Maatstaf. Jaargang 23(1975)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Jaap Harten Gedichten Flits van een engel in het keukenlicht Rommelend met potten & pannen tijdens dit winterse schemeruur - John Lennon op de radio en daarna het nieuws - maak ik een maaltijd voor je. ‘Imagine there 's no heaven’, dus neem het er hier maar van: biefstuk v/d haas, snijbonen, appelmoes in een gebarsten kom & fruit. Wanneer ik het vlees gezouten heb en de tafel gedekt krijg ik opeens die duizendpotige kriebel in mijn hersens en een tekort aan adem. Zo was het ook de allereerste keer: poëzie die de kop opsteekt bij een gaspitje: een engel die sneeuwt tegen vuur en beter weten in, schittert en dan verdwijnt door de schoorsteen. De koffergrammofoon uit de hongerwinter was het enige wapen dat ik had tegen het calvinisme van mijn inwonende tante die ouderwets zat te treuren of bladerde in haar krakende bijbel om ons jongens te troosten met een [pagina 52] [p. 52] stichtelijk woord. Zij las: ‘Niets hebbende, alles bezittende’ (2 Cor. 6:10) en gluurde ondertussen naar de stamppot die mijn moeder van bieten had gemaakt. ‘Slaat den gehaten mof op zijn kop!’ riep Wilhelmina via de illegale zender, maar wij dronken gewoon surrogaat-koffie en onze dienstmaagd naaide met den mof. Ik had op zolder mijn mythische wereld zonder Wagner of Lohengrin met zijn zwaan. Ik draaide platen van Zarah Leander, door mijn tante die het geluid soms opving tot bas met buste gebombardeerd. Ik reed op een fiets met houten banden en neuriede de verboden muziek van de vijand die kapotging in Rusland. Ik dacht aan geen dood; ik was 14 en geil. Valentijndag deze roos wordt aangeboden door Uw keurslager J. Hoogenboezem Zulke regels kan je laten staan als ‘ready-made’ een roos bij de tartaar, het is te gek; Valentijndag op 14 februari. Ik sta in de wind bij de deur van mijn slager het scherpe getjilp van de winter doet pijn en herinnert me aan onze eerste krankzinnige kus: mijn blozen was sterker dan alle rozen jouw ogen tuitten als een bruid, twee pubers in oorlog: ein Frühling ohne Ende. De tollende kinderen op het trottoir kijken even verbaasd naar mijn tranen en gaan dan weer verder met hun spel. Er is op straat veel dat men niet kan vragen wel hoe laat en hoe ver maar niet hoe eindeloos dronken het vlees tot roos wordt. Vorige Volgende