Maatstaf. Jaargang 23(1975)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] J.P. Guépin Gedichten De vreugde van de conservatief Ik vind het niet gek dat er zo weinig mensen zijn opgekomen voor de Jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden met dit mooie weer. Ik vind het gek dat er nog zo veel mensen gekomen zijn. Zo ben je altijd blij zegt mevr. Schenkeveld terecht. Het hangt er maar van af wat je een Opmerkelijk Feit noemt. Wat ik b.v. ook niet gek vind is dat heel Alexandrië weg is. Eens de Tweede Stad van het Rijk, met meer dan een miljoen inwoners. Stel je dat eens voor, een stad als Amsterdam in duizendjarige vlijt afgebroken, steen voor steen, en de stenen zelf ook verdwenen. Napoleon zag nog de moskee ‘Mille Colonnes’, maar nu is die hele moskee met zijn duizend zuilen ook niet meer te vinden. Ja wat rest er nog, natuurlijk de zgn. ‘Colonne de Pompée’ die er op middeleeuwse gravures ook was. Wat een vlijt, wat een haat van de christelijke monniken die de bibliotheek in brand staken; Mohammed Ali had gelijk toen hij de ‘needles of Cleopatra’ wegschonk, ze staan nu terecht in Londen of Parijs, het was zijn kultuur niet. Heel goed, die haat tegen de heidenen, prijzenswaardig die vlijt die huizen bouwt van paleizen. Ik ben blij dat er van New York nog iets overeind staat. [pagina 29] [p. 29] De baai met de tienduizend narcissen (Wordsworth) Ik zit op een berg en zoals de Sahara onder een strakke hemel, zo geel waren die narcissen. Of ik al nijdig een bloem af zou rukken, of ik al naakt in de blauwe zee zou gaan zwemmen, ik zou dan over de berg willen dichten. Nooit zou een bloem jam in mijn mond, nooit zou een zee een bed, nooit is een berg een stoel. Vorige Volgende