vreugde verstoken Tonio Kröger wordt met roem overladen, bezit een prinses van een vrouw, een voorname villa, maakt triomfreizen. ‘En waarom dit alles? Waarvoor? Ik heb me niet veranderd, niet verbeterd. Ik ben alleen voortgegaan met te doen wat ik als ultimus deed, namelijk te dromen, dichterboeken te lezen en zelf iets van die aard te schrijven...’
Als Thomas Mann zijn zestigste verjaardag viert is hij al twee jaar emigrant. Hier, in de vitrine die een Leiden an Deutschland documenteert, liggen de gelukwensen van zijn vrienden: Bruno Walter en Gerhart Hauptmann, Benedetto Groce en Ortega y Gasset, Alfred Kubin en Sigmund Freud, Paul Valéry en Knut Hamsun. Het Bonn'se eredoctoraat was hem ontnomen, 15 andere zouden er in de loop van de jaren voor in de plaats komen, ‘all over the world’. Van het Duitse staatsburgerschap werd hij vervallen verklaard: daar ligt zijn officiële Ausbürgerung, geflankeerd door zijn Tsjechische paspoort als symbool van een tijdelijke nationaliteit, die kort daarop door het Amerikaanse staatsburgerschap vervangen werd.
Amerika, Pacific Palisades: daar werd de Joseph-tetralogie voltooid, Doktor Faustus geschreven, het vijfenvijftigtal radiotoespraken opgesteld, die bezet Nederland in het geheim beluisterde. Meer dan ooit vertegenwoordigt de tovenaar het geweten van Duitsland, de geest van Europa, van vrijheid en democratie en een nieuw strijdbaar humanisme. De zeventiger die terugkeert naar Europa en zich in Zwitserland vestigt, heeft voor de tweede maal zijn oorlogstribuut betaald. Is er op de portretten uit die jaren in zijn blik iets van bezorgheid voor de naaste toekomst? Zwaarder, gewetensvoller nog als dat kan, draagt de auteur van Der Erwählte en Felix Krull de last van de schrijversverantwoordelijkheid - men kan het de onvermoeide aanzien. De onvergelijkelijke Frau Katja, zijn vrouw en engelbewaardster, is strijdbaar aan zijn zijde. Van de kinderen hebben de groten uit de inflatie-novelle Unordnung und frühes Leid Erika en Klaus, de twee-eenheid in het wereldreisboek Rundherum en het vroegere Pfeffermühle-cabaret, een eigen roem verworven. Mét de jongeren, de violist en latere hoogleraar germanistiek in Amerika Michael en diens zoontje Frido, dat men in Doktor Faustus terugvindt - en historicus Golo, Monika, die in haar biografische herinneringen een standbeeld voor haar vader oprichtte, Elisabeth die zich in haar bundel To whom it may concern als novelliste ontpopte, helpen zij het beeld voltooien van een schrijversleven dat ‘auf jeder Stufe charakteristisch wirksam ist.’
Het wordt laat: bijna is het tachtigste levensjaar bereikt. Een lang leven, schreef Goethe, betekent menigeen overleven. Hoeveel vrienden bezweken in de diaspora. Zoon Klaus heeft de dood zelf verkozen, Elisabeth Borghese werd weduwe, broer Heinrich legt de levenslast neer. ‘Een eenzaam man vouwt de handen en spreekt: “God zei uw ziel genadig” en hij doelt daarmee niet meer op “zijn vriend, zijn vaderland”, maar op de wereld.’ Daar liggen de hoge onderscheidingen, daar de vredesorde Pour le mérite, twee dagen voor zijn dood ontvangen. Daar ligt het dodenmasker in de stilte van deze zomermiddag. Eeuwigheid omgeeft het. De eenheid van dit magistrale oeuvre, deze symfonische levenssymboliek gaat voort zijn invloed te oefenen, of de wereld zal onze wereld niet meer zijn...
‘Nietwaar,’ schreef Max Rychner me kort na mijn bezoek, ‘het Thomas Mann-Archiv is “etwas recht Präsentabeles” geworden, niet te pompeus en niet te schraal, ongeveer zo dat de vaders Buddenbrook het met een “vooruit, goed dan” zouden goedkeuren.’
Bewerkte versie van een door de auteur in de Gooi- en Eemlander van 28 november 1962 gepubliceerd artikel.