| |
| |
| |
G.W. van der Meiden Alexander Parvus-Helphand, een socialist die van champagne hield
Toen Dr. Alexander Helphand, beter bekend onder zijn schrijversnaam Parvus, op 12 december 1924 in zijn luxueuze villa, gelegen op het Berlijnse schiereiland Schwanenwerder, overleed, waren er maar weinigen die zijn heengaan als een gemis voelden. Nog minder mensen waren er die van hun achting voor de overledene getuigden en zijn crematie was een plechtigheid die slechts door weinigen werd bijgewoond. Oprecht verdrietig was misschien alleen Konrad Haenisch, die van 1918 tot 1921 de socialistische minister van cultuur van Pruisen was geweest en die sinds hij met Parvus bekend was geraakt in de jaren negentig van de vorige eeuw een groot bewonderaar van hem was geweest. Zo groot dat hij nooit boos was geworden om zijn bijnaam Parvulus (Parvusje) en daar misschien wel een beetje trots op was. Haenisch schreef na Parvus' overlijden een sterk hagiografisch in memoriam. Kort daarna overleed hij zelf.
Los van deze bewonderaar was er niemand die zich zo uitgesproken gunstig over de overledene uitliet. Een rijk man maakt weinig kans om in de hemel te komen. De socialisten sluiten zich in deze bij de Christelijke opvatting aan, ook al geloven ze in die hemel op zich niet meer. Vooral geldt dit wanneer het om een rijkaard gaat die zijn geld niet heeft geërfd, maar die zelf zijn handen heeft moeten vuilmaken met het te verdienen. De commentaren van de Duitse socialisten bleven aan de voorzichtige kant en gingen aanzienlijk minder ver dan de karakterisering van Konrad Haenisch die van de ‘stärksten Kopf der Zweiten Internationale’ sprak. De rechtse kranten in Duitsland hadden nog slechts een laatste scheldtirade over voor de overledene. In 1922 was een moordaanslag op Parvus mislukt en ook de van de Kapp-putsch bekende kapitein Ehrhardt had zijn plannen met Parvus gehad. Weldra werd het betrekkelijk stil rond Parvus. Toch was hij een man die de moeite waard was om gekend te worden. Israel Lazarevitsj Helphand (men vindt ook gespeld Gelphand) werd op 27 augustus 1867 in het stadje Beresina in het gouvernement Minsk geboren. Er is betrekkelijk weinig bekend over zijn jeugd en zelfs het beroep van zijn vader staat niet vast. Vermoedelijk was de man smid of bankwerker. Ook is niet bekend in welke mate de familie nog aan het Joodse geloof hechtte. Waarschijnlijk niet te veel. De jonge Israel Helphand ontving een goede opleiding in Odessa, de stad waarheen zijn ouders verhuisden. Hij bezocht daar het gymnasium en kwam al op jeugdige leeftijd onder de invloed van revolutionaire stromingen. Evenals veel van zijn tijdgenoten was hij een groot bewonderaar van de Russische schrijver Tsjernysjevskij, die ook door Lenin zo werd geadoreerd. Daarnaast was de jonge Helphand sterk onder de indruk van de Oekraïense auteur Sjevtsjenko. In Odessa maakte hij kennis met het leven van de arbeiders en hij raakte bezeten van het idee dat er op de een of
andere manier politieke agitatie bedreven moest worden. Vooral om kennis te nemen van de literatuur over de wijze waarop de revolutie moest plaatsvinden, reisde hij in 1886 naar Zürich, waar een grote
| |
| |
groep Russische emigranten woonde. Mensen die een enorme produktiviteit aan de dag legden op het gebied van revolutionaire geschriften. Helphand schijnt al direkt gekozen te hebben tegen de populistische stroming (de narodniki) die een agrarische revolutie in Rusland voorstond en vóór de marxistische groep van Plechanov die in 1883 de Bond van de Bevrijding van de Arbeid had opgericht. Plechanov die ‘de vader van het Russische marxisme’ werd genoemd stelde dat Rusland eerst een geïndustrialiseerde staat moest worden om na een kapitalistische fase rijp te worden voor het socialisme. Niet de boeren moesten de revolutie uitvoeren maar het industriële proletariaat.
Na zijn verblijf in Zürich kon de jonge Helphand in Rusland niet meer aarden. Hij had de vrijheid in Zürich leren liefhebben en het verstikkende klimaat van een stad waar de geheime politie het leven beheerste en waar hij tengevolge van zijn Joodse afkomst gedwongen was een leven als tweederangs burger te leiden stond hem tegen. Het feit dat hij zo duidelijk gekozen had voor de marxistische stroming onder de revolutionairen speelde wellicht ook een rol. Deze ideeën immers inspireerden niet tot direkte aktie. Omdat Rusland nog niet als rijp gold voor de revolutie wezen de marxisten de terroristische akties van de narodniki af. Tenslotte voelde Helphand geen bijzondere liefde voor Rusland en het was zonder spijt dat hij het land in 1887 verliet om in Zwitserland een akademische opleiding te gaan volgen. Het is tekenend voor zijn relatie tot Rusland dat hij in Bazel ging studeren, een stad die niet zoals Genève en Zürich een grote kolonie van Russische emigranten herbergde. Zijn voornaam Israel wijzigde hij in Alexander, een verdere breuk met zijn verleden.
Helphands belangrijkste leermeester in Bazel was de marxistische ekonoom Karl Bücher (1847-1930) die hem aanspoorde een dissertatie te schrijven ‘Technische Organisation der Arbeit’ waarop Helphand in 1891 promoveerde. Die promotie liep wat minder vlot dan de bedoeling was omdat Bücher de universiteit inmiddels had verlaten en zijn opvolger de marxistische ideeën van Helphand moeilijk kon verteren. Na zijn studie in Bazel stond hij voor het probeem wat te doen. Hij besloot naar Duitsland te gaan waar de socialistische partij sterker was dan waar ook ter wereld en waar volgens de theorie de socialistische revolutie het eerst te verwachten was.
Karl Kautsky was de leidende theoreticus van de Duitse partij die na de periode van de onderdrukking door Bismarcks socialistenwetten een machtige organisatie uit de grond stampte met een reeks van kranten en tijdschriften. Helphand bezocht Kautsky in Stuttgart en al in 1891 verschenen er bijdragen van zijn hand in het door Kautsky geredigeerde theoretische tijdschrift ‘Neue Zeit’. Ook in andere partijorganen publiceerde Helphand en zijn artikelen maakten dat hij niet van de honger hoefde om te komen. Hij schreef over verschillende onderwerpen, waaronder ook over de ontwikkelingen in Rusland die hij steeds geboeid volgde. Het was vooral aan Helphand te danken dat de Duitse socialisten kontakt gingen zoeken met de Russische marxisten en dat hun vertrouwen in de narodniki als zouden die de belangrijkste Russische revolutionairen zijn ondermijnd werd.
Helphand was intussen zonder vaderland. Hij hoopte dat de Duitse socialisten hem aan één of andere nationaliteit konden helpen: het Duitse Rijk bestond uit verschillende staten. Maar hij kon geen Oostenrijker, geen Württemberger, geen Pruis, geen Beier worden. De invloed van de sociaaldemocratie was daarvoor te gering. Het gevolg was dat hij voortdurend het gevaar liep uitgewezen te worden. Wel was het zo dat hij de Duitse sociaaldemokratie als zijn vaderland beschouwde, maar dat hielp maar zeer betrekkelijk tegen de politie. Soms konden de socialisten hem namelijk wel helpen. Toen hij in 1899 samen met zijn vriend Marchelewski-Karski, een Pool die in hetzelfde schuitje zat als hij, het staatje Gera was uitgewezen, kon hij zich in München vestigen dank
| |
| |
zij de invloed van Georg von Vollmar, een ex-officier en leider van de uiterste rechtervleugel van de partij, die voor een verblijfsvergunning bij de Beierse regering wist te zorgen. Dit was een mooi staaltje solidariteit van socialisten onder elkaar, want Von Vollmar was bepaald geen vriend van het tweetal. In het jaar 1894 had Helphand in de ‘Neue Zeit’ een fel artikel tegen hem geschreven toen de Beierse sociaaldemokraten in de landdag vóór de regeringsbegroting hadden gestemd. Dit artikel was het eerste geweest dat hij ondertekend had met de naam Parvus, onder welke naam hij sinds 1894 grote bekendheid verwierf.
Die naam Parvus (de kleine) getuigde van zelfspot, want hij was een erg grote man die door de kinderen van Karl Kautsky ‘olifant’ genoemd werd: zij vervormden de naam Helphand tot ‘Elephanten’. Hij had een machtig groot hoofd met een door zijn opkomende kaalheid sterk uitkomend voorhoofd. Trotski zei dat hij het hoofd van een bulldog had. Solzjenitsyn vergelijkt Parvus' hoofd met dat van een nijlpaard. Ongetwijfeld is Trotski's typering raker. Op vrouwen oefende Parvus stellig aantrekkingskracht uit. De voormalige terroriste Vera Zasulitsj, die in 1878 een aanslag had gepleegd op de Petersburgse stadscommandant Trepov en die dank zij het feit dat zij voor een juryrechtbank kwam werd vrijgesproken, waarna zij emigreerde en zich tot het marxisme bekeerde, sprak over Parvus als over de ‘rob’ en Rosa Luxemburg had het gewoonlijk over de ‘dikke’. Beide vrouwen konden het goed met hem vinden. Over zijn relaties tot vrouwen in het algemeen werd veel gesproken en nog meer gefluisterd.
Kort na zijn aankomst in Duitsland huwde hij, maar hij leidde geen monogaam leven. Zijn vrouw Tanja schonk hem in 1899 een zoon. In 1905 liet Parvus echter vrouw en kind in de steek en hij liet het aan Karl Kautsky, wiens vrouw met Tanja vriendschap gesloten had, over om voor het door de ontaarde huisvader in de steek gelaten tweetal te zorgen. Behalve zijn wettige vrouw scheen hij verscheidene andere dames te hebben laten zitten met de gevolgen van een kortstondige hartstocht. Helaas is over deze zijde van Parvus' leven weinig bekend.
Behalve door zijn privéleven ergerde Parvus veel mensen door zijn scherpe polemieken. In de sociaal-demokratische partij nam hij vaak uitgesproken standpunten in. Fel viel hij uit tegen Eduard Bernstein, de man die de marxistische leer aan een revisie wilde onderwerpen. Het idee van Bernstein dat het kapitalistische systeem niet op instorten zou staan bestreed hij heftig. Daarbij was hij op zijn eigen manier ook een revisionist, zoals Bebel in wanhoop opmerkte, toen Parvus in 1903 bepleitte dat de socialistische fraktie in de rijksdag het vicevoorzitterschap van dat lichaam zou claimen. De wijze waarop Parvus een combinatie predikte van revolutie en evolutie was iets waar de orthodoxe dogmatici de grootste moeite mee hadden. Een kenmerkend punt van Parvus was zijn bepleiten van de algemene werkstaking niet alleen als een defensief wapen maar ook als een offensief strijdmiddel tegen het kapitalisme. Hij toonde zich een eigenzinnige, originele geest.
Met de Russische sociaal-demokraten bleef hij kontakt honden. Dit kontakt werd belangrijker toen hij zich links en rechts in de Duitse partij zoveel vijanden had gemaakt dat hij zijn brochures nog maar slecht gedrukt kon krijgen. De Russen hadden echter met grote bewondering toegezien hoe Parvus tegen Bernstein tekeer was gegaan. In 1899 maakte hij een reis naar Rusland, uiteraard niet onder zijn eigen naam en met een vervalste pas, om zijn geboorteland nog eens weer te zien. Er was juist een hongersnood geweest en een vriend van Parvus, de Münchense arts Carl Lehmann, wilde die hongersnood van de medische kant bezien. De reis duurde vier maanden en leidde tot de publikatie van het boek ‘Das hungernde Russland’ in 1900. De reis was voor Parvus van belang omdat hij kontakten legde met Russische marxisten.
| |
| |
Door zijn ontmoeting met Potresov in de stad Vjatka (het tegenwoordige Kirov) raakte Parvus rechtstreeks betrokken bij de plannen van een aantal Russische marxisten om in het buitenland een tijdschrift te gaan uitgeven, dat aan de Russische socialistische partij een theoretische basis moest geven. Dit blad werd de beroemde Iskra (de Vonk). Potresov was één van de zes redaktieleden, de anderen waren Plechanov, Martov, Vera Zasulitsj, Akselrod (ook een man die nauwe banden met Parvus onderhield) en Lenin. Voor de Iskra die in München ging verschijnen schreef Parvus verschillende artikelen. Met Lenin die toestemming had verkregen Rusland te verlaten en die zich daarna in München had gevestigd, knoopte Parvus ook banden aan. Toen de Russische sociaal-demokratische partij in 1903 in tweeën splitste, koos Parvus geen duidelijke partij. De twist ging, zoals bekend, over de vraag of de partij een brede organisatie moest zijn (het standpunt van de mensjeviki) of een straf geleide partij van aktief aan de strijd deelnemende beroepsrevolutionairen (het standpunt van de bolsjeviki). Het standpunt van Lenin beviel Parvus beslist niet en ook was hij door zijn kontakten met veel mensjeviki geneigd hun kant te kiezen, maar hij wilde een te scherpe breuk met Lenin, in wie hij toen al een groot man zag, vermijden. In deze tijd maakte Parvus ook kennis met Trotski. Voor beiden was de ontmoeting in de lente van 1904 een belangrijk moment in hun leven. Beiden hadden in de Russische sociaal-demokratische partij ongeveer dezelfde inzichten. Parvus stond vrijblijvend tegenover de partijen en kon dat als halve buitenstaander doen. Trotski was door de immense afkeer die Plechanov, aanvankelijk bolsjeviek maar spoedig overgelopen naar de mensjeviki, van hem had uit het mensjevistische kamp verdreven, maar hoorde ook geenszins tot de bolsjeviki. In zijn autobiografie vertelt Trotski hoe diep de indruk was die Parvus op hem maakte. Wel klaagt hij erover
dat in Parvus iets onberekenbaars en onbetrouwbaars zat. Het is
| |
| |
moeilijk om uit te maken in hoeverre Trotski achteraf zijn latere gevoelens ten opzichte van Parvus naar het jaar 1904 projekteert. Hij beschrijft hoe in het grote hoofd van Parvus de gedachten over de sociale revolutie zich vervlochten met die aan rijkdom.
Zowel Trotski als Parvus was er van overtuigd dat de revolutie zou voortvloeien uit de oorlogen die nu met de Russisch-Japanse oorlog een aanvang hadden genomen. De gesprekken die Parvus en Trotski hierover voerden leidden tot de theorie van de permanente revolutie. Parvus en Trotski meenden dat de Russisch-Japanse oorlog zou leiden tot een politieke omwenteling in Rusland die het begin zou zijn van een algehele krisis in de wereld en waarna een reeks revoluties een einde zou maken aan het kapitalistische systeem en de nationale staat. Bij een dergelijke revolutie in Rusland zouden de socialisten niet de kastanjes uit het vuur moeten halen voor de liberalen die vervolgens een burgerlijke demokratie zouden vestigen, maar de socialisten zouden de regeringsmacht voor zich moeten opeisen.
In de jaren voorafgaande aan de Russische revolutie van 1905 was Parvus overigens niet uitsluitend met dit soort gedachten bezig. Inderdaad was hem steeds meer het idee gaan bezighouden om rijk te worden, of in ieder geval financieel onafhankelijk, waardoor hij zelf aangenamer kon leven en ook de revolutie kon steunen. Parvus was hier zo mee bezig dat hij soms de realiteit uit het oog verloor. Maar alleen dromen deed hij niet. Samen met zijn vriend Julian Marchelewski-Karski (ze kenden elkaar nog uit hun Zwitserse studietijd) had Parvus een uitgeverij in München opgericht waarbij Parvus het genie was en Karski het werk moest doen. Eén gelukkige toevalstreffer bracht geld op. De uitgeverij kreeg de rechten van het toneelstuk ‘Nachtasyl’ van Maxim Gorki. Hiervoor had Parvus een illegale reis naar Rusland moeten maken om de zaak met Gorki in Sevastopol te regelen. Na dit ene sukses liep het echter minder goed met de uitgeverij. En toen in oktober 1905 de grote
| |
| |
stakingen in Rusland plaatsvonden liet Parvus de uitgeverij in de steek. Het is hem bitter kwalijk genomen en de vriendschap met Karski was direkt en voor altijd ten einde. Het onberekenbare en onbetrouwbare van Parvus' karakter stond weer eens goed vast. In hoeverre het plotselinge vertrek van Parvus een vlucht was is moeilijk te zeggen. Hij had immers ook een hartstocht voor het maken van revolutie en die kans lag nu voor het grijpen. Daarbij had hij nog een reden om uit München weg te willen. Zijn huwe lijk was mislukt en hij had een nieuwe vriendin die ook nog met hem naar Rusland wilde gaan!
Parvus had in 1905 evenals Trotski zeer gespannen de ontwikkelingen in Rusland gevolgd. Hoewel Parvus lang niet zo'n briljante rol als Trotski speelde in de revolutie van 1905, was hij toch een man van gewicht. Vooral was hij dit als theoreticus en als krantenmagnaat. Als revolutionair leider was hij een mislukking, omdat ieder charisma hem ontbrak. Parvus was ook de man die het ‘Financieel manifest’ had geschreven waarin de bevolking werd opgeroepen alle bankpapier te weigeren en alleen nog munten te aksepteren. De publikatie ervan leidde tot de arrestatie van de leiders van de sovjet. Nadat op 3 december 1905 Trotski en de meeste anderen gearresteerd waren, toonde Parvus zich een volstrekt onpraktische dromer die de ongewapende arbeiders met water als wapen tegen de politie wilde laten vechten. Groot talent toonde hij in het ontsnappen aan arrestatie, maar ook dat kon niet blijven goed gaan en op 3 april 1906 werd ook hij gearresteerd. Eigenaardig maar zeer menselijk is het hoe Parvus op weg naar de gevangenis nog een goede mogelijkheid had om te ontvluchten. Hij zou daarvoor de hem bewakende soldaat hebben moeten doden, maar hij konkludeerde dat hij een schrijver was en geen moordenaar. Toen hij in voorarrest zat kreeg hij bezoek van Rosa Luxemburg die over hem aan Karl Kautsky schreef: ‘Der Dick ist mager geworden, aber voller Energie und Laune’. In de Peter- en Paulvesting werd een zeer beroemde foto gemaakt van Parvus, samen met Trotski en Leo Deutsch. Parvus werd tot drie jaar verbanning naar Siberië veroordeeld, een zo milde straf dat hij zich eigenlijk een beetje tekort gedaan voelde. Trotski bijvoorbeeld werd tot levenslange verbanning veroordeeld en kon slechts dank zij een uiterst riskante vlucht uit Siberië zich aan die straf onttrekken. Overigens zou Parvus die drie jaar niet uitzitten. Onderweg volgde hij het voorbeeld van Leo Deutsch, een expert in vluchten, en via Petersburg keerde hij terug naar
Duitsland.
Hier reisde hij onmiddellijk naar Dortmund, naar zijn vriend Konrad Haenisch. Door het schrijven van een verkiezingsbrochure voor de socialisten verdiende hij zoveel geld dat hij prompt met vakantie naar het Gardameer kon gaan. In Duitsland ging het aanvankelijk niet slecht met Parvus. Zijn populariteit leek gestegen in socialistische kring door zijn avonturen in Rusland. In de zomer van 1907 bracht hij samen met Trotski een vakantie door in Saksen en Bohemen. Het leek een goede tijd. Toch zaten er moeilijkheden in de lucht. Er kwamen weer schandalen, of eigenlijk kwamen ze terug. De wijze waarop Parvus zijn uitgeverij in München en vooral zijn compagnon Marchelewski-Karski in de steek had gelaten, bleef zijn reputatie kwaad doen en daar kwam nu een ander, veel onfrisser schandaal bij. De Russische schrijver Gorki had, als gemeld, de vertaalrechten van zijn stuk Nachtasyl aan Parvus gegund en hij beschuldigde Parvus er nu van met de recettes, een bedrag van ongeveel 100.000 mark, aan de haal te zijn gegaan. Het geld was volgens Gorki opgegaan aan vakantiereisjes van Dr. Helphand. Het schandaal was daar. Er was een enorme hoeveelheid rook, maar of er echt vuur geweest is, is nooit overtuigend bewezen. Even onduidelijk en vaag als Gorki's beschuldigingen waren, was Parvus' verdediging. Gorki vergat de affaire zijn leven niet en zou de zaak op gezette tijden memoreren. Voor het moment werd het schandaal voor een onderzoekscommissie van
| |
| |
Duitse sociaal-demokraten gebracht. Het onderzoek (1908-1909) leidde niet tot een duidelijke en openbare konklusie. Het gerucht ging dat men Parvus aanried zich voorlopig maar niet te veel op de voorgrond te plaatsen. De affaire maakte dat Parvus het verstandigste deed wat hij kon doen: in 1910 ging hij uit Duitsland weg.
Via een kort verblijf in Wenen waar hij zijn vriend Trotski ontmoette die hem aan een baan als correspondent van een liberale krant in Kiev hielp, ging Parvus naar Constantinopel. Wat hem bezielde om naar deze stad te reizen is niet geheel duidelijk. Wellicht was het nieuwsgierigheid naar het nieuwe, Jongturkse régime, dat in 1908 aan de macht was gekomen, naar het antwoord op de vraag of dit zou gaan leiden tot een consolidatie of een afbraak van het vermolmde Ottomaanse Rijk. Misschien ook had hij al van te voren het plan om er zaken te gaan doen. In ieder geval was hij niet van plan om er erg lang te blijven: hij sprak over drie maanden. Het werden bijna vijf jaren.
De periode in Constantinopel is een tamelijk onbekende in Parvus' toch al niet overmatig belichte bestaan. Toch is het een uiterst gewichtige tijd geweest, want hier ging één van zijn dromen in vervulling. Hij werd schatrijk. Het Ottomaanse Rijk verkeerde in een periode van sterk verval en opkomende revolutionaire bewegingen. In dit troebele water wist Parvus als handelaar heel goed te vissen. Hij handelde in hout, ijzer, graan en wellicht ook wapens. Veel is er over die handel niet bekend. Duidelijk is wel dat hij op het gebied van de ekonomie niet alleen een groot socialistisch theoreticus was, maar ook een gewiekste kapitalistische practicus.
Het is vreemd dat een revolutionaire socialist plotseling zulke kwaliteiten bleek te bezitten. Maar er gingen nog veel vreemdere dingen gebeuren. Vreemd ging het lopen met de Socialistische Internationale toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak en uitermate vreemd zou de opstelling van de linkse socialist Dr. Alexander Helphand zijn. Iedereen in de socialistische beweging had de oorlog voor onmogelijk gehouden. De arbeidersklasse kende geen vaderland. De socialisten zouden weigeren om te gaan vechten voor de belangen van de kapitalistische klasse. Het was een dogma waaraan niet getornd kon worden.
Het is bekend hoe anders de werkelijkheid was. Toen de oorlog uitbrak stemden de socialisten massaal vóór de oorlogskredieten. Toen Lenin in zijn krant las dat de Duitse sociaaldemokraten dit gedaan hadden (zonder één uitzondering), weigerde hij aanvankelijk het bericht te geloven. Pas later viel de Duitse partij in tweeën omdat de principiële minderheid verder steun aan de oorlog zou weigeren. Overal in Europa verkeerden de principiële socialisten in moeilijkheden. Lenin, de felste hater van het tsaristische régime, werd in Oostenrijk-Hongarije, waar hij als emigrant leefde, gearresteerd, omdat de politie hem er van verdacht een Russische spion te zijn. Niet zonder moeite en de steun van Oostenrijkse socialisten kon hij uitwijken naar het neutrale Zwitserland. (Victor Adler kreeg Lenin vrij door uit te leggen dat deze vijand van de tsaar in wezen een bondgenoot van de Duitsers was. Op de vraag van de minister van Buitenlandse Zaken: ‘U zegt dus dat Lenin de grootste vijand van de Geallieerden is?’ antwoordde Adler: ‘meer nog dan Uzelf, Excellentie.’) Aanzienlijk erger nog dan wat Lenin overkwam was de gewetensnood van de socialisten die nog internationaal dachten. Ook in de neutrale landen maakte de ontreddering zich van de socialistische beweging meester. Hoe treurig de toestand was wordt door Trotski in zijn autobiografie geïllustreerd aan het verhaal over de twee socialistische afgevaardigden in het Zwitserse parlement die allebei dezelfde naam hadden: Johann Sigg uit Zürich, een rabiate germanofiel en Jean Sigg uit Genève, als frankofiel nog net iets fanatieker. Er waren natuurlijk overal nog de principieel internationaal denkende socialisten. Lenin en Trotski behoorden er beide toe en in Duitsland ging
| |
| |
een minderheid van de socialisten, met overigens de meest klinkende namen, zich van de partij losmaken. Trotski was aanvankelijk erg jaloers op Parvus die in Turkije zat en daar zijn handen kon schoonhouden en wachten op de revolutie die nu toch wel eens moest uitbreken. Maar Trotski vergiste zich in zijn vroegere leermeester. Parvus begroette de oorlog enthousiast en ging schaamteloos aan de Duitse kant staan. Verraad aan zijn idealen? Als zodanig zag Trotski het en hij brak met Parvus en wel voor altijd.
Of die breuk van Trotski met Parvus al een voorspel had gevonden in de enigszins verschillende opvattingen die Parvus en Trotski geleidelijk gekregen hadden over de theorie van de permanente revolutie is de vraag. Scharlau en Zeman, Parvus' biografen, stellen dit mijns inziens met te veel aplomb, waarbij zij zich beroepen op een passage uit Trotski's boek over Stalin. Het verschil van mening zou er in bestaan hebben dat Trotski in Rusland een echte socialistische regering voorzag en Parvus slechts een regering met socialisten erin die echter nog niet in staat zou zijn om werkelijk socialistische hervormingen door te voeren, waarvoor Rusland nog niet rijp was. Erg overtuigend klinkt het niet. Trotski schreef zijn boek tegen het eind van zijn leven en het had een sterk apologetisch karakter. Ook had Trotski er na 1914 alle belang bij om alle verschillen die er ooit tussen hem en Parvus geweest waren sterker aan te dikken. Hoe dan ook: de breuk van 1914 was volledig.
Wat Parvus, die na het uitbreken van de oorlog terugreisde naar Duitsland, ging doen was voor de internationaal denkende socialisten onverteerbaar. Hij zag het tsaristische Rusland als de reïncarnatie van de reaktie en in het Duitse Keizerrijk met zijn sterke sociaal-demokratische partij de vooruitgang. Derhalve moest de keizerlijke regering gesteund worden in zijn oorlogsinspanningen. Voor een Russische Jood die het tsarenrijk was ontvlucht, was een dergelijke redenering natuurlijk niet zo vreemd. Maar met evenveel recht konden de Franse socialisten volhouden dat zij als verdedigers van de parlementaire demokratie de oorlog tegen het autokratische Duitsland moesten steunen. Juister gezegd: met even weinig recht.
Toch was er verschil tussen Parvus en de gemiddelde Duitse sociaal-demokraat. Alleen was dit verschil wel zeer principieel maar aan de oppervlakte niet merkbaar. Parvus' enige vriend die hem zijn leven lang trouw gebleven is, Konrad Haenisch, kan als voorbeeld dienen. Haenisch die uit een goed burgerlijk milieu kwam en die toen hij als opgroeiende gymnasiast socialistische ideeën begon te krijgen door zijn familie in een gekkenhuis werd opgesloten, werd in 1914 weer de Duitse patriot waartoe zijn ouders hem hadden trachten op te voeden. Het was een zaak van zijn hart. Parvus kwam tot zijn pro-Duitse standpunt op rationele gronden. Dat zijn redenering niet klopte, doet aan het rationele karakter ervan niets af. Parvus was overtuigd dat de oorlog tot een revolutie zou leiden en gedeeltelijk kreeg hij gelijk, zoals ieder weet. Op grond van deze overtuiging ging hij onmiddellijk zijn diensten aanbieden aan het Duitse departement van Buitenlandse Zaken! Het was een eigenaardig monsterverbond en het heeft Parvus' reputatie geen goed gedaan. Wat Parvus wilde bereiken was revolutie en wat Buitenlandse Zaken wilde was een overwinning, waarbij revolutionaire aktie in de landen waarmee men wilde afrekenen een welkome zaak was. De affaire is natuurlijk hoogst onsmakelijk en iedereen met een minder gevoelige neus voor geld en meer inzicht in de beperkingen van de eenling zou zich nooit voor zoiets lenen. Gedeeltelijk sukses had Parvus wel met zijn akties. Op grote schaal wist hij met Buitenlandse Zaken samen te werken. Als belangrijkste Russische revolutionair schoof hij Lenin naar voren. Niet Trotski die toch een veel grotere staat van dienst had. Maar die had met Parvus gebroken en bovendien was Trotski waarschijnlijk te integer om zijn handen vuil te maken aan Duits geld.
| |
| |
Niet dat de betrekkingen tussen Parvus en Lenin overigens zo best waren. Een aantal kwaadaardige insinuaties in het perfide pamflet van Solzjenitsyn ‘Lenin in Zürich’ over de nauwe onderlinge relaties zijn zonder meer onjuist. De waarheid is dat Lenin zeer gereserveerd tegenover Parvus stond, al werkte één van zijn medewerkers Jacob Fürstenberg, beter bekend onder de naam Hanecki, nauw met Parvus samen en kon hij als verbindingsschakel fungeren.
Parvus was druk bezig in deze jaren met een import- en exportbureau in Kopenhagen. Via dit bureau werd handel gedreven tussen de elkaar beoorlogende staten Duitsland en Rusland. De winst werd gebruikt om de revolutie in Rusland te bevorderen. Verder stond hij aan het hoofd van een wetenschappelijk instituut dat zich officieel bezighield met een wetenschappelijke bestudering van het socialisme, maar daarnaast de revolutie moest bevorderen. Nauwe betrekkingen onderhield hij met de Duitse gezant graaf Brockdorff-Rantzau in Kopenhagen. Rantzau, een Duitse aristokraat met demokratische ideeën, had het grootste vertrouwen in Parvus en zijn plannen om in Rusland een revolutie te bevorderen. Tegenover het soms skeptische departement van Buitenlandse Zaken verdedigde Rantzau Parvus altijd. In deze tijd kon Parvus eindelijk een nationaliteit krijgen. Enigszins contre coeur werd hij Pruisisch staatsburger, nadat hij geen Rijksonderdaan had kunnen worden. Toch was Parvus lang niet altijd suksesvol.
Zijn optimistische voorspelling dat in 1916 de revolutie in Rusland zou plaatsvinden, werd niet bewaarheid. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat staatssecretaris Von Jagow de verdenking uitte dat Parvus de enorme bedragen die Buitenlandse Zaken in zijn affaires had geïnvesteerd in eigen zak had gestoken. Ook om andere redenen was Parvus voor Buitenlandse Zaken geen onverdeeld plezierige bondgenoot. Met geld van de Duitse regering gaf Parvus zijn patriottisch-socialistisch tijdschrift ‘Die Glocke’ uit. De naam was bewust ontleend aan het Russische tijdschrift ‘Kolokol’ dat Herzen indertijd in Londen had geredigeerd. In ‘Die Glocke’ stonden behalve artikelen met een patriottische strekking óók dreigende artikelen aan het adres van de bourgeoisie.
Nadat in Rusland in 1917 de februarirevolutie was uitgebroken en de nieuwe Russische regering toch doorging met de oorlog tegen Duitsland te voeren, werd Parvus' roi belangrijker en nog geheimzinniger. Parvus zorgde voor het overmaken van grote geldbedragen aan de bolsjeviki en hij bepleitte bij Buitenlandse Zaken steun aan deze groep. Met de befaamde tocht van Lenin door Duitsland naar Petersburg had hij echter niet rechtstreeks te maken. De geldmiddelen die via Parvus in het enigszins uitlekkende geheim in de partijkassen van de bolsjeviki vloeiden gaven voedsel aan de geruchten in Rusland dat Lenin een Duitse spion zou zijn. Iets wat uiteraard fel ontkend werd en waarbij Parvus' naam op allerlei manieren door het slijk gehaald werd. De situatie werd gecompliceerd. Een uiterst merkwaardige zet deed Parvus nadat de bolsjeviki aan de macht waren gekomen. Via Karl Radek deed hij aan Lenin het verzoek om te mogen terugkeren naar Rusland.
Het is niet eenvoudig om de motieven van Parvus voor dit verzoek te doorgronden.
Radek zag er het berouw in van Parvus die uit het moer as dat zijn leven geworden was wilde raken en een nieuw en beter leven wilde beginnen. Scharlau en Zeman menen dat Parvus voor zoiets te nuchter, te berekenend, te intelligent en te zelfbewust was. In hun ogen wilde Parvus, die zijn verzoek vergezeld deed gaan van een bereidverklaring tegenover een partijtribunaal rekenschap af te leggen over zijn gedragingen, na een rehabilitatie een leidende rol in de revolutie spelen. Een rol spelen in de revolutie was immers een even grote hartstocht van hem als zijn geldzucht.
Dat Lenin het verzoek afwees is gemakkelijker te verklaren. Het feit dat de bolsjeviki inderdaad grote geldbedragen hadden gekregen was
| |
| |
iets dat voortdurend ontkend was en men kon moeilijk door toe te geven aan Parvus' verzoek nieuw voedsel aan allerlei geruchten geven. Te meer waar de bolsjeviki nog niet al te vast in het zadel zaten en Parvus toch wel een erg gediscrediteerde figuur was geworden. Door de afwijzing van zijn verzoek raakte Parvus bitter gestemd. Het had tot gevolg dat hij steviger dan ooit in het gareel van Buitenlandse Zaken ging lopen. Na de machtsovername in Rusland door de bolsjeviki waren hun belangen sterk uiteen gaan lopen. Hij ging zich nu echter ontwikkelen tot een uitgesproken criticus van de bosjeviki en kwam scherp tegenover hen te staan. De opgelopen klappen maakten dat hij in een droomwereld ging leven die niet socialistisch was, maar Duits-imperialistisch. Door zijn eigenaardige politiek en de omstandigheden was hij in deze hoek gedreven. Gedurende deze hele periode verloor hij overigens nooit zijn materiële belangen uit het oog. Als handelaar, voor wie het onvriendelijk wil formuleren: als o.w.'er, verdiende hij in de oorlog schatten geld.
Toen na de instorting van het Duitse Rijk in Duitsland een grote chaos ontstond, besloot Parvus naar Zwitserland te gaan. Zijn persoon was in Duitsland te zeer een mikpunt geworden van kritiek van links en rechts. De nieuwe republiek was bepaald niet wat hij zich van de socialistische revolutie had voorgesteld en dit alles maakte dat hij zich weinig in Duitsland meer thuisvoelde. Gedurende enige jaren woonde hij in Zwitserland. Hij had een schitterend huis in Wädenswyl (bij Zürich) en betaalde belasting over een vermogen van 2.200.000 Zwitserse frank en een jaarinkomen van 123.000 frank. Het grootste deel van zijn inkomen was elders geïnvesteerd. Geruchten bleven over hem de ronde doen. In zijn villa zouden wilde orgiën plaatsvinden. Ondanks zijn rijkdom kwam hij in Zwitserland in moeilijkheden en wel op grond van zijn probolsjevistische verleden. Maar nu nam de Duitse ambassade het krachtig voor hem op.
Zij stelde dat Parvus een trouw lid was van de vaderlandslievende Duitse partij van meerderheidssocialisten.
Geleidelijk aan kreeg Parvus weer greep op de realiteit. Hij ging in 1920 bepleiten dat Duitsland een nieuwe Oostpolitiek zou gaan voeren, uitgaande van het feit dat de bolsjeviki vast in het zadel zaten. Nadat in Duitsland felle strijd over zijn persoon in de pers was gevoerd, waarbij met name Karl Kautsky hevige aanvallen op zijn privéleven had gedaan (hij rakelde de affaire met Tanja op), werd Parvus in 1920 Zwitserland uitgewezen. Hij moest wel terug naar Duitsland waar hij in Berlijn ging wonen in een zeer luxueuze villa op het schiereiland Schwanenwerder.
Hier sleet hij de rest van zijn leven. Hij was nog een gezien ekonomisch adviseur van de Duitse regering, overleefde een aanslag van één van de vele rechts-extremistische bewegingen en stierf in 1924. Over zijn relaties met de Duitse regering is niet al te veel bekend. (Alweer niet!) Bekendheid en Parvus zijn dingen die slecht samen gaan. Iemand die niet openlijk voor zijn bezoeken aan Parvus uitkwam, was president Ebert. Hij bezocht Parvus in het geheim. De invloed van Parvus op Ebert schijnt echter groot geweest te zijn.
Het vele onbekende in Parvus, toch een man die belangrijke rollen heeft gespeeld, zou de nieuwsgierigheid meer behoren te prikkelen. Het is echter maar al te zeker dat Parvus zeer suksesvol is geweest in het bemoeilijken van historisch onderzoek. Zijn persoonlijk archief is vernietigd. Veel feiten zijn pas aan het licht gekomen toen de archieven van Buitenlandse Zaken voor historisch onderzoek geopend werden. Ook is totaal onbekend wat er met zijn vermogen is gebeurd. Het is kort voor zijn dood op een geheime bankrekening in Zwitserland gestort. Wie zijn erfgenamen zijn is onbekend.
Wat er met zijn nalatenschap in de zin van zijn ideeën over het socialisme is gebeurd, is duidelijker. Geen enkele stroming onder de socialisten had ook maar enige behoefte Parvus als geestelijk leidsman en als theoreticus te
| |
| |
erkennen. Voor de sociaal-demokratie kon hij dat niet zijn. Zijn linkse verleden en zijn in wezen revolutionaire mentaliteit maken hem voor deze club, die zich liever laat leiden door Keynes en Hendrik de Man, onpruim-baar. Hoe moeilijk de communisten het met hem hebben is duidelijk. Na de excommunicatie van Trotski verdween Parvus' naam uit de boekjes. Als zijn naam een doodongelukkige keer al eens genoemd wordt, dan is dat steeds in ongunstige zin. Gecompliceerder ligt het bij de trotskisten. Uiteraard is Parvus te nauw met Trotski verbonden geweest om vergeten te worden. Het beeld van Parvus dat Trotski geeft en dat in de trotskistische geschriften naar voren komt is dat van een ‘goede’ Parvus van voor 1914 en een ‘slechte’ van na die tijd. Na 1914 zag Trotski in hem een typische meerderheidssocialist, een opportunist en een renegaat.
Het feit dat niemand in hem een voorman ziet is natuurlijk ook een reden dat het jarenlang geduurd heeft voor er een goede studie over hem is verschenen. Het geschrift van Haenisch (‘Parvus. Ein Blatt der Errinnerung. 1925’) bevatte waardevol materiaal maar was te hagiografisch van aard. De vele problemen waarvoor Parvus zijn biografen heeft gesteld zijn misschien niet alle overwonnen door het in 1964 verschenen werk van Winfried B.
Scharlau en Zbynék A. Zeman, maar hun boek is toch alleszins geslaagd te noemen. Het werk verscheen in twee talen, onder de titels ‘Freibeuter der Revolution’ en ‘The merchant of the revolution’. De boeken zijn niet geheel identiek, maar beide auteurs tekenden voor de twee versies. Het boek voorzag in een leemte.
Misschien is het juister te zeggen: het had in een leemte behoren te voorzien. Want al te veel aandacht is er niet voor geweest en de Duitse uitgave heeft jarenlang in de ramsj gelegen. Het is jammer, want het boek is goed geschreven en het had feitelijk een prikkel moeten zijn voor verder onderzoek. Helaas is degene die zich het meest geroepen heeft gevoeld het boek te gebruiken Solzjenitsyn geweest, die het wat eenzijdige verlangen koesterde zo veel mogelijk vuil naar Lenins hoofd te gooien. Misschien heeft zijn ‘Lenin in Zürich’ althans die goede kant dat het een hernieuwde belangstelling voor Parvus weet te wekken.
Want Parvus is nadere studie waard. Hij heeft het de kleinburgerlijke filibusters die socialisten en communisten vaak zijn (in tegenstelling tot anarchisten) niet gemakkelijk gemaakt.
Kenmerkend is de uitspraak van de Belg Vandervelde die eens van een partijgenoot zei: ‘Hij kan geen goed socialist zijn, want hij houdt van champagne’. Het had gezegd kunnen worden van Parvus met zijn dure auto's, luxueuze villa's, verscheidene rashonden en al zijn onmiskenbare trekken van een parvenu. Een man bovendien, die het tegendeel was van een goed huisvader. Maar die aanzienlijk minder verdorven was dan zijn tegenstanders hem hebben afgeschilderd. Van zijn geld gaf hij gul weg, en in de oorlog stichtte hij een tehuis voor Duitse kinderen in Denemarken.
De socialist Parvus verdient stellig nadere studie. De combinatie van een wezenlijk revolutionaire mentaliteit met daarnaast het ijveren voor direkt tastbare verbeteringen in het lot van het proletariaat vermag ook nu nog te inspireren. Hij heeft nog steeds iets te zeggen voor een ieder die fundamentele hervormingen in de maatschappij nastreeft. En hij kan nog steeds die bestuurders die daar te laks mee zijn schrik inboezemen.
| |
Naschrift
Dit stuk was al geschreven voordat ik het artikel van Boris Souvarine in Maatstaf van januari 1977 onder ogen kreeg. Het is verheugend dat van zo bevoegde zijde het boek van Solzjenitsyn over Lenin in Zürich is aangevallen, nadat het aanvankelijk welwillend was ontvangen. Dat het boek van Scharlau en Zeman veel detailfouten bevat, was ook mij niet ontgaan. Toch gaat het wat ver dat Souvarine stelt dat zij ‘er maar op los schrijven.’ In grote trekken is hun boek best bruikbaar.
|
|