| |
| |
| |
J.B. Charles Waarom daarom
95. Willem Streepje (1). Als in Nederland iemand een kind kreeg en aangifte van de geboorte deed bij de burgerlijke stand moest hij er een naam bij noemen. Een paar namen mocht ook. Leek een daarvan echter wat buitenissig, dan nam de ambtenaar het boek met de toegestane namen. Stond deze daar niet in dan schreed hij terug naar het loket, hij rechtte zijn rug, hield zijn hoofd achterover en zei langs zijn neus naar beneden dat die naam niet bestond en niet kon worden ingeschreven. Zo herinner ik mij dat Siep van den Berg zijn dochtertje niet als Eke Sybrens mocht aangeven. ‘Sybrens komt niet voor in het meisjesnamenboek, meneer.’
Goed. Maar in 1967 kwam er een man, die een jaar voordien nog duitser was, in Nederland zijn zoontje aangeven als Willem Streepje (en nog een naam geloof ik). Streepje stond niet in het boek, het was een naam die al eens aan anderen verboden was; toch rechtte de ambtenaar deze keer zijn rug niet, hij zei niet langs zijn neus naar beneden: ‘zoekt u maar wat anders uit het boek, er staan genoeg mooie in,’ nee, hij boog zijn rug eerbiedig en schreef gehoorzaam de nieuwe nederlander in: Willem Streepje (en nog een naam geloof ik). Hoe was dat nog maar weer met Eke Sybrens?
96. Eke Sybrens. De oude stukken opgezocht, ik kon ze vinden, de zaak lag weer voor me. En ik zie de man weer voor me, Siep, een gelukkige vader. Hij was naar het bevolkingsregister geweest en kwam nu bij mij. Wat moest hij doen? Hij was niet van plan het erbij te laten zitten. In art. 31 van het BW stond wat de akte zal vermelden; daar hoort de naam bij. Maar de ambtenaar mocht alleen stellen wat partijen hem meedeelden. Dus ik mee. Siep deed precies wat ik hem geadviseerd had: hij deelde de ambtenaar de naam mee van zijn dochtertje, Eke Sybrens, hij keerde zich om en ging weg. Ik was getuige dat hij aan zijn verplichting had voldaan, dus dat was dat. Als die ambtenaar iets anders durfde opschrijven zouden wij nog wel eens zien.
Siep heeft het in Groningen verloren, het meisje kon nog wel Sybren heten, maar die s ging te ver. Toen hebben wij het voor het Hof in Leeuwarden gewonnen, daar zat, en terecht, een fries in, die zelf het voorbeeld aanhaalde van Pieter Jelles Troelstra: ook een s achter Jelle.
Ik stond, met dat oude dossier voor mij, versteld van de rompslomp en de ruzie die er over namen gemaakt wordt. Wist je dat de rechtskundige litteratuur ons ten aanzien van de voornamen van onze kinderen nog bond aan de wet van elf Germinal An XI, de franse tijd van vóór Napoleon? ‘Les noms connus de l'histoire ancienne’ zijn allemaal toegestaan, ook die uit de klassieke mythologie, want de laatste maakt volgens een Hof ‘een integrerend deel van de antieke geschiedenis uit’. Daarom kon een meisje wel Oenone heten, want dat was de naam van de bergnimf die, uit het hart van Ida voortgekomen, de eerste vrouw werd van Paris. Maar onze Eke mocht niet Sybrens genoemd worden, zeiden ze in Groningen. Het Hof in Leeuwarden heeft zich op een Soeverein Besluit van 15 mei 1815 beroepen en de s goedgekeurd. Als je het anderhalve eeuw durende gemeier ziet over zo'n s word je wel even stil van de haast waarmee op één dag in 1967 een Streepje door al die regelingen en rechtspraak is gehaald. Vind ik het dan niet fijn? Materieel is het mij best, maar formeel vind ik het een onheilspellend geschiedenisje.
Het doorneuzen van die oude ruzies levert
| |
| |
merkwaardige zaken op. In 1856 stonden ambtenaren terecht die de voornamen Goeman, Hora en Winkler aanvaard hadden. Ontslag van rechtsvervolging. Borgesius, Siccama en Prins hebben de voornamen intussen al laten promoveren tot delen van hun achternamen. Nu neem ik de telefoon, want nou wil ik ook es weten hoe het met Eke Sybrens is. Ik tref Sybren aan in zijn oude atelier. Het is goed met Eke. Zij is een pittige meid geworden, zij heeft frans gestudeerd maar is nu medewerkster in de psichologie. Dag Eke!
97. Willem Streepje (2). En wat zal Willem Streepje worden? Koning. Of hij wil of niet, of hij het kan of niet. Misschien zal hij liever hardfietser willen zijn of beter masseur kunnen worden, maar hij moet, en hij hoeft er geen eksamen voor te doen, wat wel vereist zou zijn als hij masseur zou willen wezen. Waarom? Omdat hem onder de levenden een bepaalde plaats wordt toegeschreven in de afstamming van Willem van Oranje, de Zwijger. Nou is het - ik heb dat al vaker gezegd - in de eerste plaats niet bewijsbaar dat zich één druppel van het bloed van de grote Oranje in zijn adertjes voortbeweegt. Als je in termen van bloed wenst te spreken is Willem Streepje voor vijftig procent een Amsberg en voor vijfentwintig procent een Biesterfeld. De overige vijfentwintig procent kun je met meer, vaak ook met minder zekerheid toeschrijven aan enkele duizenden duitsers en russen, die allemaal, evenals de Biesterfelds en de Amsbergen en jij en ik verzonken liggen in een humus van naamloze menselijke verstrengelingen. Op de ellestok van de geschiedenis zijn het maar de bovenste paar millimeters waar we van kunnen veronderstellen hoe het in elkaar gezeten heeft, en het blijft veronderstellen.
Er is nog meer dan de waarschijnlijkheid dat de rechtstreekse relatie tussen Willem Streepje en Willem de Zwijger van bizonder geringe betekenis is. Er is het feit van de promiscuïteit van al die mensen waar het om zou gaan en de waarschijnlijkheid dat in Nederland een heel groot aantal mensen hebben rondgelopen met een druppeltje bloed van de Zwijger of een van zijn nazaten, druppeltjes die elkaar best weer gevonden kunnen hebben. Dat kan in vijftien generaties enorm aantellen. De kans is groot dat duizend jongetjes in Den Haag meer oranjebloed hebben - ook al zal dat bizonder weinig zijn - dan Streepje. De bloedtheorie moet dus verworpen worden. Is er nog meer? Ja.
98. De andere kant van de rassenmedalje. Honderdvijftig jaar geleden vingen de godvrezende nederlanders mensen in Afrika en verkochten die. Honderd jaar geleden schaften wij de slavernij af. Nou zien wij, op een paar dominees na, in dat geen mens door zijn ras gedetermineerd moet zijn. Voor de lagere funkties in het maatschappelijke bestel, om de slavernij ietwat eufemisties aan te duiden. Maar terwijl de oorsprong van de rassen onafzienbaar is, ligt de oorsprong van koningen geschiedkundig om de hoek: een suksesvolle ezeldrijver van gisteren, een smid van eergisteren, een beroepssoldaat van de vorige week. Welnu, een ras uit militair sukses laten emaneren en daar onze aanzienlijke, bovenal ook onze belangrijkste, funkties in het maatschappelijke bestel erfelijk aan op hangen, vormt de keerzijde van de rassenmedalje. De opheffing van het erfelijke koningschap is even nodig als de afschaffing van de slavernij.
99. Een fundamentele kwestie. Een politieke partij die de afschaffing van het erfelijke koningschap niet in zijn programma plaatst mag zich niet socialisties en niet humanisties noemen.
Zijn dit geringere zaken, bij de verwezenlijking waarvan geen haast is? Kunnen wij dit probleem niet nog een kwart eeuw in de ijskast leggen? Nee, het is een fundamentele kwestie die met alle andere fundamentele kwesties in onze samenleving samenhangt.
| |
| |
100. Vraag het maar aan Hare Majesteit. Waarom vochten er duitsers in Italië? Om Hitlers uitroeiingsmachine, zijn konsentratiekampen, onthoofdingsfabriekjes en vergassingsbedrijven in stand te houden, om de kapotranselaars in de Dienststellen van de SD en SS in ons bezette vaderland rustig te laten werken, om er voor te zorgen dat Kotälla de kloten in elkaar kon trappen van iemand die een jood verborgen had. Om Kotälla in staat te stellen ongehinderd en met zorg de vingers van een gevangene af te laten vallen onder de sirkelzaag.
Kotälla is In Naam der Koningin ter dood veroordeeld, akkoord. De Koningin heeft hem gratie verleend, dat kon, er is niemand in opstand gekomen. Zijn straf is veranderd in een gevangenisstraf en dat betekent dat we hem als een gevangene moeten behandelen en dus te eniger tijd weer laten lopen. Iemand die je in het hok stopt om hem daarin te laten doodgaan, of het éen jaar gaat duren of veertig, geef je toch de doodstraf. Vraag de koningin dan maar of zij het zo bedoeld heeft.
101. Steeds dezelfde (1). NSKK-Oberleutnant Strauss en zijn Duitsland. In maart van dit jaar kan men in de nrc-Handelsblad een artikel lezen van J.L. Heldring over Strauss, Beaufre en Röling, waarop een bizonder belangwekkend artikel van de laatst genoemde volgde: ‘Beaufre en de gevaarlijke strategie van Strauss’ (21-3-'75). Een artikel dat iedereen zou moeten lezen.
Het gevaar van deze Strauss voor Nederland is het gevaar van Duitsland en de duitsers - de laatsten op zo'n kleine groep gunstige uitzonderingen na, dat de nederlanders verschrikkelijk goed moeten uitkijken. Dat is duidelijk gebleken uit Strauss' Herausforderung und Antwort, een geloofsbelijdenis die Röling meer heeft verschrikt dan Heldring.
Franz Streepje Strauss werd in 1915 geboren. Hij sloot zich op 22-jarige leeftijd, in 1937, aan bij de ns-Studentenbond en de nskk. Ik vind het wenselijk hem tot zijn dood Hitlers luitenant te noemen, omdat nog altijd een aantal van die rotzakken beweren dat ze onder Hitler wel soldaat móésten worden. Strauss niet. Bij zijn Sturm (23/M86 München) was hij Rottenführer en weltanschaulicher Referent. Een echte nazi dus.
Als militair bereikt hij de rang van eerste luitenant. Hij neemt in 1941 deel aan de overval op de Sovjet-Unie. De puinhopen van Charkov, Isjum en Rostov achter zich latende, met hoge stapels lijken van de mensen die daar woonden, razen de satans op Stalingrad aan. Wanneer de sovjettroepen in november 1941 het zesde duitse leger dat op de stad stoot omsingelen, is Strauss er ook bij, maar zijn 22-ste tankdivisie kan helaas nog net op tijd uitbreken.
De rest van de oorlog doet hij dienst in Altenstadt in Beieren waar hij officier is voor ‘wehrgeistige Führung’. Ik zei daarnet dat hij voor de oorlog al weltanschaulicher Referent was.
Wanneer het met zijn Führer gedaan is, vlucht de weltanschaulicher Referent met valse papieren, die echter door de amerikanen iets te nauwkeurig worden bekeken en Strauss komt in krijgsgevangenschap. Gelukkig maar. Want in Beieren kunnen de amerikaanse bezetters het juist heel goed vinden met de anti-kommunisten onder de krijgsgevangenen, en Strauss is binnen vier weken plaatsvervangende Landrat. Dalberg vertelt dat Strauss de denazifikatie tegenwerkte. Dezelfde zegt (Porträt eines Politikers, 1968, p. 53): ‘Er hielt es als einer der ersten Politiker der Nachkriegzeit für seine Pflicht, gegen die pauschale Verdammung der Soldaten des Zweiten Weltkrieges aufzutreten...’
Het is tijd om even te pauseren.
102. Ik herinner mij een foto. Het is een ogenschijnlijk onbeduidende foto die ik terugzoek - en zoals zoveel dingen, niet kan vinden - maar toch is het één van de verschrikkelijkste over de bezetting die ik mij herinner. Wie er op staan zijn een man en een vrouw,
| |
| |
netjes gekleed om uit te gaan, een mevrouw en een meneer. Als ik in mijn herinnering de meneer zie, denk ik dat het wel een joodse man zou kunnen zijn, maar dat zou ik ook gedacht hebben van mijn promotor professor Vrij - eigenlijk lijkt de man van de foto een beetje op hem - en die was het weer niet. Of, nee? In hoeverre niet? Dat is immers nooit zeker, maar daar hebben wij het op het ogenblik niet over. De meneer op de foto draagt een ster en een aktentas. Bij nadere reflektie denk ik dat Vrij ook altijd een aktentas droeg. En een hoed, zoals deze meneer.
Ook de vrouw is een keurige vrouw. Allebei zou je hen misschien kunnen voorstellen in Wenen, maar wat ik hiermee bedoel weet ik zelf niet. Zij draagt ook een ster. Iets voor de vrouw loopt een meisje, ook gekleed voor het uitgaan op deze niet te warme dag. Voor de man staat een jongen. Hij draagt iets van de bagage die zij gevieren hebben te vervoeren. De kinderen dragen ook een ster.
Het derde plan in het fotobeeld is het trottoir van de straat. Ons viertal heeft de straat net overgestoken, zij zijn weggejaagd van de andere kant. Op dat trottoir, op die achtergrond, staat een rijtje duitse soldaten, dat met uitbundig genoegen kijkt naar deze vier mensen, die de uiterste ongelukzaligheid vertonen. Van de vader denk je dat hij in tranen zou kunnen uitbarsten als hij niet de vader was en de jongen niet bij zich had. Mevrouw en het dochtertje houden zich ramperig goed.
Ik kreeg altijd tranen in de ogen als ik die foto zag. Twee kinderen, door de een of andere Judenrat tot jood verklaard. Daar trekken ze heen met vader en moeder. Vader en moeder kunnen niets voor die kinderen doen, zij dragen immers alle vier een ster. De kinderen beseffen zichtbaar dat hun vader hen niet kan helpen. Zij gaan naar de hel.
De duitsers die op de achtergrond op het trottoir op een rij staan hebben veel plezier in de afgang van deze schamele voor de mestvaalt bestemde mensen. Wat maakt dat dit een onvergetelijke foto is die ik uit de oorlog ken? Er zijn foto's waarop ontelbare lijken en delen van lijken opgestapeld zijn. Ik ken er, met bergen versleten kinderschoentjes. Er is één van een uit mensenvet gemaakt stuk zeep, noem maar op. Maar geen een is zo erg als deze van die nette, burgerlijke, laten wij zeggen centraaleuropees lijkende mensen met dat jongetje en dat meisje, tassen in de hand, ster op de borst. Dat jongetje en dat meisje, hoe zij kijken, het maakt mij kapot als ik eraan denk en op dit ogenblik stromen de tranen uit mijn ogen.
Toch zijn het die soldaten op die achtergrond waar het om gaat. Waar zijn zij gebleven na de oorlog? Zijn zij allemaal gesneuveld? Zo rechtvaardig is god nu ook weer niet. Er zijn er genoeg overgebleven, die in de oorlog met hun moordtuig de grens overgetrokken zijn en met genoegen deden wat de generaals verzonnen hadden. Dat is niet alleen de schuld van god, laten wij dan tenminste rechtvaardig blijven. Het is ook ons eigen toedoen. Wat hebben wij gedaan met die moffen? We hadden ze allemaal moeten afmaken.
Dat vind jij wat grof? Te grof is het naar mijn mening niet, het zou ons alleen tot het nivo van de duitsers ontaard hebben. Zó drasties hoeft het misschien ook niet. Maar wat wij wel hadden moeten doen, is, zorgen dat iedere duitse soldaat-onder-Hitler nooit weer een poot over de grens kon zetten. De enige redelijke oplossing van de oorlog zou geweest zijn dat het de duitsers die moordend de grens overgestoken zijn levenslang verboden zou zijn in het buitenland te komen. Dit, wat de gewone dienstplichtigen betreft. Er zijn er ook, niet zo weinigen en de gevaarlijksten, namelijk de hogere officeren en de ontwerpers van Hitlers moord en doodslag uit de Staf, de beroepsofficieren (zeggen zij: wij noemen hen beter: de vrijwillige moordenaars) die er met dat verbod om het buitenland ooit terug te zien, te goedkoop zouden afkomen. De staf-officieren hadden alsnog opgehangen moeten worden en voor de andere vrijwilligers zou langdurige gevangenisstraf
| |
| |
op zijn plaats geweest zijn.
Je vindt het nog steeds vrij grof? Maar het is de enige manier om aan de oorlog een einde te maken. Het is zo'n eenvoudige manier, dat ik de mensen die er bezwaar tegen hebben ervan verdenk, geen einde aan de oorlog te willen maken. Daar lijkt het dan ook wel op. Onmiddellijk nadat Hitler en de Judenrat de joden hadden uitgevonden, heeft West-Europa de russen ontdekt. Nu rept men zich om de uitvinders en uitroeiers van de joden - de duitse landveroveraars - in eer te herstellen. Wij laten ze in een kasteeltje in Zuid-Limburg de nederlands-duitse soldaten voorbereiden op het nieuwe landveroveren.
103. Steeds Dezelfde (2). In december 1947 wordt Strauss sekretaris-generaal van de Christlich-Soziale Union, de csu. Hee, zul je zeggen, is de nazi christen geworden? Nee, natuurlijk niet, hij blijft Steeds Dezelfde, maar hij zal wel eens rooms gedoopt zijn, en dat mag in het Beieren van Hitler nooit betekenis gehad hebben, maar voor het Vierde Rijk is het nooit weg. Daarmee heeft misschien te maken dat hij zich van 1948 Franz-Jozef gaat noemen. Prompt gaat hij timmeren. Aan de duitse herbewapening. Hij voert voorbereidende gesprekken met Speidel en de amerikaanse Hoge Kommissaris McCloy. Adenauer is blij met hem. Al in december van dat jaar biedt Adenauer de amerikanen voor de toekomst westduitse soldaten aan, maar het is nog te vroeg. De eerste herbewapeningsdebatten in het parlement van Bonn vinden op 7 februari 1952 plaats. Strauss, de eerste man onder Adenauer, brult over de russiese agressielust en appelleert aan de antikommunistiese gevoelens in de harten van de meeste afgevaardigden. Hij wordt voorzitter van de defensie-kommissie.
Intussen wordt Eisenhower in 1953 tot president van de Verenigde Staten gekozen en met zijn minister van Buitenlandse Zaken Foster Dulles kondigt hij de verscherping van de koude oorlog aan: geen afdamming meer van de russen, eerder een ‘roll back’. Hoera roept Strauss: het wachtwoord ‘nooit meer oorlog’ is ingetrokken! (Frankfurter Allgemeine Zeitung, 16 en 24 sept. 1953). In de nieuwe regering van Adenauer wordt Strauss ‘Minister voor bizondere opdrachten’. Als zodanig zal hij zich voornamelijk bezighouden met zaken die de herbewapening betreffen.
104. Steeds Dezelfde (3). Adenauers ‘Minister für besondere Aufgaben’ roept het pakt van Warschau in het leven. Het eerste sterke stuk van de twee sterke mannen is, dat zij in 1952 glashard een aanbod van de Sowjet-Unie verwerpen. Dat voorstel hield in: een vredesverdrag, met een weer verenigd maar geneutraliseerd Duitsland. Adenauer antwoordde hierop op 30-2-1952 dat hij meer zag in een westduitse ‘Politik der Stärke’. Als je zou willen weten wat hij daar precies mee bedoelde, moet je acht slaan op de reaktie van Strauss, die hetzelfde zei in duidelijker woorden: geen sprake van aanvaarding van de Oder-Neisze-Linie of van het onbewapend blijven van Duitsland.
Wat willen de heren dan? Je hebt het geraden: een navo. Met Amerika en de andere west-europese landen; West-Duitsland voorop. Het gaat niet zó maar in bv. Frankrijk; hoe makkelijk ging het in Nederland? Wie was daar toen minister-president, en wie minister van Buitenlandse Zaken? Juist.
Strauss reist Europa op en neer om de klanten rijp te maken. (Even nakijken met wie hij in Nederland gesproken heeft; rond 1954.) Hij biedt een Europese Verdedigings Gemeenschap aan.
Hij heeft eigenlijk maar één voorwaarde: de toestemming om Duitsland weer te mogen militariseren. In 1954 zetten Dulles en Adenauer Frankrijk onder druk - wat doet Nederland? - en de nazi-Oberleutnant, de specialist in wehrgeistige Führung, krijgt zijn zin: in Parijs wordt per 5 mei 1955 de navo opgericht.
| |
| |
Strauss gaat verder. Hij verzoekt Hitlers generaals en admiraals om meewerking met het doel ‘die Kontinuität der unzerstörbaren soldatischen Werte wieder herzustellen’ (Stuttgarters Zeitung, 31-3-1954). Hij verzekert aan de Waffen-ss dat hij hun prestaties mee opneemt in zijn ‘hoogachting voor de duitse soldaat in de laatste wereldoorlog’.
Wij zijn terug in het Derde Rijk. Jullie weten het misschien nog niet. Je zult het ondervinden.
Wie denken dat zij het ook weer ondervinden zullen? De oost-europeanen. Zij antwoorden op de nieuwe kreatie van duitse onveranderde nazi's. Met het pakt van Warschau.
105. Het waren inderdaad ‘de duitsers’. De volgende zin is van Abel Herzberg, Onderdrukking en Verzet, deel iii blz. 194: ‘Er zijn meer dan honderdduizend joden van Nederland - Nederlanders en vreemdelingen - door de duitsers vermoord.’
Merk op dat Herzberg spreekt over ‘de duitsers’. De duitsers waren niet alleen gestapoleden, politiebeambten enz., het waren de duitse militairen die Nederland hebben overvallen, veroverd en bezet gehouden in strijd met de voor zo'n situatie overeengekomen bepalingen van het Landoorlogreglement. De duitsers waren in de allereerste plaats duitse soldaten.
Daar komen dan uiteraard de specialisten bij. Je denkt toch niet dat de heren van de elite, de Benneckes en Speidels die hun stand verbonden aan het beroepsofficierendom - óók onder Hitler! - hun handschoenen uit zouden willen trekken? Zij hebben het specialistiese werk laten doen door kleine ambtenaren en vrijwillige middenstanders: het opsporen ter vernietiging van de joden, kommunisten en verzetslieden. Dat is het hele punt van de Drie in Breda. Bekwaam wordt net gedaan of het om de onderknuppels ging, die doodknuppelden. Deze nederlandse lulligheid, van vrijlaters en vasthouders beiden, bevredigt de nieuwe militairen in de Bondsrepubliek uit- | |
| |
stekend! Wat in de Euterpestraat, in Amersfoort, in Vught en het Scholtenshuis gebeurd is, geschiedde onder toezicht, onder de garantie van de duitse militairen die het land veroverd hadden en bezet hielden. Dat wij dat niet zo goed zien, komt de oude en de nieuwe duitse militairen uitstekend te pas.
106. Steeds Dezelfde (4). Strauss en de geschiedenisvervalsing. Wat er in de Tweede Wereldoorlog gebeurde, was alles samen Zerstörung, Vernichtung en Ausrottung. Dat geeft Strauss wel toe (zie zijn boek Herausforderung und Antwort, p. 56). Een som van kruistochten, noemt hij het, maar let nu op de drie verschillende uitgangspunten die hij bij de strijdende onderscheidt:
(1) | Van de duitsers, zoals zij het zagen, gericht tegen het plutokratiese wereld-jodendom en het joodse bolsjewisme; |
(2) | van de russen gezien, tegen het fascisme en kapitalisme; |
(3) | van het standpunt van de westelijke geallieerden, tegen het militarisme en het nazisme. |
Wij zullen de nskk-Leutnant vertellen hoe wij dat wat in de Tweede Wereldoorlog gebeurde, zien.
(1) | Van het standpunt van de duitsers uit ging het om de verovering van Europa en de kolonialisering van de door slaviese Untermenschen bewoonde delen van Oost-Europa, waar men zijn toevlucht in het kommunisme had gevonden. In wezen ging het de duitsers om de als prachtig ervaren militaire massamoord, ten behoeve van de duizendjarige roof en uitbuiting. Het was het fascistiese beginsel, terug te brengen tot het met lust willen beleven van superioriteit en macht, dat de duitse legers hierin leidde.
Het duitse volk beleefde dit met geestdrift mee, zolang het tenminste goed ging. Je hebt nooit mensen zo zien triomferen als de oorlog lekker loopt, als de duitsers. Je hebt nog nooit proleten zo verongelijkt zien lijden
|
| |
| |
| en tot god bidden, wanneer hun eigen huizen gebombardeerd worden en hun eigen kinderen kreperen - als de duitsers. Als zij winnen kan god hen Götz von Berlichingen. Als zij verliezen, willen zij niets liever dan de Almachtige am Arsch lecken. Je hebt er geen idee van wat voor een rotvolk het is. |
(2) | Van de Sovjet-Unie gezien: tegen de aanstormende Hitler, Bennecke, Speidel en hun onderdanige moorddadige rotzakken, onder wie nskk-Leutnant Strauss. |
(3) | Aus der Sicht van de westelijke geallieerden: de onder de voet gelopen polen, noren, nederlanders, denen, grieken, enz. helpen tegen Hitlers sergeanten en politiemannen die opgewekt aan het oppakken, verrotslaan en vergassen waren. |
Was de oorlog vroeger redelijker? Ja, volgens Strauss' geschiedkunde. Hij haalt Bismarck aan in verklaringen van 1866, 1870 en 1871. Ik vat er drie samen: ‘Laten wij niet overdrijven en onze eigen belangen en ons eigen nut als oorlogsdoelen goed in het oog houden - meer dan daarvoor nodig is, hoeven wij overwonnenen niet aan te doen. Dat zou onze eigen belangen in gevaar brengen.’ Daarmee lijkt meneer Bismarck wel getipeerd. Strauss, op zijn beurt, kenmerkt zich door zijn keuze uit Bismarcks spreuken: ‘Ein Friedensschluss würde (...) schwerlich jemals zustande kommen, wenn man verlangte, dass ihm von einem von beiden Teilen das Bekenntnis vorhergeben sollte: Ich sehe es jetzt ein, ich habe unrecht gehandelt.’
Wel, klootzak Strauss, dat verlangen wij dan ook niet. Van jouw Hitler zeggen dat hij unrecht gehandelt hat is bespottelijk: die Hitler van jou was een gigantiese moordenaar, en wat meen je dat wij van de generaals, de Oberleutnants en de soldaten verlangen die het doodsla-werk voor hem uitvoerden? Van hen verlangen wij die verklaring wél!
Een uitspraak van Bismarck uit 1870 die Strauss voor zijn eigen situatie nuttig vindt aan te halen is deze: ‘Einen Volksstamm für den Krieg, den seine Regierung führt, zu strafen kann nicht unser Beruf sein. Wir hatten nicht strafende Gerechtigkeit zu üben, sondern wollten erreichen, was national richtig und nützlich erschien.’
Laten wij beginnen, de tweede van deze beide zinnen te analiseren. Deze houdt in, dat, als ‘wij’ vinden dat ‘wij’ geen ‘strafende Gerechtigkeit zu üben’ hebben, dit anderen ook misstaat. Dat is aardig bedacht, Strauss!
In de eerste zin wordt een volksstam onderscheiden van zijn regering - en de volksstam zal, vindt sergeant Strauss, niet met zijn regering verantwoordelijk voor het oorlogvoeren van het land mogen worden gesteld. Fout, Strauss! Om maar meteen te spreken over wat jij in je achterhoofd hebt als je net doet of je het over Bismarck hebt: jij bent wél mee verantwoordelijk voor de moordpartijen van waar Hitler en Göring en Bennecke jou in zijn voorgegaan. Jij had dan maar moeten weigeren! De duitsers die de oorlog als volwassen mensen hebben meegemaakt en die wij in Nederland bewonderen, zijn zij, die dienst geweigerd hebben. De duitser die wij vergeven kunnen, omdat zij in hun gezindheid niet langer gevaarlijk hoeven worden, zijn die welke de verantwoordelijkheid van Bennecke en Göring en Hitler mee wensen te dragen. De duitsers die schrijven wat jij schrijft, zijn nog even gevaarlijk voor Europa en voor het mensdom als jouw Führer was, vette rotzak die je bent, Strauss! West-Duitslands kanselier van morgen!
Een van de verraderlijkste zinnen zal ik nog citeren. ‘Die schlimmen Auswüchse des Nationalismus, die das deutsche Volk in besonders krassen Formen durchgemacht hat - und für die heute noch eine daran unbeteiligte Generation von der Aussenwelt haftbar gemacht wird -, sind auf dem Boden eines national-staatlich-hegemonialen Konzepts entstanden’ (p. 131).
Het woord ‘durchgemacht’ heb ik gekursiveerd. Het duitse volk heeft zijn nationalisme dus niet uitgespuwd over de andere volken
| |
| |
van Europa, maar zelf ‘doorgemaakt’. In Straatsburg ontmoette ik een paar maanden geleden een duitse kollega die diep bedroefd was over een nederlander die hem voor een oostenrijker had aangezien - ‘anders had ik niet met u gesproken’, had die nederlander gezegd. O, hoe verschrikkelijk ongevoelig! Ja, hij wist wel dat wij ook te lijden hadden gehad, maar wat hij in Rusland in krijgsgevangenschap had meegemaakt!
Je wordt bijna krankzinnig van die moffen. Maar terug naar de toekomstige Bundeskanzler. Het buitenland stelt dus nog altijd ‘eine daran unbeteiligte Generation’ aansprakelijk voor de duitse moorddadigheid in Europa. Dat is niet waar, meneer de Reichskanzler in spe van het Vierde Rijk, vette rotzak die je daar bent, wij stellen niet jullie kinderen maar jou en jouw kameraden daarvoor aansprakelijk!
|
|