontstaan, en, zo mogelijk, reeds iets van de toekomstige vrijheid creëren. Maar hoe, voor de drommel, doet men zoiets in de
praktijk? Wat is, in de praktijk, bestrijden? Bestrijden, in de praktijk, is oorlog, is op z'n minst een soort oorlog. En hoe voert men oorlog tegen sociale ficties? Of, primair: hoe voert men oorlog? Hoe overwint men de vijand in een oorlog? Op een van de volgende twee manieren: óf door hem te doden, d.w.z. te vernietigen; óf door hem gevangen te nemen, d.w.z. te onderwerpen en te dwingen tot actieloosheid. De sociale ficties vernietigen kon ik niet; de sociale ficties vernietigen zou alleen de sociale revolutie kunnen. Tot dan konden de sociale ficties ondermijnd worden, aan het wankelen gebracht; maar vernietigd zouden ze pas worden met de komst van de vrije samenleving en de definitieve val van de bourgeois maatschappij. Al wat ik in die richting kon doen was het vernietigen - vernietigen in de fysieke betekenis van doden - van een of ander lid van de voor de bourgeois maatschappij representatieve klassen. Ik bestudeerde de mogelijkheid, en zag dat het onzin was. Stel dat ik een of twee, of een dozijn vertegenwoor- | |
| |
digers van de tirannie der sociale ficties zou doden... Wat schoot ik ermee op? Werden de sociale ficties daardoor ondermijnd? In het geheel niet. Sociale ficties zijn niet zoiets als een politieke situatie die afhankelijk kan zijn van een klein aantal personen, van één persoon soms. Het beroerde van de sociale ficties zijn zij zelf, in hun totaliteit, en niet de personen die ervoor representatief zijn, behalve dan dat ze ervoor representatief zijn. En dan: een aanslag op de sociale orde roept altijd een reactie op; niet alleen dat alles bij het oude blijft, nee, meestal wordt het nog erger. En dat is nog niet alles: stel dat ik, wat logisch is, na een aanslag, gezocht zou worden; ik zou gezocht worden, gevonden, en geliquideerd, op een of andere manier. En stel dat ik een stuk of tien kapitalisten opgeruimd zou hebben. Wat was dan de balans?
Met mijn uitschakeling, zij het niet door de dood dan wel door gevangenschap of verbanning, zou de anarchistische zaak een strijdbaar element hebben verloren; maar de tien kapitalisten die ik van kant zou hebben gemaakt waren niet tien elementen die de bourgeois maatschappij had verloren, want de elementen die de bourgeois maatschappij uitmaken zijn geen strijdbare elementen, maar zuiver passieve elementen, aangezien de “strijd” wordt gevoerd niet tegen de leden van de bourgeois maatschappij, maar tegen het geheel van sociale ficties waarop die maatschappij berust. Sociale ficties zijn geen mensen, waarop men kan schieten... Begrijp je? Het was niet als de soldaat van een leger die tien soldaten van een vijandelijk leger doodt: het was als een soldaat die tien burgers doodt van de natie van het andere leger. Dat is stompzinnig doden, omdat geen enkele strijder wordt uitgeschakeld... Er was dus geen sprake van dat ik, hetzij in hun geheel hetzij in enig onderdeel, de sociale ficties zou kunnen vernietigen. Dus moest ik ze onderwerpen, ik moest ze overwinnen door ze ondergeschikt te maken, ze te dwingen tot actieloosheid.’
Hij strekte, plotseling, zijn rechter wijsvinger in mijn richting.
‘En dat heb ik gedaan!’
Hij trok onmiddellijk het gebaar terug en ging verder.
‘Ik probeerde te onderkennen welke de eerste, de belangrijkste van alle sociale ficties was. Die, meer dan enige andere, zou ik moeten trachten aan mij ondergeschikt te maken, tot actieloosheid te dwingen. De belangrijkste sociale fictie, althans van onze tijd, is geld. Hoe dus het geld de baas te worden, of, nauwkeuriger gezegd: de macht, de tirannie van het geld? Door mij vrij te maken van zijn invloed, zijn macht, verheven, derhalve, boven die invloed, door het tot actieloosheid te dwingen voor wat mij betrof, begrijp je? Want ik was degeen die het bestreed; als ik het tot actieloosheid zou dwingen met betrekking tot iedereen, dan was dat al niet meer onderwerpen maar vernietigen, want dat zou betekenen een definitief eind maken aan de sociale fictie geld. En ik heb je al aangetoond dat een sociale fictie, ongeacht welke, slechts “vernietigd” kan worden door de sociale revolutie, meegesleept, met alle andere, in de val van de bourgeois maatschappij. Hoe kon ik me verheffen boven de macht van het geld? De eenvoudigste methode zou zijn me verwijderen uit zijn invloedssfeer, d.w.z. uit de beschaving; de natuur in gaan en wortels eten en water uit de bron drinken; naakt lopen en leven als een dier. Maar dat, zelfs al zouden er geen praktische bezwaren aan kleven, was niet hetzelfde als een sociale fictie bestrijden; het was zelfs helemaal geen strijden: het was vluchten.
Natuurlijk, wie weigert slag te leveren wordt niet verslagen. Maar hij is moreel verslagene omdat hij niet gevochten heeft. Ik moest dus een andere methode hebben - een strijdmethode en geen vluchtmethode. Hoe het geld te onderwerpen, in rechtstreeks gevecht? Hoe me onttrekken aan zijn invloed en tirannie. zonder de confrontatie te ontlopen? Er was maar één methode: het verwerven, het verwerven in voldoende mate om de invloed ervan niet te voelen; en hoe meer ik ervan zou verwerven, des te vrijer zou ik zijn van die
| |
| |
invloed. Op het moment dat ik dat duidelijk inzag, met alle kracht van mijn anarchistische overtuiging, en met al mijn logica van intelligent mens, trad de huidige fase in - ja, de commerciële en financiële - van mijn anarchisme.’
Hij moest even bijkomen van het weer toegenomen geweld waarmee hij, in zijn geestdrift, zijn uiteenzetting had gedaan. Daarna vervolgde hij, nog steeds een weinig opgewonden, zijn relaas.
‘Herinner jij je nog die twee logische problemen die gerezen waren in het begin van mijn loopbaan als bewust anarchist...? En herinner je je nog dat ik zei dat ik ze toen op kunstmatige wijze oploste, namelijk met het gevoel en niet met de logica? D.w.z. jij zelf had opgemerkt, en zeer terecht, dat ik ze niet d.m.v. de logica had opgelost...’
‘Ja, dat herinner ik me.’
‘En herinner je je ook dat ik zei dat ik later, toen ik eindelijk de ware anarchistische methoden had ontdekt, dat ik ze toen defintief oploste, d.w.z. door de logica?’
‘Ja.’
‘Goed, moet je horen... De problemen waren de volgende: het is niet natuurlijk te werken voor iets, wat het ook zij, zonder een natuurlijke, d.w.z. egoïstische compensatie; en het is niet natuurlijk ons in te zetten voor enig doel zonder de compensatie van te weten dat dit doel wordt bereikt. Dit waren de beide moeilijkheden; en moet je nu zien hoe die werden opgelost door de anarchistische werkwijze die ik via logisch redeneren heb ontdekt als de enige ware... Deze werkwijze heeft tot gevolg dat ik rijk word: egoïstische compensatie derhalve. Het doel van deze methode is het verwerven van vrijheid; welnu, doordat ik me verhef boven de macht van het geld, me daarvan bevrijd, verwerf ik vrijheid. Ik verwerf die vrijheid alleen voor mij, zeker, maar zoals ik al heb aangetoond, vrijheid voor allen kan pas komen met de vernietiging van de sociale ficties, door de sociale revolutie, en ik, in mijn eentje, kan die sociale revolutie niet maken.
Waar het om gaat, in concreto, is dit: ik streef naar vrijheid, ik verwerf vrijheid; ik verwerf de vrijheid die ik kan verwerven, want uiteraard kan ik niet de vrijheid verwerven die buiten mijn bereik ligt... En dan nog iets: afgezien van de logica die bepaalt dat deze anarchistische werkwijze de enige ware is, is het simpele feit dat deze methode alle tegenwerpingen van logische aard ontzenuwt die tegen iedere anarchistische methode kunnen worden ingebracht, een bewijs temeer dat dit de enige ware werkwijze is.
Dit was dus de methode die ik volgde. Ik zette me ertoe de fictie geld aan mij te onderwerpen door rijk te worden. Het is me gelukt. Het duurde enige tijd, want de strijd was zwaar, maar het is me gelukt. Ik ge nu voorbij aan wat mijn leven was en is van zakenman en bankier. Niet dat het interessant zou zijn, zeker in bepaalde opzichten, maar daar gaat het nu niet om. Ik heb gewerkt, gestreden, geld verdiend; ik werkte nog meer, streed meer, verdiende nog meer geld; ik heb, kortom, zeer veel geld verdiend. De manier waarop was me onverschillig - ik moet eerlijk bekennen dat ik daarin niet kieskeurig was. Ik heb me van alle middelen bediend, monopolisering, financieel dubbel spel, tot oneerlijke concurentie toe. Ja, wat dacht je?! Ik bestreed de sociale ficties, die bij uitstek immoreel en anti-natuurlijk zijn, en zou ik dan kieskeurig moeten zijn in mijn methoden? Ik zette me in voor de vrijheid, en dan zou ik moeten letten op de wapenen waarmee ik de tirannie bestreed?! De stompzinnige anarchist, die bommen gooit en mensen overhoop schiet, weet heel goed dat hij doodt, en weet heel goed dat zijn theorieën niet de doodstraf inhouden. Hij bestrijdt een immoraliteit met een misdaad, omdat hij van mening is dat die immoraliteit een misdaad waard is om vernietigd te worden. Hij is stompzinnig wat de methode betreft, want zoals ik al heb aangetoond: die methode is foutief en heeft een averechts effect als anarchistische methode; maar wat de moraal van zijn methode betreft is hij intelligent. Mijn methode was juist, en ik
| |
| |
bediende me, als anarchist, op rechtmatige wijze van alle middelen om rijk te worden. Vandaag de dag heb ik mijn beperkte droom van praktisch en lucide anarchist verwezenlijkt. Ik ben vrij. Ik doe wat ik wil, uiteraard binnen dat wat mogelijk is te doen. Mijn anarchistisch motto was vrijheid; welnu, vrijheid heb ik, de vrijheid die het, vooralsnog, in onze onvolmaakte samenleving, mogelijk is te hebben. Ik heb de sociale krachten willen bestrijden; ik heb ze bestreden, en, wat meer is, ik heb ze overwonnen.’
‘Ho, ho, wacht eens even!’ riep ik. ‘Dat kan allemaal wel waar zijn, maar je ziet één ding over het hoofd. De voorwaarden van je methode waren, zoals je zelf zei, niet alleen het scheppen van vrijheid, maar ook het niet scheppen van tiranie. En dat heb je nu juist wel gedaan. Jij, als monopolist, als bankier, als financier zonder scrupules - neem me niet kwalijk maar het zijn je eigen woorden -, jij hebt tirannie geschapen. Je hebt zelfs evenveel tirannie geschapen als elk ander vertegenwoordiger van de sociale ficties die je zegt te bestrijden.’
‘Nee, mijn beste, je vergist je. Ik heb geen tirannie geschapen. De tirannie die eventueel kan zijn voortgekomen uit mijn gevechtshandelingen tegen de sociale ficties, is een tirannie die haar oorsprong niet heeft in mij, die ik derhalve niet geschapen heb. Die tirannie is inherent aan de sociale ficties, ik heb haar niet daaraan toegevoegd. Die tirannie is de tirannie zelve der sociale ficties; en ik kon niet, noch was dat mijn voornemen, de sociale ficties vernietigen. Ik herhaal, voor de honderdste keer: alleen de sociale revolutie kan de sociale ficties vernietigen; voor het zo ver is kan een volmaakte anarchistische actie, zoals de mijne, de sociale ficties slechts onderwerpen, onderwerpen uitsluitend met betrekking tot de anarchist die deze methode in praktijk brengt, want een ruimere mate van onderwerpen van de sociale ficties staat die methode niet toe. Het gaat er niet om geen tirannie te scheppen: het gaat erom geen nieuwe tirannie te scheppen, tirannie waar die eerst niet was.
De anarchisten die met elkaar samenwerken, en elkaar wederzijds beïnvloeden zo als ik heb uitgelegd, scheppen onder elkaar, buiten en los van de sociale ficties, een tirannie; dat is een nieuwe tirannie. En die heb ik niet geschapen. Die kon ik ook niet scheppen, krachtens de voorwaarden zelf van mijn methode. Nee, mijn beste: ik heb alleen vrijheid gecreëerd. Een heb ik er bevrijd. Mijzelf. En dat komt doordat mijn werkwijze die, zoals ik heb aangetoond, de enige ware anarchistische methode is, me niet toestaat meer te bevrijden. Wat ik bevrijden kon, heb ik bevrijd.’
‘Goed, goed, dat zie ik... Maar als je zo redeneert, dan zou je haast gaan geloven dat geen enkele vertegenwoordiger van de sociale ficties tirannie uitoefent...’
Dat doet hij ook niet. De tirannie schuilt in de sociale ficties en niet in de mensen die die belichamen; die zijn, om zo te zeggen, de middelen waarvan de ficties zich bedienen om te tiranniseren, zoals een mes het middel is waarvan de moordenaar zich kan bedienen. En je wilt toch niet beweren dat je door het afschaffen van messen ook de moordenaars afschaft... Kijk... Stel, je vernietigt alle kapitalisten van de wereld, zonder het kapitaal te vernietigen... De volgende dag bevindt het kapitaal zich in handen van anderen en gaat voort, door middel van die anderen, zijn tirannie uit te oefenen. Maar stel dat je, niet de kapitalisten, maar het kapitaal vernietigt - hoeveel kapitalisten blijven er dan over...? Snap je...?’
‘Ja, ja. Je hebt gelijk.’
‘Ach jongen, het ergste, het ergste, echt het ergste waarvan je me kunt beschuldigen is dat ik een beetje bijdraag - een heel, heel klein beetje - tot de tirannie van de sociale ficties. Het argument is absurd, want, zoals ik je al zei, de tirannie die ik niet mocht scheppen, en ook niet geschapen heb, is een andere. Maar er zit nog een zwak punt in: dat is dat je, volgens dezelfde redenering, een generaal die strijd levert voor zijn land ervan kunt be- | |
| |
schuldigen dat hij zijn land schade berokkent met het aantal mensen van zijn eigen leger dat hij heeft moeten opofferen om te winnen. Oorlog voeren is geven en nemen. Zie het voornaamste te bereiken; de rest...’
‘Akkoord... Maar er is nog iets anders... De ware anarchist wil vrijheid, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de anderen... Het komt me voor dat hij vrijheid wil voor het hele mensdom...’
‘Zeer zeker. Maar ik heb je al uitgelegd dat, volgens de methode die ik had ontdekt als de enige anarchistische methode, een ieder zichzelf moet bevrijden. Ik heb mijzelf bevrijd.
Waarom hebben de anderen, mijn kameraden, niet hetzelfde gedaan? Ik heb ze niet tegengehouden. Dat zou inderdaad misdadig zijn geweest, als ik ze had tegengehouden. Maar dat heb ik niet gedaan, zelfs niet door bijvoorbeeld de ware anarchistische methode voor hen geheim te houden; nee, zodra ik die had ontdekt heb ik het duidelijk aan iedereen gezegd. De methode zelf belette me meer te doen. Wat had ik nog meer kunnen doen? Hen dwingen mijn weg te volgen? Zelfs al had ik het gekund, dan had ik het nog niet gedaan, want dat betekende hun vrijheid aantasten, wat tegen mijn anarchistische principes was. Hen helpen? Kon evenmin, om dezelfde reden. Ik heb nooit iemand geholpen, zal het ook niet doen, omdat het de vrijheid van een ander beknot en al evenzeer tegen mijn principes indruist. Wat jij me in wezen kwalijk neemt is dat ik niet meer dan één mens tegelijk ben. Waarom bekritiseer je in mij het vervullen van mijn plicht tot bevrijding, in de mate waarin ik die kon vervullen? Waarom bekritiseer je de anderen niet die immers hun plicht niet hebben vervuld?’
‘Ja, goed. Maar die anderen, die hebben niet gedaan wat jij hebt gedaan, omdat ze minder intelligent waren dan jij, of minder wilskrachtig, of...’
‘O, maar dat zijn de natuurlijke ongelijkheden, niet de sociale. Daar heeft het anarchisme niets mee te maken. Iemands graad van intelligentie of van wilskracht is een zaak van hem en van de Natuur; zelfs de sociale ficties kunnen daaraan niets toe of af doen. Er zijn natuurlijke eigenschappen, zoals ik al zei, waarvan we mogen aannemen dat ze ontaard zijn door het langdurig verblijf van de mensheid temidden van sociale ficties; maar de ontaarding zit niet in de mate van de eigenschap, die een absoluut gegeven is van de Natuur, maar in de toepassing van de eigenschap. Welnu, een geval van stompzinnigheid of van gebrek aan wilskracht heeft niets te maken met de toepassing van die eigenschappen, maar alleen met de mate ervan. Daarom zeg ik je: dit zijn natuurlijke ongelijkheden, en daarover heeft niemand enige macht, en er is geen sociale verandering die daaraan iets kan veranderen, net zo min als die jou klein kan maken en mij lang... Tenzij...
Tenzij, in bepaalde gevallen, de erfelijke ontaarding van de natuurlijke eigenschappen zo ver gaat dat zij de bodem van het karakter aantast; dat iemand geboren wordt om slaaf te zijn, van nature als slaaf geboren wordt, en derhalve onmachtig tot enig streven in de zin van zelfbevrijding. Maar in dat geval... wat hebben die dan te maken met de vrije samenleving of met de vrijheid? Wanneer iemand voor slaaf geboren wordt, is vrijheid strijdig met zijn aanleg, en dus voor hem een tirannie.’ Er viel een korte stilte. Plotseling lachte ik luid. ‘Inderdaad,’ zei ik, ‘je bent een anarchist. In elk geval, het is wel komisch, zelfs na alles wat je hebt gezegd, als je wat jij bent vergelijkt met dat stelletje anarchisten...’
‘Maar jongen, dat heb ik toch al gezegd, ik heb het bewezen en ik herhaal het nog een keer... Het verschil is alleen: zij zijn anarchist in theorie, ik ben het in theorie en in de praktijk; zij zijn mystieke anarchisten, ik ben wetenschappelijk anarchist; zij zijn anarchisten die buigen en kruipen, ik ben een anarchist die strijdt en bevrijdt... In een woord: zij zijn pseudo-anarchisten, ik ben anarchist.’
En we stonden op van tafel.
|
|