| |
| |
| |
J.B. Charles Waarom daarom
69. In de encyclopedie naar Ascham zoekende. Waarom, zul je vragen. Doet er nu niet toe. Roger Ascham bedoel ik, 1515-1568. Ik heb er niets aan gehad, trouwens. Ook dat zal je niet interesseren. Maar naar hem zoekende lees ik op één bladzijde een willekeurige regel. Dat overkomt natuurlijk iedereen wel es. Hoewel het vreemd is. Ik blader in de encyclopedie en lees op een willekeurige plaats in de eerste kolom van de rechter bladzijde het woord Nederland. Dus houd ik even stil. De zin luidt: ‘Toen de slavernij afgeschaft was, had deze kolonie voor Nederland zijn waarde verloren.’ Wat is het kieswoord? Linkerbladzijde. Ashanti. Het volgende woord is Ashbee, Charles Robert. Zoals ik zei, Ascham leverde niets op.
70. ‘Ik ging een dag uit vissen, ik voelde mij moedeloos.’ Een van de mooiste gedichten die ik ken. Ik herinner het mij zeker één keer in de maand, soms wel twee keer in een week. Deze dag hecht mij speciaal aan de regel ‘Het woord onder de griffel, herkende ik, was van mij.’ Waaraan herkennen wij het woord?
Aan de gedachte die wij in dat woord gestoken hebben. Woorden en het teken dat zij geven zijn zo aan elkaar verbonden dat zij niet meer van elkaar gescheiden kunnen worden, aldus ongeveer Erasmus in De copia verborum ac rerum. Dat is van 1512, het is pirated - deze roverij is dus van alle tijden - veranderd, heruitgegeven, maar oorspronkelijk geschreven om studenten te Ieren met de pen om te gaan. Het is fout, zegt Erasmus, te denken dat marktkooplui ons onze taal moeten leveren. Wij moeten de taal leren van onze meesters. Onze meester leerde ons de synoniemen... en daar vergiste hij zich even, want synoniemen bestaan eigenlijk niet zegt hij op een andere plaats: elk woord heeft zijn eigen plaats en funktie. Hij vindt, en dat is dan alweer een andere kwestie, dat je niet altijd ook maar moet willen verwoorden de dingen die je zonder schaamte doet, of die je schaamtevol in het verborgene doet of die je niet behoort te doen. Je moet niet alles schrijven. Zo duidelijk is het overigens niet, wat een woord obsceen maakt, waarom is meiere niet obsceen en cacare wel? Beide woorden slaan op dezelfde verrichtingen. Waarom is vulva fatsoenlijker dan cunnus? De voorbeelden zijn van Erasmus.
Het zit 'm niet in de woorden, knik ik bevestigend. (En telkens als ik even knikte dat ik het wist.) Het zit hem toch wel in de woorden, zeg ik na enig nadenken. Het zit hem niet in de woorden, het zit hem in de persoon die je er mee aanspreekt. Je zoekt jouw woorden voor hem uit. Jij weegt hem met het gewicht van de woorden die je hem toevoegt. Jij meet de waarde die je hem toeschat met de maat van je taal; zo werkt beschaving. Ik had op dat moment zelf genoeg van die vrouw die zei dat zij nog niet gevreten had want ik voelde mij daardoor met minachting bejegend. Die op de ander gerichte waarde die het woord krijgt, daar gaat het om. Je biedt jezelf het eerst met je taal aan, zoals de hond eerst zijn hals en daarna zijn achterdelen ter kennismaking presenteert. Hij staat kommunikatie toe. De mens zoekt te bewijzen ‘dat wij het samen wel weten’, hij wil afstand overbruggen, dus schat hij zichzelf, hij schat de ander, hij schat hoe de ander hem schat en hij plaatst het woord. Maar o, hoe verschrikkelijk, daar heeft hij verkeerd geschat, zijn taal was misplaatst, de ander wenst deze graad van gemeenzaamheid niet.
Wij hebben evenals de javanen en zoveel andere volken een ‘hoge’ en een ‘lage’ taal. Evenals er een hoog en een laag javaans is, is er een hoog en een laag nederlands en voor
| |
| |
sommigen heeft de taal zelf nog meer dan slechts twee verschillende nivo's van kommunikatie. Wie deze nivo's niet weet te onderscheiden maakt kommunikatie onmogelijk. Hij is kultureel gezien een klungel. Wat is een klungel? Oorspronkelijk is klungel de naam voor een gekastreerde ezel, maar voor de meeste mensen van nu is een klungel een klungel, zonder dat zij de oorspronkelijke betekenis hoeven te kennen; zo rijk is onze taal wel.
Maar wanneer ik een woord herken als van mij moet ik ook iemand herkennen voor wie mijn spraak het heeft willen vormen. De knaap die in de zwarte spiegelgrond ziet en het woord onder de griffel herkent, herkent de Ander, door en met wie hij spreekt. Hoe eenzaam moet die man Nijhoff geweest zijn. Opeens herinner ik mij ‘De Brug’. Twee overzijden die elkaar vroeger schenen te vermijden, kommuniceren nu en Nijhoff gaat naar Bommel om de brug te zien. Er staat niet, dat hij er ook overheen gaat, wat jij en ik gedaan zouden hebben, hij gaat in het gras liggen om te kijken, schrijft hij. En dat wat op the dream within a dream lijkt wordt opeens opmerkelijk, ja, de kern van het sonnet: hij gaat dan wel niet naar de overkant, maar hij ontkomt toch niet aan de kommunikatie. De stem van de vrouw aan boord van het schip dat door de brug vaart. En wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. Prijs God, zong zij, zijn hand zal u bewaren. Het is de moeite van een reis naar Bommel waard geweest.
71. Het lieveheersbeestje (4). A ladybird! Funny for a crest! Americans would call it a bug. Dit zijn de woorden van majoor Apsley die na de eerste wereldoorlog terug komt uit krijgsgevangenschap en de vingerhoed ziet waar zijn vrouw mee bezig is. Een vingerhoed die een heraldies teken vertoont. Mevrouw Apsley heeft hem van een vijandelijke krijgsgevangene gekregen, die in een hospitaal in Londen verpleegd wordt, de boheemse graaf Psanek. Wat Apsley nog niet door heeft hebben wij dan al met enig leedvermaak zien aankomen: zijn vrouw is in de ban geraakt van de graaf. Het lieveheersbeestje was het helmteken van de voorouders van deze romanfiguur: een verfijnde, krachtige, super beschaafde, gevoelige en geheimzinnige man. En daarmee heb ik dan ook genoeg van Lawrence. Als damesbladverhaal scoort het waarschijnlijk hoge punten in zijn klasse, maar de klasse is niet te pruimen. Er ontwikkelt zich een heel fijne aristokratiese toestand, Apsley ‘ziet af’ van mevrouw en de boheemse graaf houdt zich 's nachts met haar bezig. Overdag naait zij echter ook voor hem: shirts van hele fijne stof waar een lieveheersbeestje op geborduurd moet worden. Zijn familietraditie is namelijk, dat de shirts van de mannen alleen maar genaaid en gewassen mogen worden door ‘a women of our own blood’. Wanneer zij trouwen, door hun vrouw, al is die dan ook niet van het own blood. Een maîtresse is voor het naaien van hemden blijkbaar ook goed genoeg.
Mijn herinnering aan Lady Chatterley is vaag. Ik heb het boek veertig jaar geleden gelezen en ik vond het een hele hoop gezeur, waarvan de moeite van het lezen tenslotte toch wel voluit beloond werd door één en twee, voor die tijd altans machtige erotiese tonelen. Jarenlang heb ik mij met genoegen de scene herinnerd waarin de tuinman door de regen in het bos achter Lady Chatterley aanzit, hij ziet haar witte billen opblinken in de waterdamp, maar tenslotte heeft-ie haar en hij laat haar omvallen, en hebben is hebben. Die twee buttocks, in each hand one. De tuinman weet hoe het moet.
Het kan zijn dat deze scene zich zo in mijn herinnering heeft vastgezet, zonder dat ik het langer dan een derde eeuw geleden precies zo gelezen heb want ik kan het namelijk op het ogenblik niet terugvinden. Ik heb bij iemand het boek geleend en wel een half uur gezocht. Misschien had ik deze keer een gekuiste druk. Misschien ook leggen de jaren vette lagen genoegen over de beelden die toen je ze las toch vrij schraal geweest zijn. Dit zou empiries onderzocht kunnen worden. Tussen
| |
| |
haakjes, mevrouw Apsley is ook alweer een Lady.
Maar Lawrence is hier meer dan een vrij vervelende damesbladauteur. De engelse militair in het verhaal The Laybird gaat - wanneer zij met z'n drieën zijn - even vertellen wat liefde is. Liefde moet multiform zijn, anders is het niet best. ‘All that we suffer from now is that our way of love is narrow, exclusive and therefore not love at all; more like death and tyranny.’
En dan gaat het een ogenblik over de geheiligdheid van de macht. De graaf uit Bohemen legt uit dat hij niet een aristokraat is op erfelijke gronden, maar als een man die van nature aristokraat is. Het is zijn heilige taak om de levens van andere mensen in zijn hand te houden en hun lot te bepalen. ‘But I can never fulfil my destiny till men will willingly put their lives in my hands.’
‘At a certain moment the men who are really living will come beseeching to put their lives into the hands of the greater men among them, beseeching the greater men to take the sacred responsibility of power.’
‘No, I mean that they will at last yield themselves before men who are greater than they; become vassals, by choice.’
Zij moeten vasallen worden. Niet van een erfelijke aristokraat, van een Hohenzollern of een Psanek, glimlachte de graaf - je glimlacht zelf als je de klootzak ziet glimlachen - maar tot de man ‘whose soul is borne single, able to be alone, to choose and to command. At last the masses will come to such men and say, “You are greater than we. Be our lords. Take our life and our death in your hands, and dispose of us according to your will. Because we see a light in your face, and a burning on your mouth”.’
Deze gekozen aristokraat zal dan tegen de mensen die hem gekozen hebben zeggen: ‘If you choose me, you give up forever your right to judge me. If you have truly chosen to follow me, you have thereby rejected all your right to criticize me. You can no longer either approve or disapprove of me. You have performed the sacred act of choice. Henceforth you can only obey.’
Een kleine zijstap is het volgende dialoogje. Vraag: ‘En graaf, zouden vrouwen het recht hebben hun mannen te bekritiseren?’ Antwoord: ‘Only before marriage,’ smiled the count, ‘not after.’
In het openbare leven behoort mevrouw Apsley, oftewel Lady Daphne meneer Apsley toe, maar, zegt de graaf uit Bohemen, ‘In the dark you are mine.’ Daar verschreef ik mij, ik maakte er park van. Lady Chatterley.
Al met al een misselijke story, zelfs niet ongevaarlijk, en boven alles een voorspellend verhaal.
72. Het loodsmannetje van de haaien. Op 14 december 1974 zie je in de kranten een foto van Heinrich Kissinger, die ‘tussen een aantal generaals door’ geloodst wordt. Is dat nodig? Niet voor Heinrich, maar wel voor de loods. Dat is de hufter van Brussel, die op portret moet, met zijn uitgestoken hand aan de bovenarm van Heinrich en de bezorgde uitdrukking op het Adolph Menjon-smoel. Hij moet altijd mensen die hij belangrijk vindt beetpakken. Ass-hole Nixon hand op hand; Heinrich in zijn armen tussen de generaals door loodsend.
73. ‘Arafat go Home!’ Op 10 januari 1975 meldt The Guardian dat, volgens schattingen van regeringsinstanties, 15 à 20.000 joden Israël in 1974 hebben verlaten, waaronder zo'n 5.000 recente immigranten. Tussen 1964 en 1970 maakten de old timers tussen de 30 en 40% van de emigranten uit, in 1974 is hun aandeel onder de emigranten bijna verdubbeld. Israël verlaten heeft iets van verraad, dus er wordt geen ruchtbaarheid aan gegeven. Over de redenen tot emigratie is geen wetenschappelijke studie gemaakt, maar het is geen geheim dat het groeiende pessimisme over de toekomst velen tot emigratie of althans tot een langdurig verblijf in het buitenland bewogen heeft. Van de joodse emigranten uit de Sowjet-Unie ging
| |
| |
in 1973 niet naar Israël 4%, in 1974 17%, in december 1974 zelfs 35%. De meerderheid van de emigranten komt uit het oude Rusland waar de meest geassimileerde joden van de Sowjet-Unie wonen en zij zijn er niet dol op naar Israël te gaan, maar uit de Sowjet-Unie te vertrekken. De meer traditionalistiese joden uit de baltiese staten, uit Bessarabië, Georgië en Bokhara komen, als zij mogen emigreren, bijna uitsluitend naar Israël.
De immigranten uit de Sowjet-Unie blijven in overgrote meerderheid wel in Israël. Van de ongeveer 100.000 die de laatste vier of vijf jaar gearriveerd zijn, is slechts 3½% weer vertrokken. In 1974 was dit percentage nauwelijks hoger dan 4. Van de immigranten uit Noorden Zuid-Amerika, West-Europa en Zuid-Afrika vertrekt echter één op de drie binnen drie jaar, en van die uit Noord-Afrika, die via Frankrijk reizen, één op de zes.
Arafat zal deze cijfers met bevreemding bezien. Als ze dan al vrij zijn om naar Jerusalem te gaan dan doen ze het niet, of ze gaan weer weg. Hij is in Jerusalem geboren, getogen, en er weggejaagd. ‘Arafat go home!’ stond op de borden van de joodse betogers in New York bij het gebouw van de Verenigde Naties. ‘Dat is nou juist wat ik wil!’ zei Arafat verongelijkt. ‘Ik wil niet anders!’ Een jood had niet subtieler kunnen reageren, zei Ischa Meyer lachend tegen mij.
74. Let s.v.p. op de zin waar het woord West-Duitsland in staat. Jij bent niet alléen geprikkeld door Luns, er zijn er meer. Er zijn er nóg meer in Nederland die hem wel net zo lollig en waardig vinden als ‘Vader Abraham’. Mij irriteert hij niet, al ben ik disgusted, mij verbaast, prikkelt en beschaamt, dat hij minister was in Drees-kabinetten en dat de oorzaak van het vallen van doden in onze oorlogen in Indonesië nog niet voor een strafrechtelijke behandeling klaar schijnt te zijn. Maar onze opvattingen vinden de lezers van Maatstaf misschien wat radikaal, daarom vat ik eens samen wat professor Röling in september 1974 in Groningen over die man in Brussel gezegd heeft.
‘Sekretaris-generaal Luns van de navo denkt en spreekt nog steeds in de koude oorlog-taal. Hij moet hier direkt mee ophouden en anders weggaan. Nederland moet niet voorop blijven lopen in de navo en mooi weer met Amerika blijven spelen. Het principe van de heer Luns, “hoe meer wapens, hoe beter”, moet onmiddellijk overboord worden gezet,’ aldus prof. Röling. Röling vindt het mee belangrijk dat Nederland in de navo blijft, omdat anders de mogelijkheid niet ondenkbaar is dat machten als Amerika en West-Duitsland zich gaan misdragen tegenover andere landen. We zouden de bewapening moeten terugbrengen tot een minimum, waarmee we de eventuele vijand nog voldoende afschrikken. Prof. Röling is voorstander van wapens die alleen geschikt zijn voor de verdediging. ‘Wapens, waarmee ook offensief gestreden kan worden, zijn uit den boze.’ Deze overweging moet zijns inziens een belangrijke rol spelen bij de keuze van een opvolger van de Starfighter.
West-Duitsland gáat zich weer ‘misdragen’, daar hoef je niet aan te twijfelen.
75. Amen. Griekenland heeft zich niet na al zijn ellende, die sedert de duitse agressie deze in Wereldoorlog ii met verovering en onderdrukking bekroonde, in 1974 nog eens belachelijk gemaakt. Het heeft het erfelijk koningschap, dat het anderhalve eeuw geleden door het buitenland was opgedrongen, principieel afgewezen. Het heeft de belachelijke moffenzoon die de post weer wilde bezetten op zijn plaats gezet. De man heeft in zijn kampagne God aangeroepen. God, straf hem niet, deze domme jongen was het produkt van een verkeerde moeder, een verkeerde vader, een verkeerde opvoeding en een verkeerde wereld. Geef hem de kans om in een nette schoenwinkel zijn brood te verdienen. Amen.
76. Franz-Joseph in China. De Chinezen zien meer in Franz-Joseph Strauss' - sedert Hitler
| |
| |
onveranderde - vijandschap met de Sowjet-Unie dan in Schmidts poging tot toenadering en ontspanning met Moskou. Niet de bondskanselier maar de rechtse roomse oppositieleider wordt daarom in januari 1975 door voorzitter Mao in China ontvangen.
Als iemand denkt dat ik dat neem, omdat ik de kommunistiese overwinnig in China toegejuicht heb, is hij fout. Met Strauss gaat straks het doek op van het derde bedrijf van het nationaal-socialistiese toneel, geheten Das Heilige Römische Reich Deutscher Nation. Het eerste was het Wilhelminiese bedrijf, het tweede was dat van Hitler, het derde zal dat van Franz-Joseph zijn. De ondertitel luidt: ‘Wij rijden weer het Oostland binnen.’
Tussen haakjes, had Franz-Joseph zijn pistool wel bij zich? En zijn er wel hoeren in Peking? Peking is New York niet!
77. Het nederlandse konsentratiekamp. Een primeur! Wij hebben in 1927, dus nog voordat Hitler aan de macht was, een konsentratiekamp gesticht in Boven-Digul, Nieuw-Guinea, en daarmee is de Verbondsgod van Colijn de Almachtige van Göring toch nog vijf jaar te vroeg af geweest. Begrijp je nu dat de mensen nog durven murmureren en van hun geloof afvallen? God is goed en God is trouw, altijd geweest. In 1660 hebben onze vrome voorouders een overeenkomst mogen bereiken die hun toestand slaven uit Nieuw-Guinea te halen. In 1927 mochten wij dat aan onze zorg toevertrouwde verre land gebruiken om er slaven heen te sturen.
Nederlanders die zeggen, kom, kom, is dat niet wat overdreven, moeten het boek van I.F.M. Salim, Vijftien jaar Boven-Digul, Concentratiekamp op Nieuw-Guinea, uitgegeven bij Contact in 1973, maar lezen. Deze broer van de befaamde Hadji Agus Salim, nu 71 jaar, op het ogenblik verbonden aan de Indonesiese Ambassade in Den Haag, heeft er van 1928 tot 1973 gezeten en schrijft er beheerster over dan wij dat over het algemeen doen ten aanzien van wat wij van de duitsers mochten ervaren. Er is nóg een verschil. Wij gaan straks onder leiding van de duitse generaals de ddr heroveren, Polen en de Oekraine voor de Grote Hufter in Brussel bezetten, maar de indonesiërs zijn niet zo aardig om onder een japanse generaal onze oude kolonie Brazilië voor ons te willen heroveren. Dat is vreselijk onrechtvaardig.
Je kunt van Boven-Digul spreken, maar ook van het banjo en de banjards. Voor de indonesiërs die de onafhankelijkheid van hun land zochten en voor kommunisten was het banjo bestemd. Voor de onverzoenlijken onder hen werd zelfs een tweede-graadskamp dieper in het moeras ingericht.
Hoe was het leven in het banjo? De indonesiërs werden niet doodgeslagen, dat is één. Salim: ‘...in het Digulkamp zijn mishandelingen met de karwats en het loslaten van de groote mier op weerloze menschen overbodig, want ik herhaal: het oponthoud in Boven-Digul is één doorlopende en onophoudelijke mishandeling, waarvan men zich geen voorstelling kan maken, als men er niet geweest is. Waarom ook zou men mensen stompen en slaan, die aangetast zijn door t.b.c. en malaria, die vijftien jaren ontzettend lijden onder gedwongen nietsdoenerij!’
Iederéén kreeg malaria. Salim heeft toevallig vijftien jaar dienst gedaan bij de malaria-bestrijding. Je zou nu zeggen, na 1945 geven wij deze man alles wat iedereen die in een konsentratiekamp gezeten heeft, krijgt. Nee, hij niet. Hij krijgt nog geen stuiver pensioen.
Ze kregen weinig en weinig gevarieerd eten en geen kleren, zij moesten bijverdienen door handel te drijven met de papoea's die ze bereiken konden, zij stierven aan de malaria en ook zonder schiettorens overleefden zij hun ontvluchtingspogingen niet. Maar vergast werden zijn niet, eerlijk is eerlijk. Hoe wijs, geleerd of aanzienlijk zij van huis uit ook konden zijn, zij werden door de eerste de beste Jan Oost uit Borgeropslagen getutoyeerd en moesten u terugzeggen, maar is dat erg? De banjards verdienden als ze werkten ongeveer f 10,50 per
| |
| |
maand, dat was meegenomen. Als hun gevoelens - het schijnt dat zij die hadden - zich daar niet te zeer tegen verzetten konden zij altijd nog hondevlees eten. Dat moesten zij dan maar door ruiltjes van de papoea's zien te krijgen.
Voor de afwisseling een motto van Jef Last bij zijn Digul Wilhelmus (‘Liedjes op de Maat van de rottan’).
‘Volgens een regeeringsbericht waren verschillende bannelingen bereid op koninginnedag het Wilhelmus mede te zingen. De anderen zullen naar een strenger verbanningsoord worden gedeporteerd. Wij vermoeden, dat het Wilhelmus er ongeveer als volgt uitzag’ (ik laat alleen het tweede koeplet volgen).
dat dronk mijn broeders bloed.
de rechter zei, 'k verban je
Hoe heeft het nederlandse volk hier op gereageerd? Buitengewoon onbewogen. Onbewogen kun je niet zeggen in het geval van het petroleumzwijn, Hendrik Colijn. Deze, vernemende dat het kommunistiese kamerlid Sadjono in het konsentratiekamp zat, verhinderde persoonlijk de vrijlating, waar een kans op geweest is. Colijn voerde het volk aan. Lekker laten zitten zei dat deel van het volk dat óf kerkelijk óf kapitaalkrachtig was. Vraag niet wat zij, die beide waren, wilden. Van de kant van de socialisten en de kommunisten zijn voorstellen gedaan tot opheffing van het banjo. Zo was er een motie van die strekking in 1930 van ingenieur Cramer. Daar stemden alle gereformeerden, hervormden, chu-ers en katolieken, staatkundiggereformeerden, enz., liberalen en konservatieven tegen. Alleen de sdap en de cpn waren voor. De meerderheid dacht wat Du Perron in Indies Memorandum parafraseerde
| |
| |
na het lezen van Schoonheyts boek: Boven Digoel (1936). ‘Of wij koloniseren, óf wij koloniseren niet. In het eerste geval is het beter de inlanders onverbiddelijk te tonen, dat wij altijd de baas denken te blijven. Anders sticht men maar verwarring en het geeft maar veel teleurstellingen aan twee kanten.’
78. Leuke ontsnappingen uit het konsentratiekamp. Langzamerhand kennen we de films over ontsnappingen uit de krijgsgevangenenkampen van de rotmoffen wel. Ik ben er ziek van. Waarom niet eens een goede ploeg naar Nieuw-Guinea gezonden om een paar ontsnappingen uit het konsentratiekamp Boven-Digul te filmen? Niet dat er zoveel geweest zijn. In de eerste plaats stond er (art. 230 van het Ned. Ind. Wetboek van Strafrecht) gevangenisstraf op de poging, dat was dus erger dan in Colditz. Als men in handen viel van de papoea's werd men onthoofd en opgegeten. Ik weet niet precies, wat het eerst, maar ik heb een vermoeden.
In 1936 waren er tenminste totaal 11 ontvluchtingen geweest, maar hoe het tot 1943 gegaan is kan ik in het boek van Salim niet nagaan.
79. Waarom, Here, waarom houdt deze man niet es op over deze langvervlogen tijden? Omdat het de tijden van vandaag de dag zijn. De vorige week bestormden de jonge ambonezen het Vredespaleis in Den Haag. Dat zij hier kwamen, dat zij hier zijn zoals zij zijn en dat zij in deze beeldenstorm uitbarstten, danken wij aan Van Heutsz en Colijn en Luns. Waarom noemden de atjehers de ambonees blanda itam (zwarte blanke?) (E. du Perron, Indies Memorandum).
Als jij zegt dat tenminste de eerste twee dood zijn, maakt je stommiteit mij radeloos: er zijn in Nederland nog twee miljoen geestelijke Colijns en Van Heutszen, afgezien van de acht miljoen vleselijke Hufters. Dat lijkt je veel. Dan moet je maar es zien wie na de heer Van Oekel in januari 1975 de populairste nederlander was - en in Den Helder zelfs vóór Van
| |
| |
Oekel. Een steenoude man verzekert mij trots - en dat moest voor de psicholoog zeer merkwaardig zijn - dat hij ‘schreit’ om de ambonezen. Ik antwoord: had liever een beetje geschreid in de tijd van Colijn.
80. Wim mag ook mee. Waarom polariseerde mevrouw van Veenendaal? Omdat zij tegen polarisatie is. De feiten zijn bekend. Mevrouw van Veenendaal heeft met behulp van het ochtendblad De Telegraaf een misdrijf gepleegd. Een misdrijf betekent zelden alleen een strafrechtelijk, het is meestal ook een civielrechtelijk onrecht. De civielrechtelijke kans is behandeld (behalve dan de schade-kwestie die er in zit): het ochtendblad van onze vijand is veroordeeld en ook onze vijand zelf. De ernstige feiten die deze mevrouw zei te kunnen bewijzen kon zij niet waar maken, ook niet nadat van de leugens een flink stuk teruggenomen was. Er zijn geen valse deklaraties ingediend, er zijn geen pensioenpremies achtergehouden, de beschuldigde werkte niet met ‘vreemd geld’, er is geen afluisterapparatuur in openbare gebouwen in Eindhoven geplaatst en er is niets bekend van de diefstal van uiterst geheime Philipsdokumenten. De president van de rechtbank in Den Bosch heeft Van Veenendaal veroordeeld, zoals die van Amsterdam het haar medeplichtige lijfblad deed. Dus waar maken wij ons nog druk over?
Wij maken ons er bezorgd over, dat er nog niet medegedeeld is dat er tegen Van Veenendaal een aangifte en klacht is ingediend terzake van misdrijf. Zolang je het strafrecht bezigt tegen plegers van overtredingen, moet je het zeker toepassen op pleegsters van misdrijven. En, sprekende over misdrijven, wanneer je fietsendieven in het psichopatenasiel stopt, moet je wel even uitleggen waarom je het plegers van laster of smaad niet ook doet. De president van de rechtbank in Den Bosch heeft Van Veenendaal bevolen zich in het vervolg te onthouden van het aantasten in eer of goede naam van Proloog. Daarmee sprak hij uit, dat dit aantasten dus had plaatsgevonden. Vertel mij niet, dat dat niet strafbaar óók is. Die veroordeling in de kosten (525 gulden), dat lappen de jongens van ds'70 wel, die dwangsom van 1000 gulden per keer dat zij recidiveert, zal haar waarschijnlijk wel een poosje koest houden, maar het hoogstbizondere karakter van het strafrecht vraagt méér. Een strafvonnis.
De schade die Van Veenendaal het toch al kwetsbare Proloog aangedaan heeft is niet gering. nrc-Handelsblad publiceert het dagboek 3-10 dec. 1974 van de leider van Proloog, ir. Kommer 't Mannetje. Men kan daaruit allereerst lezen hoe een man in zijn werk werd getroffen door de krachtige smadelijke aanval door de vijand en zijn machtige ochtendblad. Verder ook, hoezeer het debiet van Proloog werd aangetast. Van Veenendaal heeft ook een dagboekje bij nrc-Handelsblad ingezonden. Het is de aanvalsleidster óók niet in de koude kleren gaan zitten, ‘de telefoon ratelt onophoudelijk’, veel partikulieren bellen, ‘veel sterkte wordt mij van vele kanten toegewenst’, ‘drie, vier mensen bieden mij een borrel aan’, er zijn bloemen bezorgd en een banketletter, veel bizonder hartelijke brieven. Het is duidelijk dat Van Veenendaal haar dagboekkans gebruikt om te berichten dat zij niet alleen staat. Om de donder niet. Op 9 december eet zij in het kamerrestaurant met Wim Drees, met wie zij o.a. de Proloogzaak doorpraat. Precies de zogenaamde Vader Abraham: nadat het betere deel van het nederlandse volk uiting aan zijn ontzetting heeft gegeven over het smerige en misdadige karnavalsprodukt ‘De arabieren’ van deze verklede man, verklaart hij tegenover de pers: mijn telefoon heeft roodgloeiend gestaan van de vele adhesiebetuigingen. Net Veenendaal. Het Vader Abraham-effekt werkt ook op Veenendaals partij-bestuur. Volgens de krant van 27 december 1974 meldt de voorzitter van ds'70:
1. | Dat zich sedert de Proloog-affaire nieuwe leden gemeld hebben. |
2. | Dat er financiële bijdragen binnenkomen om de voortzetting van de aanval op Proloog te steunen. |
| |
| |
3. | Dat die aktie zal worden voortgezet door het opnemen van kontakt met de politie-autoriteiten in Eindhoven, en met de bvd. |
In zijn Dagboek zegt de leider van Proloog over de bijeenkomst die door de kro in Hilversum georganiseerd wordt: ‘Ik geef haar inderdaad geen hand.’ Daaruit lees je dat er over gedacht is, en dat het niet geven van een hand een voornemen was. Het was een uitstekend voornemen. Het werd terecht uitgevoerd. Leve de polarisatie!
Terecht ook is Van Veenendaal uit het aanbevelingskomitee ten behoeve van een handtekeningenaktie voor vrijlating van chileense vrouwen en kinderen gezet. Dat is logies: met mij zullen velen zich niet laten overhalen steun te verlenen aan een door Van Veenendaal aanbevolen aktie.
Dat het hoofdbestuur van ds'70 zich achter Van Veenendaal gesteld heeft is ook nuttig. Leve de polarisatie, ingezet door de afscheiding van ds'70-ers uit de PvdA, wegens de roodheid van de PvdA. De PvdA zal er roder van worden, wat nog makkelijk kan, de ekskommunisten worden bruiner en zwarter. Er is iets onomkeerbaars in een afscheiding. Een afscheiding is een definitieve uit-een-zetting, het verlaten van de groep. Mensen vliegen als hemellichamen uit elkaar.
Zoals der Sinn der Welt ausserhalb ihrer muss liegen, ligt de zin van een politieke partij ausserhalb ihrer. Buiten die partij zelf. En dat geldt des te meer voor een kleine partij. Het geldt in sterke mate voor een partij van afgescheidenen van een andere partij. Het geldt in hevige mate van een partij met een teruglopend debiet. Waar kan het meer op van toepassing zijn dan op een kleine partij van afgescheidenen, die snel in omvang afneemt? Ziehier ds'70. Wat een akkumulatie! Wat een afschuwelijke toestand! En wat een afschuwelijke mensen, deze naar rechts vliegende fanaten! Maar kijk uit. De woeste assault van Van Veenendaal is nog niets, vergeleken bij wat ons staat te wachten als zij het leger op hun hand hebben, de neusgatenuitbrekers van de Marine. Heb jij al een onderduikadres?
Men zou zeggen dat er een motief moet zijn voor de vaart die de geestverwanten van Van Veenendaal bezielt. De Brauw vat de laakbaarheid - om een zwak woord te gebruiken - van Proloog zo samen: Proloog ‘stelt zich zeer eenzijdig links op’. Waarom zitten in Chili duizenden mensen in de tot konsentratiekampen veranderde salpetermijnen? Omdat zij iets gedaan hebben waarvan bekend was dat het strafbaar was? Nee. Zij hebben geen misdrijf gepleegd, zoals Van Veenendaal. Zij ‘hebben zich zeer eenzijdig links opgesteld’. Dat wil zeggen, sommigen van hen, van velen is het niet bekend, berecht is nog vrijwel niemand. De mensen van nieuw rechts zijn zo anti-kommunisties dat zij een nederlandse atoombewapening, Luns en een bvd die, zoals ik pas las ‘op de schoot zit bij de cia’, aanvaarden voor hun eindstrijd.
Als andere mensen nu eens geloven dat het kommunisme dan maar geaksepteerd moet worden om gerechtigheid en vrede op aarde te krijgen? En als weer anderen menen dat noch a, noch b juist kan zijn, maar een Derde Weg, waar men genoeg heeft van linkse en rechtse atoomdragende vliegtuigen, de navo, en mannen als Luns en Vader Abraham? Voor de Derde Weg is het goed, dat er gepolariseerd wordt. Laat Van Veenendaal maar barsten en uit woede het heelal invliegen. Mag Wim ook mee? Ja, Wim mag ook mee.
81. De polarisatie als een koepokinenting. In Chili beweert de junta dat hij het land in bloed en slavernij moet dompelen omdat het onder Allende zo'n revolutionaire toestand was. Inderdaad werden in de dagen voor de coup van cia-Heinrich en generaal Pinochet enkele politieke moorden gerapporteerd. Een kleinigheid is, dat zij werden gepleegd door de rechtse knokploegen, zoals Patria y Libertad - maar wie daarop let is een kniesoor. Lange tijd vóór de revoultie vormden de christen-demokraten de balans tussen de demokraties-socia- | |
| |
listen (met een hand vol kommunisten) aan de ene kant en de rechtsen en de militaristen aan de andere zijde. In Chili is de aanwezigheid van zo'n balancerende massa en het gebrek aan inzicht in de tegenstellingen levensgevaarlijk gebleken. Vlak voor de coup polariseerde Chili, de middenmassa schoof naar Pinochet en Heinrich Kissinger, de baskule viel en het doodslaan kon beginnen.
Ik geloof dat deze geschiedenis bewijst - niet, dat er niet gepolariseerd moet worden, maar - dat de Derde Weg van de polarisatie gediend is. De polarisatie schept klaarheid en scherpt het gezicht. Laat het alsjeblieft duidelijk worden wat Van Veenendaal, Vader Abraham en Luns voor mensen zijn. De polarisatie kan afschrikwekkend genoeg zijn om te fungeren als de koepokinenting. Wij hebben nu al wat te pakken van wat ons te wachten staat als zij hun zin krijgen. Het immuniseert ons.
82. En nu de outspan-aktie. Toen het belgiese leger de Kongo in 1960 verliet telde het geen enkele zwarte officier, en evenmin als de belgiese administratie één zwarte ambtenaar van hogere rang.
De portugezen deden het niet beter. Wat zij ook luidkeels beweerden, in 1950 bekleedde in Angola niet meer dan 0.75 percent van de zwarte bevolking de status van assimilado en in Mozambique was dat 0.08 percent. Wat dat betekende? Alleen de negers die assimilado waren hadden het recht op het bezoeken van meer dan een lagere school. Alleen zij mochten deelnemen aan politieke of kulturele organisaties. Alleen zij konden niet worden veroordeeld tot dwangarbeid - de blanken natuurlijk óok niet!
Zeggen dat Angola rijk is, is een understatement uitspreken. Angola heeft ongelooflijke rijkdommen aan olie en ijzererts. Niet dat de bevolking daar tot dusver iets van gemerkt heeft, maar Portugal wist het beter, goed genoeg om er lange tijd de militaire moord en doodslag voor te willen blijven organiseren. Een vroom land, een land dat geliefkoosd werd door de Verenigde Naties, een nato-land naar het hart van de gevaarlijkste en vulgairste man in Europa, ik bedoel in Brussel.
En wie was generaal Antonio Sebastiao Ribeiro Spinola? Een iets wijzere man dan de normale direkteuren van de doodslag, want de traditie van rijkdom verleent ook aan sommige militairen een ekstra wijsheid. Wat het eerste betreft, Spinola werd geboren als zoon van de voornaamste financiële adviseurs van president Salazar. Dat zijn promoties zo nu en dan in een stroomversnelling raakten wordt door zijn kollega's toegeschreven aan zijn ‘erfelijke financiële belastheid’; de generaal was zelf enige tijd bestuurslid van de Champalimand-groep, die een centrale positie had in de ekonomie van Angola, Mozambique en Portugal zelf, de groep die in cement doet zowel als in het bankwezen, de groep die door bemiddeling van Spinola de licentie verkreeg voor de stichting van de nationale staalfabrieken.
Dit betekent dat de big business op een gegeven ogenblik toch maar meer zag in een wat vreedzamere eksistentie van Portugal in Afrika, dan het aloude gappen, met dwangarbeid of doodschieten als daar praatjes verkocht werden.
Het is Spinola uit de hand gelopen, hoera! Maar wat beter is voor Angola is ook beter voor de portugezen. Wij hebben toch iets bereikt, ook wij, door onze Angola-akties. En nu de outspan-aktie. Wat kunnen wij nog verder doen, voor Vietnam bijvoorbeeld, voor Chili, voor de palestijnen, voor Zuid-Afrika?
83. Wie komt daar de trap af en mij tegemoet? Een man die ik niet direkt herken omdat hij, de trap afkomende, wat korter lijkt dan de reus die hij is, en omdat hij een korte, ronde volle baard heeft laten groeien, die zijn gezicht iets geeft van een dedemsvaartse schipper. Als hij voor me staat tenslotte is hij nog iets reusachtiger dan vroeger. Het is Shlomo. Hij heeft mij eerder herkend dan ik hem. Hij heeft een nieuw boek geschreven. Dat is het beste boek over kriminologie dat ooit geschreven is,
| |
| |
zegt hij.
- Je bedoelt, het beste boek dat jij ooit geschreven hebt, zeg ik tegelijk zo hartelijk en zo schamper mogelijk.
- Nee, zegt hij, dit is het beste boek dat überhaupt geschreven is.
- Het beste boek dat je met je nieuwe, op je verjaardag gekregen vulpen geschreven hebt, zei ik om het nog sterker te maken.
Hij moet er alleen maar weer om lachen. Het boek heet... ik ben het vergeten. Mijn ogen vallen op één van de eerste bladzijden. Het motto is Oh, my son, my son, de smartkreet van koning David voor zijn zoon Absolom. Hij heet nu niet alleen meer Shlomo Shoham, maar heeft de naam Giora tussen de twee namen geplaatst en terwijl hij ziet dat ik dat opmerk legt hij er zijn grote vinger op en zegt: ‘dat is de naam van mijn gevallen zoon.’
- Juist, zeg ik.
- Hij was mij van de beide jongens het liefst, zegt Shlomo smartelijk.
- Ik vind het toch wel schandalig dat je, twee zonen hebbend, één daarvan het liefste noemt. Shlomo lacht somber. Hij is somber. Na twee dagen merk ik dat hij het niet meer zo zitten ziet met de wereld. Hij gelooft eigenlijk niet dat Israël het houdt. Ik heb geen enkele zin om nog eens weer met hem over de palestijnse kwestie te gaan praten en laat het erbij.
Wat later heeft hij een goeie opmerking gemaakt in de vergadering. In de pauze denk ik dat ik iets vriendelijks moet doen en ik zeg: - Shlomo, dat was een intelligente opmerking van jou.
- Die van jou was ook zeer clever, antwoordt hij mij hartelijk. Willem, we are brilliant, let's face it! En hij barst in een vrolijk lachen uit. Het verhaal dat hij 's middags houdt snijdt minder hout. Daar komt het volgende in voor: ‘Ik herinner mij nog de tijd dat ik student was, dat mijn professor Martin Buber zei: Het meest praktiese dat er is jongens, dat is een goeie teorie! En daar houd ik het altijd toch maar bij.’
Nou durf ik wel te wedden dat die uitdrukking niet van Martin Buber is, nummer één, en durf ik ook nog wel te wedden dat Shlomo nooit bij Martin Buber gestudeerd heeft. Hij heeft misschien ooit een lezing van hem gehoord. En afgezien daarvan word ik tegenwoordig wantrouwig als mensen zo nodig Buber moeten citeren.
De volgende middag kom ik tien minuten te laat op de middagvergadering, Shlomo vraagt mij, waar heb je gezeten? Ik antwoord, ik heb een middagdutje gedaan. In mijn hotel. Was zij de moeite waard? zegt Shlomo. Hij is er zeker van dat je iemand in zijn maskuliniteit vleit met zulke veronderstellingen. Hij zal nooit laten ze te maken ook al probeer je hem er geen kans toe te geven.
Wat is er met Shlomo aan de hand? Shlomo is een intelligente maar niet overintelligente, een buitengewoon ijverige en toch eigenlijk ongekultiveerde beer, die op deze internationale meetings zich zelf en zijn volk hoog houdt. Dat denkt hij zonder twijfel. Hoger dan hij jou en mij houdt. Hij is niet onvriendelijk, hij is zelfs wel aardig. Maar het aangrijpendste is, dat hij helemaal niet in zijn volk gelooft, evenmin als ik in het mijne. Voor mij echter is het niet nodig. Ik wil morgen ook wel belg zijn.
84. Vriendelijker klinkt aardiger. Een opinieonderzoek eind 1974, wees uit dat van de israeliese bevolking 48 procent niet aan verder terugtrekken uit het veroverde egyptiese gebied wil denken. Daar staat 38 procent tegenover dat ontruiming tot de grenzen van 1967 aanvaardbaar vindt.
Dit lijkt al een sterk argument om dan maar terug te trekken uit de bezette gebieden, maar er is nog iets anders. Hebben de niet-joodse oorspronkelijke bewoners van Palestina mee mogen stemmen? Nee.
- Ze zouden een beetje gek zijn daar in Tel Aviv! zeg jij.
- Ja, dat zijn ze ook. Misschien is blind een vriendelijker woord.
85. Hoe joods ben ik zelf? Een man die voor
| |
| |
erg geleerd wil doorgaan en dat goed voor elkaar gekregen heeft, zegt het volgende: ‘Voor de palestijnen die in de kampen buiten Palestina geboren zijn, geldt jouw argument dat zij “terug” moeten niet: zij zijn er nooit geweest.’ Hij bedoelt wat hij niet uitspreekt, want slim is hij ook wel: ‘En zolang wij betere vliegtuigen, napalm, tanks, soldaten en veldheren hebben, zullen zij er nooit komen ook.’ Dat laatste is geen vrucht van geleerdheid, het is wel waarschijnlijk: zolang Israel inderdaad betere veldheren en vliegtuigen en napalm en tanks en soldaten heeft. Daar hoeven wij dus niet over te praten. Het eerste argument schijnt wél een overdenking waard.
Hoe kun je met recht over terugkeer spreken bij in de buitenlandse kampen geboren palestijnen? Die vraag mag ook een beetje ingewikkelder gesteld worden: waarom mag Mahmoud die in 1948 in een kamp in Libanon geboren is, niet naar het land dat zijn ouders en grootouders bewerkt hebben en waar zij op woonden, en een man die in 1910 in Koevorden geboren is, waar ook zijn ouders en grootouders woonden, wel? Het antwoord dat je van de zionisten krijgt is: de voorouders van die man uit Koevorden hebben tweeduizend jaar geleden in Palestina gewoond. Daarop kun jij dan zeggen: laten we aannemen dat die meneer Van der Beugel uit Koevorden van het jaar nul af in 't geheel twee miljoen voorouders gehad heeft. Daarvan hebben er in totaal misschien wel tien, misschien ook wel duizend in Palestina gewoond. Ik zeg misschien. Misschien geldt datzelfde voor meneer Mahmoud, die in het kamp geboren is. Waarschijnlijk echter ligt het aantal voorouders van meneer Mahmoud, dat sedert het jaar nul in Palestina gewoond heeft, wel tegen de twee miljoen.
Hoe weet Van der Beugel zo zeker dat hij zijn ancestrale spoor kan navolgen van Koevorden (19de en 18de eeuw?) via Duitsland (17de - 14de eeuw?) Polen (13de - 10de eeuw?) Rusland (9de - 6de eeuw?) Georgië (5de - 3de eeuw?) Perzië (2de - 1ste eeuw?) naar, pats, boem! een tuintje op de olijfberg in het jaar nul? Iedereen die je zoiets wil wijsmaken is een bedrieger, en aan het onderzoek naar dit vrome bedrog moet de voorrang gegeven worden. O, het bedrog is vergeeflijk, als je nagaat wat Hitler en de nsb-burgemeester in Nederland en de sekretaris-generaal die geen nsb-er maar nog erger was, en de Joodse Raad samen gedaan hebben om mensen voor hun verdere leven, dat overigens bedoeld was nog maar kort te duren, tot joden te benoemen. Jij hebt ze verneukt, de Joodse Raad en burgemeester van Maasdijk en meneer Frederiks en Adolf Hitler, maar ikzelf, waarom ben ik minder joods dan jij? Hoe joods ben ik zelf? Omdat ik toevallig door de mazen van de administratie van deze troep rotzakken heenviel, doordat de bewijsbaarheid van mijn eventuele joodse voorvaderen toevallig net iets verder wegligt dan bij jou? Misschien heb ik ook helemaal geen joodse voorvaderij hoor, god mag het weten - wacht even, op hem komen we nog terug - maar dat is mogelijkerwijs bij jou ook zo. Stel dat jij Kaplan heet en dat ik bewijzen kan dat die Kaplans van jouw geslacht eigenlijk moabieten geweest zijn, die in het jaar nul in Diban leefden? Het is namelijk erg door mekaar gaan lopen met die uittochten en volksverhuizingen van de hebreeuwse stammen. Halt, stop, er bestaat een Kaplanian wiens grootvader in Turkije geboren is. Dat ‘ian’ is trouwens in het armeens ‘zoon van’, zoals Petrossian zoon van Petrus betekent. Er blijkt van alles mogelijk te zijn.
Ik wil mijn meer valse dan geleerde opponent over wie ik begonnen ben echter wel de benefit of the doubt schenken, om hem nog het laatste woord te laten uitspreken: ‘Het is God, die dat land aan het volk van Israël beloofd heeft.’
Daar heb ik niet bij stil gestaan. Ik heb er inderdaad nog maar nauwelijks iets tegenin te brengen. Een later woord is er niet. Ja, ik zou meneer Van der Beugel in Jerusalem (voorheen te Koevorden) misschien kunnen zeggen: Als er iemand is die u, meneer Van der Beugel
| |
| |
uit Koevorden, Jerusalem beloofd heeft, dan moet die persoon gedagvaard worden wegens opruiing tot roof en moord, en veroordeeld. Je rilt er van als je leest dat een woestijnstam duizenden jaren geleden ook geloofde dat iemand hun Jericho en Ai beloofd had, en kijk maar wat er gebeurde: de scherpte des zwaards ging over de mensen wier land uitgeloofd was. Begin je alwéer zo, Van der Beugel? En durf je de naam van God te noemen?
86. Terreur. Als Heinrich K. en Asshole N. in 1972 Hanoi met 20 eenheden Hiroshima-geweld bombarderen om de Noord-Vietnamezen tot het tekenen van een verdrag te krijgen is dat terreur, maar wanneer nette mensen zoals jij over terroristen spreken, doelen zij niet op Heinrich en Asshole. Er zijn inderdaad twee soorten terreur. Er is de terreur van de upperdog en die van de underdog.
De terreur van de underdog is die van de zelfmoord. Zelfmoordenaars zijn vaak mensen die welhaast moeten denken dat zij de strijd niet meer kunnen winnen, maar die in hun ondergang dan toch nog wel zoveel schade aan hun vijand willen toebrengen als zij kunnen. Zo zijn de vrouw die haar man ‘vermoordt’ door zichzelf te doden, de zoon die zich voor de deur van zijn vader ophangt, underdogterroristen. En toon mij nu maar aan dat de vader en de echtgenoot hun lot altijd niet verdienen. ‘Maak mij dan maar af, zegt de terrorist, ik zal je er zelfs een laatste motief voor geven.’
Is het zinloos? Ik weet het nog niet. Is het zinvol om na met moeite geboren te zijn, te moeten sterven? Als de duitsers de oorlog gewonnen hadden was de bezetting een inlijving geworden en misschien hadden de duitsers ons in Oostland, waar wij, onder de leiding van ir. C. Staff, de minister van Defensie in een Drees-kabinet, hadden moeten gaan wonen, wel mooiere ziekenhuizen en universiteiten en betere ziekenfondsen en zwembaden gegeven dan we nu hebben. Toch was ik dan liever dood gegaan. En ik zie niet in dat het perfide zou zijn te wensen dat er voor straf nog miljoenen duitsers meer gekrepeerd zouden zijn dan er gekrepeerd zijn. Ja, als de oostlandlieden hun zin gekregen hadden en de nederlanders en bloc naar Oostland hadden moeten trekken zou mij niet veel minder dan een waterstofbom op het Roergebied als een redelijke vereffening zijn voorgekomen.
87. Vandaar het woord opsodemieteren. Frank Giles sprak met de burgemeester van Bethlehem, een kristelijke arabier, en die verzekerde dat de meerderheid van de arabiese bevolking in de West Bank daar een palestijnse staat zouden willen hebben. Zij zien de Palestijnse Bevrijdings-Organisatie als de vertegenwoordiging van hun volk.
Wacht even, zei een kristen. Ik denk dat de gereformeerde en hervormde ouderlingen in de West Bank maar eens flink op huisbezoek moeten, want geloven de kristenen daar dan niet dat alle joden tegen het einde der dagen weer naar het huis van hun vaders terug moeten? Wat is dat voor een onortodokse slapheid daar in de kristelijke gemeente van Bethlehem? Een ‘Dordrecht’ is nodig, een ‘Assen’, of welke synode dan ook, naar Sodom met die dwaalleraren!
|
|