Hare Majesteit nam haar dochtertje in hare armen, en wees het volk het gevaar, waaraan zij bloot stond. De agent Blom heeft gelukkig de paarden kunnen grijpen, waarna hij met behulp van de agenten Van Dijk en Van Houten de Koningin en het Prinsesje uit het rijtuig hielp. De vorstelijke personen begaven zich te voet naar het paleis, en na van den schrik te zijn hersteld, ondernamen zij te 3 uren, thans in een open rijtuig met gewone bespanning, haren tocht.’ Volgens de dagboeken van minister A.W.P. Weitzel besloot de koningin tot het hervatten van de tocht om haar dochtertje de angst voor paarden te laten overwinnen.
In de kranteberichten van de volgende dagen worden steeds meer en steeds andere mensen genoemd die zich voor de paarden geworpen hebben: agenten, heren met Engelse namen als Sandick en Wisdom ‘en verschillende andere personen wier namen ons niet werden opgegeven.’ Men krijgt de indruk, dat hele menigten klaarstonden om de ramp te voorkomen. Tenslotte meldt de n.r.c. op 22 februari: ‘Degeen aan wien de eer toekomt de hollende dieren te hebben gegrepen, is Anton Kabelaar, 25 jaren oud, koetsier bij den stalhouder Hulselman aan den Stationsweg.’ Het zelfde blad vertelt ook, dat men tevoren was gewaarschuwd voor de ‘dartelheid der paarden’. In dit licht is de rijtoer moeilijk te verklaren. Tenzij men misschien inderdaad voor opvangers had gezorgd?
Evenzeer opvallend is het gedrag van de koning. De dagboeken van Weitzel vertellen ons van de afkerigheid van de koning voor de festiviteiten in verband met zijn verjaardag. Al op 17 januari geeft hij op barse wijze van die afkeer blijk. Ingevolge zijn wensen komt er op de dag zelf niet de gebruikelijke receptie, waar grote aantallen mensen de koning persoonlijk hun felicitaties kunnen komen brengen, maar slechts een zeer sober diner. Ook de dagboeknotitie van 22 februari toont, dat de vorst abnormaal op de gebeurtenissen reageert; hij geeft er blijk van, dat hij zeer ontevreden is over het nederlandse volk. Nog merkwaardiger is de aantekening op 27 februari:
‘De Koning heeft het prachtige span paarden dat de misdaad beging er van door te gaan met het rijtuig waarin de Koningin en de prinses waren gezeten gestraft met den dood!!! Wel aangebrachte pistoolschoten maakten een einde aan zijn leven.’ De uitroeptekens bewijzen dat Weitzel, die van de koning toch wel iets gewend was, dit gebeuren onvoorstelbaar vindt, en zeker onvoorstelbaar bij een voortreffelijk ruiter en paardenvriend als Willem iii.
Niet ondenkbaar echter is het, als we even aannemen, dat de paarden opzettelijk wild zijn gemaakt, als er achter het ongeluk inderdaad een ‘misdaad’ heeft gezeten. Zulke paarden zouden voorgoed een risico voor latere gebruikers hebben betekend. Zijn er voor deze theorie, voor de mogelijkheid van een samenzwering, wellicht nog meer aanwijzingen te vinden?
De kranten van 20 tot en met 23 februari staan vol van zulke aanwijzingen. Ze vertellen hoe op de ochtend van de verjaardag op allerlei plaatsen rode vlaggen verschijnen, al of niet met het opschrift ‘Leve Domela Nieuwenhuis’. Groepen socialisten met rode vlaggen vallen de politie aan. Kenmerkend is het volgende bericht in de n.r.c. van 20 februari: ‘Op de Mariaplaats te Utrecht zijn hedenochtend twee socialisten, die de feestvierende menigte trachtten op te ruien, door de politie ingerekend. De politie kon slechts met groote moeite hen beschermen tegen het verontwaardigde volk, dat luide uitriep: “Slaat hen dood!”’ Inderdaad, het volk reageerde heftig op deze revolutie-die-niet-doorging. Overal in het land volgden anti-socialistische relletjes, werden ruiten van bekende socialisten ingegooid en zong men ‘Weg met de socialisten, leev' Wien Neerlands Bloed’. Volksmenigten liepen de oproerkraaiers klem en zongen ‘Hop hop hop, hang de socialisten op!’
Een ander bericht van 20 februari, dat overigens voor de n.r.c. een veel ernstiger kwestie