bovendien wordt door een zorgvuldige keuze het toeval zoveel mogelijk vermeden.
Juist bij een schrijver als Mallarmé voor wie de uiteindelijke vorm van zijn gedichten zo'n speciale betekenis had, vraag je je af wat de zin is van de publikatie van een werk dat zo duidelijk onaf is en dat de auteur uitdrukkelijk nooit voor publikatie heeft bedoeld.
Het is een bekend verschijnsel, dat het publiek vaak niet wil accepteren dat het werk van een geliefde schrijver na zijn dood op een gegeven moment eenvoudigweg ópraakt. Men stort zich dan gewoonlijk op het onvoltooide werk, de correspondentie (te beginnen bij de literaire brieven om dan gaandeweg af te zakken tot het ‘huis tuin en keuken-epistel’, waaruit de lezer mag concluderen dat ook de Kunstenaar ordinaire aardse kwellingen als geldzorgen en constipatie niet bespaard blijven) en tenslotte komen dan de vrienden, familie en niet te vergeten het personeel van de geliefde schrijver aan de beurt om nog eens wat herinneringen op te halen.
Maar afgezien van het bovenstaande, zijn er natuurlijk ook wel plausibeler redenen denkbaar die voor publikatie pleiten. Mallarmé-kenner J.P. Richard die de Franse uitgave van ‘Pour un tombeau d'Anatole’ verzorgde, rechtvaardigt deze publikatie door te wijzen op de grote thematische overeenkomst die er tussen dit werk en de rest van Mallarmé's oeuvre bestaat.
De idee van wederopstanding door middel van de poëzie, die aan ‘Graf voor Anatole’ ten grondslag ligt, vormt ook het hoofdthema van een reeks ‘hommages et tombeaux’, rouwdichten opgedragen aan een aantal door Mallarmé bewonderde kunstenaars: Poe, Baudelaire, Gautier, Verlaine, de componist Wagner en de schilder Puvis de Chavannes.
In zijn inleiding onderstreept Richard de overeenkomst, ook wat structuur betreft, tussen deze ‘tombeaux’ en ‘Graf voor Anatole’. Hierbij dient wel vermeld te worden, dat het bij het Graf niet zeker is, welk genre Mallarmé voor ogen stond. In de aantekeningen komen vrij veel stukken monoloog en dialoog voor en er is soms sprake van verschillende personages: de vader, de moeder, de dood e.a. Zo duidt het volgende fragment op een samenspraak tussen vader en zoon: O! laat/ons kerkhof/vader/en laten we praten/over wat wij tweeën/weten/mysterie
De dichter Mallarmé was de dramatische vorm beslist niet vreemd: in het lange gedicht ‘l'Après-midi d'un faune’ kreeg een belangrijke passage gestalte in de monoloog van de faun en de ‘Hérodiade’, waarin de dialoog (tussen de hoofdpersoon en haar voedster) een vrij grote plaats inneemt, was aanvankelijk eveneens als toneelstuk bedoeld. In een brief aan zijn vriend Cazalis (uit 1865) beschrijft Mallarmé de moeilijkheden waarmee hij te kampen heeft, juist omdat hij zijn gedicht (de ‘Faune’) voor het theater geschikt wil maken: ‘(...) mais les vers sont terriblement difficiles, car je le fais absolument scénique, non possible au théâtre, mais exigeant le théâtre’.
De Hommages funèbres van Mallarmé zijn geen elegieën in de zin van een uitgewerkte lamentatie: de dood is aanleiding, maar geen hoofdzaak en het accent is verschoven naar de dood als weg tot wedergeboorte in het literaire werk. Richard laat zien dat dit traditionele gegeven (de dichter leeft voort in zijn werk) in de rouwgedichten van Mallarmé steeds in drie fasen wordt uitgewerkt: na het ‘verzinken in het graf’ vindt, zoals Richard het noemt, de ‘rijping in het graf’ plaats die tenslotte leidt tot wederopstanding: méer dan zijn leven en daden geeft het wérk uitdrukking aan de ware persoonlijkheid van de kunstenaar.
We vinden dit rijpingsproces geïllustreerd bij Poe die pas in de toekomst zal worden begrepen, na door zijn tijdgenoten verguisd te zijn (‘Le tombeau d'Edgar Poe’), en ook bij Verlaine: ‘Astre mûri des lendemains’. (‘Tombeau’, 1897), waar men dezelfde gedachte ziet: de dood van de dichter wordt gevolgd door een periode van stilte, waarin zijn toekomstige roem vaste vorm aanneemt.
Ook het Graf zou uit deze drie fasen zijn op-