mijn krant dat Israel de akties van zijn leger en luchtmacht in Zuid-Libanon ‘strafexpedities’ noemt, en die akties zijn in het afgelopen jaar ernstig toegenomen. Zou je het ook kontra-terrorisme kunnen noemen, kun je van terroristen tweede graad spreken? En zou je, een kleine stap verder gaande, ook rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de terroristen eerste graad, die door de terroristen tweede graad gedood moeten worden, zichzelf bescheiden terroristen tweede graad noemen en de israëliese soldaten terroristen eerste graad? Ik ken deze problematiek enigszins, omdat ik zelf in 1944 door de duitsers terrorist genoemd ben. Als ik het was, dan waren de duitsers de terroristen eerste graad en was ik maar een kleine terrorist van de tweede graad. Hitlers Oberleutnant, de vriend van Israël, Hitlers weltanschaulicher Referent, Hitlers officier voor de wehrgeistige Führung toen de joden vermoord werden, was een heel duidelijke terrorist van de allereerste graad.
112. There should be no ‘pop’, merely a sigh. Naast mij zit Stagman. Ik heb hem al een paar keer vaker gezien, hij werkt hier ook. Hij lijkt op prins Bernhard, of is het Herbert Joeks? Hij heeft indertijd een dissertatie geschreven, getiteld Champagne-cork injury to the eye en is daarom door de Verenigde Naties uitgekozen als deskundige voor het probleem van de honingverwerkende industrie in de ontwikkelingslanden. Dat vertelde hij mij bij onze laatste ontmoeting. Ik begreep het verband niet en, sekundair als ik ben, vraag ik het nu.
- Wordt er dan champanje in Thailand gemaakt?
- Nee, maar het zou een mooie ontwikkelingsindustrie zijn.
- Honingverwerkende industrie? Is hier honing?
- Niet zo naïef. Het stikt hier van oerwoud. Bloemen. Dus bijen. En kijk es op de markten, honing. Alleen in de droge tijd trouwens. In de natte tijd regent er stof en vuil in en houden de honingplukkers er mee op. Maar voor het industrieprodukt zou de pluk het hele jaar kunnen doorgaan, de honing wordt dan natuurlijk gezuiverd en zo.
- Maar die champanjekurk-in-het-oog?
- De uitvinder van de champanje, een benediktijner monnik, hoe heette hij ook weer, kom... ik kan het je zo zeggen. Toe nou...
- Het schiet je wel weer te binnen, zeg ik.
- Enfin, die monnik was zelf blind. Maar de oorzaak daarvan is helaas niet bekend.
Hij houdt plotseling op en wijdt zich krities aan zijn bordje met kau plat, dat de dochter van het kantinevrouwtje voor hem heeft neergezet. En daar krijg ik mijn portie ook. Als ik de volgende dag kom lunchen zit Stagman er al. Ik trek een lichtmetalen stoeltje aan tegenover hem, het krast onserieus over de betonnen vloer, en hoewel ik besloten had mijn bordje rijst deze keer zwijgend leeg te eten, begin ik toch al gauw, bijna mokkend, weer over de champanjekurk.
- Ik ken een officier die in 1945 op Ceylon zat te wachten om ingezet te worden op Java, maar vóór die tijd halfblind naar Nederland teruggestuurd werd. Wiskie, soda-water in kogelflesje, kennelijk onbetrouwbaar flesje, glazen kogel in zijn oog.
- Hoorde Ceylon ook tot de Dutch Indies?
- Nee. Vroeger, ja, als je dat zo noemen kan.
- (Ik laat het niet zitten.) Als ik het goed begrijp ben je dus medikus, Stagman? (Ik geloof er niets van.)
- (verveeld) Nee. Ph.D.
- Wat willen jullie met die honing?
- (verbaasd) Wijn, schuimwijn natuurlijk. Hoezo?
- (Hij is toch meer Herbert Joeks. De zaak is me duidelijk. Dat denk ik tenminste. Om tenslotte nog iets te zeggen:) Is er hier ook kurk in de bossen?
- Mm. We zijn met plastik bezig. Het materiaal van mijn proefschrift betrof de traditionele kurken, met metalen dekplaatje tegen het insnijden van de draden van het kooitje. Die wegen alles bij elkaar zowat een ons, dat