| |
| |
| |
Terug uit Zeeland
Telefoongesprekken van Pim Gorsseler, uitgegeven door J.J. Peereboom; met een inleiding van Nanda Gorsseler-Breedvoet
Hierbij wil ik uw aandacht vragen voor enkele telefoongesprekken van mijn man, Pim Gorsseler (1921-1975). Sinds zijn dood in een vliegtuigongeluk in het Midden-Oosten heb ik een stapel kisten met geluidsbandjes onder mijn hoede die hij in de laatste tien jaar van zijn leven heeft opgenomen, eerst voor de grap en toen uit gewoonte. Ik dacht dat ze iets zouden zijn voor een historisch archief, maar ik heb telkens bot gevangen als ik ergens aanklopte.
Alleen die meneer die geloof ik Peereboom heet zei dat hij wel eens kon kijken. Leuk hoor, zei hij: heel origineel, de telefoongesprekken in plaats van de verzamelde brieven. Het is jammer dat hij toch niet een leuk stuk heeft uitgekozen. Voor mijn gevoel zijn hier pijnlijke gesprekken bij, en sommige zijn idioot. Ik had allerlei andere klaarliggen, maar hij zei Mevrouw schei uit, ik heb jaren ervaring in het vak en u kunt mij geloven: dat vreten ze. Ik weet niet of u wel eens iets vreet, maar ik vond die man zo vervelend, toen heb ik maar ja gezegd.
Het fragment komt uit een verdrietige tijd van mijn mans leven, toen hij zijn draai niet kon vinden. Hij was gescheiden van zijn eerste vrouw, met wie hij erg ongelukkig geweest was; en hij moest een nieuwe baan zoeken. Toch lachte hij nog wel eens. Hij bleef altijd lachen, en ik heb gezegd dat ik dat er absoluut in wou hebben. Zo komt het dat er h's staan als teken van zachtjes lachen, en H's van harder lachen. Als Pim onbedaarlijk had gelachen zouden er zeven H's achter elkaar staan; dat is het maximum, maar dat deed hij natuurlijk niet.
En de mensen waar Pim mee praatte komen er toch ook in? zei ik tegen die meneer. Niet dat ik zo graag wou, maar ik dacht dat het zou moeten. Nee, zei hij, dat is nooit. Maar we hadden juist gezegd dat het iets ongewoons is, uitgave van telefoongesprekken! Dat bedoel ik niet, zei hij: ik bedoel in uitgaven van brieven staan nooit antwoorden; tenminste haast nooit; en je kan wel aan Pim horen wat die anderen zeiden.
Ik hoop dat hij maar gelijk had. Hij sprak mij toe alsof hij twijfelde aan mijn gezonde verstand, en dan weet ik het zelf ook niet. Het liefst ga ik dan aan Pim zitten denken, en trek mij van de rest niets aan. Dat kunt u zich misschien moeilijk voorstellen.
i Met Gorsseler... Is meneer Plaggert er niet? - Ja, ik heb vanochtend de sleutel gebracht. Hij zou hier komen, maar ik ben de hele dag weggeweest en het is nog allemaal hetzelfde, en het is nu vier uur. - Ja, een lekkage, dat is ontzettend lastig. - Ja. - Nee. Komt hij nog terug? Het wordt al donker... - O. Nou, we moeten maar hopen. Als hij op de zaak komt... Ja, dat bedoel ik. Wilt u dat doen? - Graag. Want het is ontzettend lastig zo. - Jaja. Maar u begrijpt dat ik niet een paar dagen... h - Nou graag. Dag mevrouw.
ii Goede middag, kan ik Saskia spreken? - Saskia van Crooswijk. - Zeg maar Pim. - Dag, ben je net thuis? h - Nou h, dan was je misschien weg. - In ieder geval, ik ben net terug in Amsterdam dus nu bel ik h, zoals we afgesproken hadden. - O, ik heb mijn moeder naar Zeeland gebracht. - Ja. - Nou, ik had het je wel even gezegd. Maar goed, is het nou in
| |
| |
orde voor vanavond? - O. - Jaja. - Nee... - Nou ja, als het helemaal niet anders kan moeten we dan maar later op de avond... - O. - Ik dacht dat dat in ieder geval zou kunnen. - We moeten maar bellen dan. Bel jij? Nee, laat mij maar. h Nee, ik ben niet uit mijn humeur. Er is alleen een beetje een lek in de badkamer hier, dat is nogal hinderlijk. - Nee. hh - O, dan doe ik wel iets op, dat je me niet meer ruikt. - Ja, ga maar zo gauw mogelijk. - Nou, je weet wat ik leuk zou vinden. - hh - Ja. Dag... Zeg, maar ik bel dus... O. Nou ja.
iii Ja Rob... met Pim. - Ja ik ben nou thuis. Dus wat had jij? Het spijt me dat ik geen tijd had vanmorgen. Ik had beloofd om mijn moeder naar Zeeland te brengen. - Ja; nogal wat regen. Maar wat had jij? - Ja, ja. Daar heb ik naar gesolliciteerd. - Ja, Eger; die zat daar. - Jawel... dat weet ik zo'n beetje. - Nou dat is gelul - H. Ik weet niet wat het voor een zak is die zulk gelul verspreidt, maar dat slaat nergens op. - Ach welnee, schei toch uit. Dat Eger uitgekotst werd in de Arabische landen had niets te maken met joods of niet-joods. Wat er met hem was dat was dat hij een paar keer kans had gezien om zich te bezatten en met een kegel bij de sjeiks aan te komen, en dan verwachtte hij dat ze begrip hadden voor Israël, alsof het allemaal eigenlijk een lolletje was. - Dat is ook niet waar. Ik weet niet alle details uit mijn hoofd, maar hij is het soort vlotte jongen dat altijd zo opvallend mogelijk wil doen wat de mensen niet gedacht hadden, en dan moet je kijken hoe hij toch op zijn pootjes terecht komt. Daar is hij wel handig in; hij heeft nu ook alweer een baan. - Ach kom nou, Rob. Er zijn altijd mensen die denken dat je handel moet drijven door te zeggen, Meneer als u eerst hulde betuigt aan al mijn beginselen vooral natuurlijk als ze tegen uzelf gericht zijn, dan beloof ik nog niks maar dan mag u misschien kopen wat ik fabriceer. - Zo klinkt het mij wel. Het kan ook gewoon iemand zijn die mij in de stront wil duwen. - Ja godverdomme, ik weet niet wat jij vindt. Je gelooft het geloof ik allemaal, zomaar. - O; nou, welbedankt. Je weet nou hoe ik het zie. Allicht, allicht; iedereen is blij als iemand weer eens iets vuils bedacht heeft. - Ja! Natuurlijk, en als je nog meer mensen hoort die mij verdacht maken, meteen bellen, hoor. - Ja, het kan me wel schelen! Ik word er zo strontboos van dat ik nog het meeste zin heb om de telefoon in elkaar te trappen. - Het spijt mij ook. - Nee... - Ik blijf zeer kalm.
- Dag.
iv Gorsseler. - O dag; dag. - Ja... ja. O, was dat voor vandaag. Dat is wel moeilijk geworden, want ik heb... nou ja, verschillende problemen, en ik ben niet helemaal honderd procent. Mijn gezondheid niet. - Niets bijzonders. Een beetje grieperig, misschien. Ik heb mijn moeder naar Zeeland gebracht vanmorgen, en ik heb een heleboel nat en grijs naar binnen gekregen. - Ja... maar zou het niet net zo goed overmogen of zo kunnen? - O, dat is die week. O ja; o ja. Nou... - Wat dan? - Welke wijn... - O, wat lief. Dat had niet gehoeven. - Natuurlijk, het zou veel leuker zijn... - Ja, maar mag ik dan... - Als ik zometeen bel, tussen zes en zeven, kan dat? - Ja. Dan doen we dat. Sorry, het spijt me ontzettend, maar niet helemaal lekker zijn, en andere problemen, en dan ook dat de waterleiding kapot is, en de loodgieter is niet gekomen... - Ja. Misschien nog. Nou, ik bel je weer, straks. - Dag, tot straks. Als het effe ken doen we wat. - Dat zien we dan. - Dag; dag.
v Meneer Plaggert, is die er niet? - O. Met Gorsseler spreekt u. En mevrouw Plaggert, is die ook weg? - Jezes. - Ja, voor de waterleiding. - O. En wat in het boek staat dat gebeurt, bedoelt u. - Anders bel ik nog maar weer. Blijft u daar nog? - O nee. - Nou, geef nog maar eens de boodschap door. - Ja, ik wacht wel. Goeie middag.
| |
| |
vi Meneer de Wint graag. - Ja: is meneer de Wint er? - Met Gorsseler. - Hoe lang zou het duren? - O. - Ja dank u. - Ja... en hoe lang denkt u nu nog? - Nog heel even proberen. h - O mooi. - Ja Willem... met Pim Gorsseler. - Het gaat best. Nieuws heb ik nog niet, nee. Dat was ook niet te verwachten. - Neenee. - Ja. Nee, maar wel zijn er geruchten. Van een andere kant. Iemand, het doet er niet toe wie, die ken je ook niet, die belde mij nu op met een verhaal dat Eger ontslagen was omdat de Arabieren dachten dat hij joods was of niet genoeg anti-Israël naar hun smaak. Ik zei meteen, dat is gelul. - Nou ja wat ik dacht, dat is wat ik gehoord heb: dat hij teveel dronk, en niet onder de indruk was van de Arabische oorlogvoering. - Nee, daar zou ik niet alleen een nuance in zien. Er is een duidelijk principieel verschil. - Nou: of je zegt, de Arabieren vinden het niet goed dat wij meneer Eger sturen want hij heeft joodse relaties, of dat je zegt wij sturen meneer Eger niet meer want hij doet vervelend tegen de klanten. - De overgevoeligheid ligt niet speciaal bij mij; maar dat zijn sommige mensen die ik nogal goed ken. Het is dus ook een kwestie van publiciteit. - Nee... Natuurlijk zijn er grenzen aan mijn openhartigheid. In zo'n politieke sfeer, stel je voor. Maar er zijn ook grenzen aan de andere kant. Ik bedoel, aan de hoeveelheid verneukerij die je toelaatbaar vindt. Die ik toelaatbaar vind. - Maar niet helemaal onzeker. Het is juist mijn bezwaar dat als ik alles onzeker moet laten, dan krijg ik een zwevend gevoel. Gewichtloos, word je op die manier. - Jawel... maar wat niet zo grappig is is dat het ieder ogenblik op kan houden, en dan donder je op je reet. - H Helaas neem jij het niet helemaal serieus. - Maar er is toch ook niets concreets? - De brieven van wie... h van de Arabieren? - Geweldig. Alweer een attractie van die baan. H Daar ga ik me vast voorzichtig
op verheugen. - Ja, dankjewel. - Dag.
vii Gorsseler. - Met Gorsseler. - Nee, die woont hier niet. - Nee hoor, echt niet. Ik ken niemand die zo heet, meneer. - Dat zei ik niet. Ik ken niet zo iemand. h Ik ken zo iemand niet. - Nee, en ik heb geen verstekelingen in huis. Niet dat ik weet. - Ja, het moet een ander nummer zijn, meneer. - Doet u dat. - Veel succes meneer. - Nee, helemaal niet. - Dag meneer.
viii Gorsseler. - Hè nee meneer. - Ja, ik ben weer dezelfde. - Nee, maar al belt u tien keer, het verandert niet. - Ja, nee, dat begrijp ik. Niet leuk. h - Dat zou ik doen, als ik u was. - Nou, dag meneer.
ix Ja Gorsseler hier. Is dat meneer Plaggert? - Ah meneer Plaggert! Denkt u nog wel eens aan mij? h - O. Maar ik ben even dringend. Het is ontzettend lastig hoor. - Jawel, behalve dat u vanochtend zei dat u zou komen. - Ja... Ja, natuurlijk. - Hoe later op de avond... zeggen ze wel eens. U bent nog altijd welkom. Ik zit hier maar. h - Graag. - Dag meneer Plaggert.
x U spreekt met Gorsseler. Kunt u even voor mij kijken of Saskia van Crooswijk er is. - Nee, Gorsseler. - Graag. - O nog niet. Nou dan bel ik straks wel weer. Bedankt voor het kijken. - Dag.
xi Gorsseler. - O. Ja? - Ach beledigd... Ik houd niet van dit soort achterklap, dat is het enige. - Neeneenee. - Ja, bovendien begreep ik uit de manier waarop je het zei dat je meteen aanneemt als iemand iets over mij te verkopen heeft dat dat natuurlijk waar is, en dat ik het min of meer opzettelijk verkeerd zie. - Zo klinkt het, ja. - Ik had nog iemand aan de telefoon daarnet die er meer van weet, en ik zei hem hoe zit dat, er is toch niet een opdracht van de Arabieren gekomen om Eger er uit te trappen. Nou ja, hij zei nee natuurlijk niet. Nooit van gehoord. - Ja, interpretatie... Je kan het ook verdraaien van de feiten noemen. - Ik heb het niet allemaal op de band
| |
| |
staan, nee. Maar ik zou niet weten wie dat wel heeft. - Nee, dus... - Laat ze dan met feiten aankomen; en met zichzelf, als ze tenminste iemand zijn. - Al die anonieme stemmen in het donker... - Ja, nou... Het donker zit er vol van, zeg. Ik weet niet, hoor. - Nou bedankt. Dat kan tenminste. - Nee, ik overdrijf het misschien, maar er is ook geen lol aan op deze manier. - Nou ok. - Ja goed. - Dag.
xii Gorsseler. - Ach nee... Nee, ik ben het nog steeds. - Ja, ik was wel in gesprek, dat wil niet zeggen dat ik bezig was om iemand anders te worden. - U moet nu toch maar toegeven, vind ik. - Nee, echt nooit van gehoord; en hij woonde hier ook niet vorig jaar. - Nee hoor, geen dank. - Gorsseler, ja. - O ja. - Ja mooi. Dag meneer Den Apt. - Ja ja; met een p. - O! Dat zou ik niet gauw denken. Dag meneer Den Apt.
xiii U spreekt met Gorsseler. Wilt u even voor mij kijken of Saskia van Crooswijk thuis is gekomen? - Graag. - O dag. Hoe is het nu... - Met Pim. h - O. - O. - Nou ja, dan weet je het min of meer zodra je daar bent. - Ja. Nee, ik kan daar wel even opbellen. - Nou... waarschijnlijk is het makkelijker als ik dat maar doe. Wat is het nummer? - O. Dan vraag ik wel naar je. - Ja... hh; dat maakt wel een gewichtige indruk. - Probeer dan tenminste te regelen dat we om tien uur of zo... - Nee; nou ja maar rotweer, wat heb je daar nou voor last van. - Ja, over drie kwartier zowat. - Dag.
xiv Met Gorsseler. - O, meneer Plaggert, ja? - Wat is er dan? - Wat, hebt u dan iets? - O, uw zuster. O. Tjeetje. Is die ziek dan. - Welk ziekenhuis? - Ja, dan weet ik het ook niet. Het is wel somber. - Was u nou maar vanmorgen gekomen. - Ja... - Ja, als u nog kans ziet... - Al is het maar om even te kijken. - Ja, als u het voorlopig zou kunnen... hoe noem je dat... stelpen. - Ik blijf hier. - Nou, het beste met uw zuster. - Dag meneer Plaggert.
xv Gorsseler. - O ja. Dag; dag. Ja, wij zouden nog even bellen, hè, over die wijn en zo. - Nee... natuurlijk; maar die wijn is toch ook een attractie. Alleen... - Ja. Moeilijk, ja. Ik ben niet helemaal fit, en ik ben niet helemaal klaar, en ik ben niet helemaal in mijn humeur... Lastig zie je. - Nee inderdaad, dat is er ook nog. Die is ook nog niet geweest. - Daarom, zie je. - Het zou natuurlijk heel leuk zijn; veel leuker wel dan niet. - Ja. Je vindt het niet een beetje rotweer? - Nee, dat is waar. Maar wat zei je nou, ga je dit weekend al weg? - Nou, het beste wat ik kan zeggen is toch, mag ik nog even bellen, of mag jij nog even bellen, over een uurtje, of anderhalf uurtje, of zo? Zo na achten? - Nee, ik weet het niet, maar ik wil wel. - Dus we bellen nog even. h - Precies hoe laat dat merken we nog wel, maar in ieder geval bellen we even. h - Nee, maar daarom bellen we dan nog even. - Dus bel ik jou dan, of jij mij? - Nee, natuurlijk. We bellen. - In ieder geval bellen we. - Dag; dag.
xvi O Ellen, met Pim. Is Rob er niet? - Nee...; maar ik wou hem even spreken. - Ach ruzie... Een beetje humeur. O. Nou, dan kan hij misschien terugbellen. - Ja graag. - Met mij verder wel goed. h En jou? - O mooi. h - Nee h, dat is zo. Vaak alleen oud brood. - - Dat zou heerlijk zijn. Na morgen iedere dag. - hh Nee, ik bedoel daar mag je er een uit kiezen. - Ik bedoel, misschien zou je zo lief en vriendelijk willen zijn om er een te kiezen. - Nou graag. En vraag je dan of Rob belt? - h Ja. Dààg. Tot gauw.
xvii Ja, u spreekt hier met Gorsseler; kunt u voor mij juffrouw van Crooswijk vinden... mejuffrouw Saskia van Crooswijk... zij is in een gezelschap van... - O, dat weet u. Graag. - Ah! Heb je nu eindelijk beter nieuws? Om misverstand te voorkomen, je spreekt met Pim Gorsseler, weet je wel. - O.
| |
| |
- Waar moeten zij nog heen? - Nou, dan kan het onmogelijk laat aflopen. - O. - Ja, nou ja. h - HH - Nee.... daar bedoel ik niets mee. - Ik weet het ook niet goed meer. Ik wil je wel komen halen; ondanks het slechte weer. - Nee... - Ja... Ja, waarschijnlijk ben ik hier wel. - Laten we dat dan maar doen. Ik zal in ieder geval wachten tot... zeg maar negen uur. - Bel dan in ieder geval even. - Ja, goed. - Nou ja, en dat ik er in ieder geval tot negen uur ben, dat wil niet zeggen dat ik daarna in ieder geval weg ben. - Ja. - Dag.
xviii Gorsseler. - O dag. Gaat het allemaal goed? Die provincie is niet alweer overstroomd, of zo? - Nee... Nee, dat is goed gegaan. Zonder mankeren. Nu zit ik hier. - Nee, die is niet geweest, die l...ummel. Het is hier binnen ook al nat; en er is niet eens een knappend haardvuur. - Je bent geen dank verschuldigd. Je hebt mij vroeger ook heel vaak naar school gebracht; dat ben ik nooit vergeten. - Goed zo. - Ja ik hoor het wel. - Dag moeder.
xix Met Gorsseler. - O ja, Rob, ja, ik heb Ellen gevraagd... want wat mij nog bezig hield is dat het in zo'n geval toch beter is als ik maar weet wie die mensen zijn die geruchten over mij verspreiden. - Nou ja, over die baan. - Hoe bedoel je, dat weet je niet. - Nou die dan; dan vraag ik hun wel verder. - Van iemand moet het komen, zou ik zeggen. h - Jawel, dat is natuurlijk zo; maar ik ben minder gauw geneigd om te zeggen daar kom je niet achter, omdat het over mezelf gaat. Tenminste, voorzover er kans is dat ik die baan krijg. Ik word daar erg onrustig van, dat kan jij je misschien niet voorstellen. - De onzichtbare vijand... Dan denk ik, nou weten ze dat godverdomme ook alweer bij voorbaat te verpesten. - Ja, ik vind het allemaal zo klotig... Godverdomme; die lullentroep. - Jaja. - Nou, o. - Ja, doe dat dan. - Als jij iets kan ontdekken. - Ja, Ellen zei daar iets over. - Zondag. - Ja, dat kan. Graag. Zondag. - Nou ik wil graag iets weten. - Goed. - Ja. - Dag.
xx Gorsseler. - Hallo. - Hallo! - Ha-Lo! - Nou, hoor ik nog eens wat? - Hallo? - Nou ja, godverdomme.
xxi Met Gorsseler. - O! Ja. Zo. Was jij dat daarnet ook, die niets zei? - Ja. - Nee, dat doen ze niet bij heren. - Nee, ik geloof dat die dat ook niet doen. - En hoe is het nou? Zijn die Brabanders weg. - En kan je dan langzamerhand... - Wat, moe? - O. Moe. - Je zou je door mij kunnen laten opvijzelen, juist, hh - Ja, god, nee, ja, jezes, nee. - Ja, er zijn altijd volgende dagen, zolang het duurt. - O zeg, wacht even, de loodgieter moet dringend wat zeggen. - Saskia? - Ja, ik ben er weer. - Maar het is hem toch niet gelukt. Hij heeft het nu zo gemaakt dat de kraan helemaal niet meer open mag. Eerst lekte het maar gewoon, als ik vlug water nam; nou lijkt het wel een brandspuit. - Ja, dat zou handig zijn. H - Het is een vriendelijke beleefde man, met een hoed op. - Zondag; zondag weet ik niet zeker. Dan heb ik een halve afspraak, daar zou ik iets aan moeten doen. - Een halve afspraak is als het nog niet definitief is. - Ja, dat noem ik een halve. - Jij kan daar toch niet over klagen; over half. - Ik wel, ik moet met nog minder toe. Zeker vandaag. - Ja.... Reuze advies. - Nee... ach nee. - Nee, dat begrijp ik wel. Ik bel je morgen, over zondag. Kan dat? - Alleen nog even: als je nou ineens niet meer moe... Ben je d'r nog? Saskia? O, nou...
xxii Ellen, met Pim. Ja... is hij alweer weg, Rob? - O. Ik wou nog even iets met hem bespreken. - Nee; niet ontzettende haast. - Jawel... Dat kunnen we dan wel doen. Alleen, zondag had ik een soort halve afspraak, blijkt nu. Dat was ik vergeten. Zou voor jou zaterdag of maandag hetzelfde zijn? - O! - Ja, dat is wel erg veel later. Nee, dat is niet leuk. Dat moet dan maar niet. Dus graag, zondag. - | |
| |
O vast niet. Dan ben ik weer één grote glimlach. HH - Leuk, ja - Dag.
xxiii Met Gorsseler. - O hallo. Ben jij nog op kantoor? Dat kan toch niet... Heb je soms geheime informatie over Eger, die je vanochtend niet kwijt wou, met allemaal secretaressen om je heen... hhh - Zo! - Is het dan zeker? - Jawel... Ik wil me alleen niet blij maken met, hoe heet dat, een lege dop... - Neenee. En wanneer hoor ik het dan officieel? - Nee... h - Uitstekend. - Nee, wat dacht je! hh Nee... het is alleen het soort dag geweest waar ik mat van word. Je weet waarom, ten dele. - Ja, o, er was nog meer, ja. - O, ongetwijfeld. Ik begin al op te knappen. Ik geloof dat ik al iets voel. hh - Erg bedankt voor je bericht in ieder geval, hoor. - Ja, graag, h - Nee natuurlijk, dan bel ik jou meteen weer. - Dag. Nogmaals bedankt.
xxiv Met Pim. Nou, hier ben ik dan nog. Wat zullen we nu doen. - Nee, ik was het helemaal niet vergeten, natuurlijk niet. - Bezoek? Wie dan? - Die ken ik niet. Maar laat haar dan naar huis gaan. - Jawel... - Wat wij afgesproken hadden was dat we nog even zouden bellen en dan zouden we iets doen. - Nou ik wel; en ik heb nu ook echt iets nodig, het is een ontstellende dag geweest, anders kom ik helemaal niet tot rust. - Nee, ik wil best naar jou toe komen; maar zij mag er niet bij, nee. - Ik wil alleen jou, met of zonder wijn; hier of bij jou, wat je wil. - Nou goed. Tot zo... Nanda! Nanda!... O, je bent er nog? Ik vergat bijna te zeggen, dat is eigenlijk dringender dan wijn: ik heb nog steeds mijn waterprobleem hier, en ik krijg nu helemaal niets meer uit de kraan. Zou jij wat water bij je wijn willen doen? - Nee, niet symbolisch, wat dacht je. Dat komt toevallig zo uit. Ik zeg maar wat. - Ja; maar niet echt doen hoor. Apart houden. Gewoon een grote fles gewoon leidingwater. - Alles heel gewoon. Maar wel een gesjouw, hè? - Als je hier dan bent moet je je maar door mij laten op... eh... opfleuren. - Ja, denk ik ook. Ik zal de droommuziek vast op de grammofoon leggen. - Ja, nou... Misschien blijf je dan hier. - Tot zo, dag; tot zo.
|
|