| |
| |
| |
Portfolio Golino
Door Joyce & Co
So viel Arbeit um ein Leichentuch!
August Graf von Platen
Toen de Uitgever aan wie ik het door mij persklaar gemaakte en uitgetypte script van de narcistische roman Erwin ter inzage had gegeven, tegenover mij zijn twijfels uitsprak over de authenticiteit van de geschriften en hun auteur, kon ik zijn twijfels niet onmiddellijk uit de weg ruimen, daar ik, iemand die de wil van een ander uit piëteit ten uitvoer brengt, zelf slechts een vriend ben van vrienden van de schrijver en bij zijn leven nooit het genoegen van een kennismaking heb mogen smaken. (Het is juist deze distantie geweest die de Firma ertoe heeft gebracht mij met de ordening en uitgave van zijn nagelaten werken te belasten, niet in het minst ook omdat ik haar in lucratiever werkzaamheden niet van nutte kan zijn.) Aangetrokken door de plaats van het onheil als ik ben (een zwart pijltje geeft de plaats aan waar het lijk werd gevonden), heb ik de Uitgever echter beloofd bij een volgend bezoek wat naspeuringen te verrichten, want men zal zich herinneren (zoals bleek uit onze overlijdensadvertentie) dat ik reeds eerder Carolon Casa te Golino heb bezocht om de papieren en aantekenboeken op te halen die de Firma voor zich opeiste. Daar dit eerste bezoek onaangenaam samenviel met de ongelukkige zelfmoord van Erwin Garden, en mij op deze wijze een ontmoeting nog op het laatste moment zo onhoffelijk ontzegd werd, ben ik niet in staat geweest mij verder op de hoogte te stellen van de leefomstandigheden van Erwin Garden - omstandigheden die mij nog onbekend en onbelangrijk waren - maar moest ik mij, mijn missie voltooid hebbend, zo snel mogelijk terugtrekken buiten de Zwitserse grenzen, daar ik begreep dat een confrontatie met de Zwitserse autoriteiten, of, wat dat betreft, met de nabestaanden van de overledene, mij wel eens voor lastig te beantwoorden vragen kon stellen. Vergeefs zal men mij dus vragen naar het graf van Erwin, of naar de executie van zijn testament voor zover het geen letterkundige zaken betreft; dat zijn
familie-aangelegenheden waar ik mij discreet buiten dien te houden; in een Italiaanse huurkerk moet een sterk onderbezette uitvoering van Berlioz's Requim opgevoerd zijn, ik ben daar dus niet bij geweest. Over de identiteit van de meest direct betrokken geliefden en verst verwijderde familieleden zijn dan ook platte, zwarte strookjes geplakt. Het zou trouwens geen zin hebben Erwins graf te tonen - een heel dorp, het landschap, ja de wereld is te klein nog hem te bergen. Tussen Erwins papieren vond ik het Amerikaanse adres van zijn grootste vriend, de schilderende Markies over wie Erwin een bijna gecompleteerde sentimentele educatie heeft achtergelaten; daar, op het Olympisch schiereiland van de staat Washington, bleek een inmiddels failliet gegane ‘winery’ gevestigd te zijn, waarvan de eigenaar per zeilschip naar Europa zou zijn afgereisd. (De Firma liet mij weten dat de Markies geen belangstelling of commentaar had en dat ik mijn onderzoekingen in die richting moest staken.) Keith Snell, Erwins partner in werk en studie, had al onmiddellijk na Erwins dood contact met mij opgenomen, maar wist over de omstandigheden van zijn laatste levensdagen ook niet veel te vertellen, omdat hij hem al minstens een half jaar niet meer had gezien.
Südlicher Schweiz, dahin, dahin! Ik besloot samen met de fotograaf Frans Verpoorten jr. nog eens naar Golino te reizen om alle stoffe-
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
lijke overblijfselen vast te leggen op gevoelig papier. Tot dat doel reisden wij met de internationale trein voor Milaan tot Bellinzona, stapten daar over in een lokale trein naar Locarno om weer over te stappen in een boemelt je dat ons stapvoets bij het stationnetje van Intragna bracht; met een huurauto bereikten wij Golino, waar het eerste wat ons opviel was dat de nieuwe weg die het dorpje links laat liggen, nu geheel gereed was zodat wij de eerste keer bijna de afslag misten en aan ons reisdoel voorbijreden. Op het kleine, sombere dorpspleintje huurden wij voor een paar dagen een kamer in een oud patriciërshuis van signora Fusetti-Leoni; door de open ramen hoorden wij 's nachts het klateren van de bron op het pleintje, een zeer vertrouwd geluid. Ik zei dat het eerste opvallende de nieuwe weg was waarvan Erwin de aanleg beschrijft, maar zulke dingen registreer je zijdelings, ze zijn niet belangrijk; wat ons onmiddellijk als een sprookjesachtig waas omhulde toen wij over de van regen glimmende rails voor de stationsrestauratie van Intragna naar buiten liepen, was een geur van zoete regen en brandende houtvuren, want alle drie de dagen van ons verblijf regende het en de dagen werden al kouder en korter. Bij het ontbijt in de keuken van signora Fusetti de volgende morgen liet ik onze gastvrouw een lijstje zien van de namen die ik wilde natrekken; ze keek er lang en aandachtig naar en borg het toen in haar gastenboek met de belofte er later op terug te komen, wat ze, ondanks ons aandringen, nooit heeft gedaan, waarschijnlijk gebelgd dat ze er zelf niet op voorkwam.
Nu volgde een ontmoedigende excursie: van Carolon Casa, zoals ik het gezien had in de vroege morgen van die zesde oktober, was niets terug te vinden; voor de deur stonden goedkope auto's geparkeerd, in de tuin was een lelijke garage gebouwd (weg pijnboom, weg stenen tafel), in het huis woonde een flink gelede familie die ons, middels een in interlok geklede grootvader, best wat nostrana wilde schenken en over het houtvesterswerk in de patriziaten wilde vertellen, maar de vorige bewoners niet erg interessant vond. Voor het roze geschilderde huis waar het bejaarde echtpaar Bernasconi had gewoond, op de voorhof tegenover de poort van de kosterswoning, was geen hond aan een ketting meer te bekennen, het huis stond leeg en men vertelde ons dat het oude vrouwtje gestorven was en dat haar echtgenoot in een bejaardentehuis was opgenomen. Het werd mij treurig te moede, de vergankelijkheid der dingen... Door het steegje liepen wij naar het poortje waar het winkeltje, blijkens de schilden Eldorado-gelati, Rivetta en Parisienne, nog steeds gevestigd was. In een pandemonium van geuren wachtten wij tot de winkelvrouw haar oude moeder Terti van achter had gehaald; zij moest lachen en wenen tegelijk bij het horen van de naam Erwin: il Olandese, si, si, il poveretto! en ze sloeg een kruisteken en gaf ons ieder een zuurtje en een ansichtkaart. Ook bij huize Brunoni hadden wij geen succes: Aldo had zijn artistieke praktijken naar Ascona verplaatst en zijn broer werkte op een bank in Zürich. Langs de forellenkwekerij voerde onze speurtocht naar het Schnörkelund-Muschel paleis van dr. Müller: hier geen verhuizing of sterfgeval, Müller was wegens malversaties gearresteerd en zijn personeel uitgekocht. Inmiddels liep het tegen de avond en gingen wij eten in de osteria waar de patroon, de dikke Masa, ons wantrouwend aanhoorde tot hij onderbroken werd door de binnenkomst van een zestal
Zwitserse springstofdeskundigen die op de berg bezig waren met een project; het was mij of ik dit alles al eens had meegemaakt, merkwaardig en mysterieus, maar tegelijk ontdaan van alle geladenheid die het onweer van die beruchte 5 oktober met zich mee had gebracht.
De volgende dag probeerden wij de overige adressen: het postkantoortje werd gedreven door een zoon van de oude postmeester, die zich goed herinnerde hoe Erwin met hem altijd kwam praten over de sneeuwval in de
| |
| |
bergen en de berijdbaarheid van de passen, ‘alsof hij steeds bezoek verwachtte van de andere kant van de alpen.’ De koster troffen wij niet thuis, het was door de week, er werden ook geen missen gelezen in het kerkje en de oude Zurini werkte elders op een timmerfabriekje; Patricio zat in Intragna op school en Carla werkte volgens haar moeder nu in het Ospedale van Intragna; uit de kamer van haar dochter haalde ze voor ons een vage foto waar Edwin op moest staan, op de achterkant het bekende handschrift met zijn naam, ‘alla mia Carla’. Wel was signora Zurini zo vriendelijk de deur van de kerk voor ons te openen, waar wij even rondkeken en de gerestaureerde toren beklommen, vergezeld door het bonzen van de klopgeest en begroet door de uilen, vleermuizen en zwaluwen waar Erwin zo bevriend mee was. Daarna wandelden we naar de stationsrestauratie van Intragna, een kwartier gaans, en wie beschrijft onze verbazing toen we daar achter de tap een meisje aantroffen dat Erwin wel erg intiem gekend moest hebben en dat hevig bloosde bij het noemen van zijn naam: Françoise Delon, die na de arrestatie van haar werkgever was komen helpen in de restauratie waar haar zusje Vesna ook al werkte. Het was een aardig meisje; ze onthaalde ons op een glas campari-soda en vertelde dat Erwin hier altijd televisie was komen kijken als er een Italiaanse speelfilm werd uitgezonden. Tenslotte bezochten we de pastorie, waar een jonge swingende pater ons zoemend vertelde dat don Gheraldo vorig jaar met pensioen was gegaan en weer naar zijn geboortedorp was teruggekeerd.
Al deze dingen waren nogal ontmoedigend, zo kwamen wij de echte Erwin niet op het spoor. Die nacht op onze kamer beraadden wij ons wat ons te doen stond op de laatste dag die ons overbleef. Toen pas, in het langgerekte moment tussen waken en slapen, besefte ik onze verwarring: immers, er bestaat een wereld van boeken, zoals ik het ergens bij Erwin had gelezen, en een andere wereld, die niet meer denkbeeldig of minder toevallig was dan gene; die boeken waren zijn leven en dus de echte, eeuwigdurende wereld, terwijl de rest, zoals wij ook ervaren hadden, een onwerkelijke, onplezierige en vergankelijke droom was, waarin slechts enkele dingen af en toe herinnerden aan de echte wereld, en hoe vaker dat het geval was, des te gelukkiger wij! Het had voor ons geen zin het verdwenen scheermes op te sporen, de afstand van de klokkenkamer in de toren tot de plavuizen op de grond te schatten en de tijdsintervallen tussen het luiden der klokken die een verblijf daar toestonden, nutteloos de ‘negen mm kort’ op te sporen en de in het lichaam gevonden kogels te vergelijken met de groeven in de afneembare en verwisselbare loop; in het labyrinth van de geest moesten wij afdalen, de idee fixe van deze fantastische symfonie moest ons voortdurend voor ogen staan. Voor zover dat mogelijk was, moesten wij de volgende dag verschillende situaties uit het leven van de jonge Erwin naleven. Ik veronderstelde dat deze jeugdige schrijver getroffen was door de zedelijke ziekte die Chateaubriand de golf der hartstochten noemt, na de vreugde en het verlies van een jonge vrouw die al de bekoorlijkheden in zich verenigde van het ideale wezen dat zijn verbeelding zich droomde en op wie hij hevig verliefd was geworden. Maar zijn eigen droefgeestige weerspiegeling en haar voorbeeld vervolgden hem onafgebroken als een dubbele idee fixe. De overgang van deze toestand van droefgeestig gedroom, onderbroken door enige vlagen van ongemotiveerde vreugde,
naar die van razende hartstocht, met opwellingen van woede en jaloezie, de terugkeer tot tederheid, de tranen, de religeuze vertroostingen, dit alles was het eerste deel van zijn symfonie. Wij moesten de kunstenaar naleven in de meest verschillende omstandigheden van het leven: temidden van het rumoer van een afternoon-tea (bij afwezigheid van dr. Müller schaakten Frans en ik een grillige partij in de osteria, waar de thee met tessiner teller al spoedig plaats moest maken
| |
| |
voor een boccalino nostrana), in stille bewondering voor de helse schoonheid van een ingestorte brug over een stilstaande poel in een snelstromende rivier met grote kiezels, een eiland met een tolhuis en een oude paardenherberg hoog boven langs de weg; maar overal, zowel binnenshuis als buiten, ontglipte ons de idee fixe die de onrust had veroorzaakt in zijn ziel. Toen wij, op het eind van die middag, rusteloos de berg opgingen langs de oude watermolen, hoorden wij in de verte twee herders, die om strijd een lied zongen in het ideale landschap, maar we konden dit landelijk duo niet vinden en verdwaalden in de sfeer van de omgeving, het lichte geritsel van de bomen die zachtjes door de wind bewogen werden. Welke hoopvolle vooruitzichten moesten op die avond van de vijfde oktober zich aan de dichter hebben voorgedaan, wat alles had ertoe bijgedragen zijn hart die ongewone kalmte, zijn gedachten zo'n blijde stemming te geven? Hij had toen nagedacht over zijn eenzaamheid, die hij weldra hoopte te verlaten, een adagio waarin hoop en vrees tegelijk opgingen en gelukkige gedachten vertroebeld werden door donkere voorgevoelens. Eenzaamheid en stilte, en in de verte was er een onweer komen opzetten met rollende donder, hij sliep. Si fece rinnovare per nome di musica il giorno di cinque ottobre 1972: daar vonden wij een boom waar de bliksem was ingeslagen, naast een kapelletje, bij een brug over het ravijn; hierlangs voerde de weg naar de styx. Hij was voortgegaan op de tonen van een mars die nu eens naargeestig en woest, dan weer schitterend en plechtig was en waarin een dof geluid van zware aandoening zonder overgang veranderde in het hevigste geraas. Een rondedans van schimmen, monsters en randfiguren, allen verenigd voor zijn nachtwake, had zich vermengd met de doodsklok (ah, Mephistophelis), nog voor de zich in schaduwen aftekenende idee fixe werd weggeflitst (machteloos de snelste film
en het grootste diafragma) door het noodlottige schot dat de zwarte spiegel aan barrels schoot. Een naamloze verwarring volgde op de epifanie van Erwin, die wij met zoveel schijnbare paradoxen ook na het ontwikkelen van de foto's niet kunnen wegnemen: ofschoon het op al onze opnamen regent, net als op vijf oktober 1972, is alles leeg, zijn nergens mensen te bekennen; op al deze plaatsen heeft Erwin gestaan en gelopen, en als u hem op elke foto mist, als u deze leegte opvalt, is het omdat u, hypocriete lezer, niet vermag te zien wat Erwin zag, de binnenkant van zijn graf dat dit dorp hem was, waarvan elke opname een portret van de dood is: es mehrt den unendlichen Schmerz und die Wehmut: Alles vergeht; doch wird Schönes allein so beweint.
p.s.: Een lezer maakte ons deelgenoot van zijn twijfels over de doeltreffendheid van het slotschot; wisten wij niet dat Hector Berlioz een vervolg op de Fantastique geschreven had: Lélio où le retour à la vie? Zoals Berlioz er door een ziekte van weerhouden werd om het jonge paar dat hem ontrouw was te vermoorden, zo is het slechts inspanning die ons nog scheidt een labyrinth van de wereld aan dat van de geest te paren.
Frans Verpoorten Jr. pinx.
Geerten Maria Meijsing scrips.
|
|